ECLI:NL:RBNNE:2015:385

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
19.614021-09
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot geldboete voor medeplegen van witwassen van onroerend goed en hypothecaire lening

Op 16 januari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen. De verdachte, die onvindbaar was en geen bekende woon- of verblijfplaats had, werd veroordeeld tot een geldboete van € 9.000. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen in de periode van 1 februari 2005 tot 17 april 2009 betrokken was bij het verwerven van een woning en een hypothecaire lening, waarbij gebruik werd gemaakt van valse documenten. De verdachte had een hypotheek aangevraagd en verkregen voor de aankoop van een woning, terwijl hij nooit in dienst was geweest bij de opgegeven werkgever. Dit leidde tot de conclusie dat de hypothecaire lening en de daarmee verworven woning afkomstig waren uit misdrijf, wat resulteerde in de veroordeling voor witwassen. De rechtbank hield rekening met het lange tijdsverloop tussen het feit en de berechting, maar oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. Gezien de omstandigheden werd echter gekozen voor een geldboete in plaats van een werkstraf, omdat de verdachte onvindbaar was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 19/614021-09
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 januari 2015 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van (onder meer) 30 april 2014, 13 november 2015 en 6 januari 2015.
Verdachte is niet in persoon verschenen; wel is verschenen M.G.J. Smit, advocaat te Rotterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. de Jong.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2005 tot 17 april 2009, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2], althans in Nederland, op verschillende tijdstippen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten de woning gelegen aan de [pleegplaats 2] en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van 233.000 euro (in verband met de aankoop van die woning, inclusief een bouwdepot van 20.000 euro), althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

Procesverloop

Bij uitspraak van 29 oktober 2012 heeft de Rechtbank Assen het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de zaak verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep tegen deze uitspraak ingesteld. Bij arrest van 12 december 2013 heeft het Gerechtshof Leeuwarden-Arnhem, locatie Leeuwarden, voornoemde uitspraak vernietigd en de zaak naar de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, terugverwezen, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat indien witwassen een voorwerp betreft dat uit eigen misdrijf afkomstig is en het voorhanden hebben daarvan wordt verweten, in beginsel van de witwasser een handeling wordt gevergd die erop gericht is zijn criminele opbrengst veilig te stellen. In dergelijke gevallen moet sprake zijn van een gedraging die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Aan deze voorwaarden is in casu niet voldaan. Het verkrijgen van de hypotheek en het aankopen van de woning dient gezien te worden als één feitelijke handeling. Het doel is altijd geweest het kopen van die woning. Van een specifieke gedraging gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van een voorwerp is geen sprake. De raadsman verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 2013 [1] .
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 augustus 2007, opgenomen op pagina 87 e.v. van dossiernummer PL0490/205F-JUS-029-03, d.d. 4 oktober 2010, inhoudende de verklaring van [persoon 1], namens [bedrijf 1]:
Ik ben als Senior Medewerker Veiligheidszaken, werkzaam bij [bedrijf 1], in Nederland gevestigd op het [adres 1] en als zodanig bevoegd tot het doen van aangifte.
Op 22 december 2004 is er een offerte uitgebracht aan de heer [verdachte] en [mevrouw]
voor het aangaan van een hypotheek op de woning [pleegplaats 2]. Het hypotheekbedrag is € 223.000,- euro en in dit bedrag zit ook een bouwdepot van € 20.000,-.
Bij de aanvraag van de hypotheek overhandigden de betrokkenen een
werkgeversverklaring van [bedrijf 2] gevestigd aan de [adres 2]. Deze werkgeversverklaring is ondertekend door [persoon 2]. Ook overhandigen ze een inkomstenverklaring van [bedrijf 2]. Tevens werden er bankafschriften bijgevoegd, waarop de loonbetalingen te zien waren van het [bedrijf 2]. Ook overhandigden ze [bedrijf 1] een arbeidsovereenkomst van het bedrijf [bedrijf 2], hierop is te lezen dat [verdachte] vanaf 9 augustus 2004 in vaste dienst zou zijn bij dit bedrijf.
Op 07 februari 2005 is de akte gepasseerd van de woning [pleegplaats 2] bij [notaris]
Bij controle van het dossier is mij gebleken, dat het bouwdepot is uitbetaald aan de hand van een nota van het bedrijf VER-BOUW, gevestigd aan de [adres 2]. Dit was een bedrag van € 20.134,80 voor het plaatsen en leveren van een keuken en een badkamer. Het bedrag is uitbetaald op de rekeningnummer van [verdachte] en niet op die van VER-BOUW. Het viel op dat het bedrijf VER-BOUW gevestigd is op hetzelfde adres als [bedrijf 2].
Tevens is het ernstige vermoeden gerezen dat genoemde personen geschriften (werkgeversverklaringen en loonstrookjes) zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, heeft vervalst dan wel heeft gebruikt, kennelijk met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken. [bedrijf 1] had voornoemde hypothecaire leningen nooit geoffreerd en verstrekt als zij had geweten dat de verklaringen rondom het dienstverband en inkomen vals waren geweest.
Een schriftelijk stuk. opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een model-werkgeversverklaring van werkgever [bedrijf 2] te Breda.
Naam werknemer [verdachte]
Adres werknemer [adres 3]
Postcode en [woonplaats]
In dienst sinds 09-08-2004
Functie ploegleider
De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst
Zijn er voornemens het dienstverband
binnenkort te beëindigen? nee
1. Bruto jaarsalaris € 32016.00
2. Vakantietoeslag € 7414,00
8. Totaal € 41430,00
Ondergetekende verklaart namens de werkgever dat alle gegevens naar waarheid zijn ingevuld.
Naam ondertekenaar [persoon 2]
Getekend te Breda d.d. 26-11-2004
Handtekening + firmastempel [2]
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 110 van voornoemd dossier, inhoudende:
Een arbeidsovereenkomst van [bedrijf 2] te Breda en [verdachte], d.d. 2 augustus 2004
De ondergetekenden,
[bedrijf 2], gevestigd te Breda (hierna werkgever) en [verdachte] (werknemer) wonende [adres 3]. [woonplaats] verklaren de arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
1.Tijdsduur/functie
(..)
2.Aard van de werkzaamheden
Werknemer zal als ploegleider voor [bedrijf 2] werken. Verder zal hij/zij alle werkzaamheden verrichten voor zover en zolang bedrijfsomstandigheden dit vereisen. De werktijden worden in onderling overleg vastgesteld. De gemiddelde werktijd per week bedraagt 40 uur.
3.Beloning
Het bruto salaris is per 4 weken € 2784,65 bij een werkweek van 40 uur.
De mogelijkheid bestaat dat in overleg dit beloningsstelsel wordt herzien.
In tweevoud opgemaakt te Breda 02-08-2004.
Handtekening werknemer Handtekening werkgever
Handtekening handtekening
[verdachte] [persoon 2]
(Directeur)
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudende:
Een salarisspecificatie over periode 12 van 2004 (1 november tot 2 november) van [bedrijf 2], betreffende [verdachte], van een netto loonbedrag van € 1669,48.
Een schriftelijke stuk, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een bankafschrift op naam van [verdachte], met bijschrijving loon periode 11 van [bedrijf 2], ten bedrage van € 1.669,48.
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een hypotheekofferte van Kombin bv aan [verdachte]. Bedrag lening: EUR 223.000,00, met als eerste zekerheid te vestigen op het perceel grond met woonhuis en toebehoren gelegen aan de [pleegplaats 2]
AKKOORDVERKLARING
Datum : 23-12-2004
Handtekening : handtekening
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een koopakte bestaande eengezinswoning op het perceel [pleegplaats 2], ondertekend op 13 december 2004 door de verkoper en op 15 december 2004 door de koper, [verdachte].
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 146 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
de volgende hypotheekakte:
Heden, zeven februari tweeduizend vijf, verschenen voor mij, [notaris] te Hoorn:
1. [persoon 3], handelende als mondeling gevolmachtigde van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1], hierna te noemen: [bedrijf 1]
2. [persoon 3], te dezen handelend als schriftelijk gevolmachtigde van:
De heer [verdachte], hierna te noemen: de schuldenaar.
LEN1NG
De schuldenaar verklaarde wegens van [bedrijf 1] ter leen ontvangen gelden hoofdelijk schuldig te zijn aan [bedrijf 1] een bedrag van TWEEHONDERD DRIEENTWINTIGDU1ZEND EURO (€ 223.000,00). [bedrijf 1] verklaarde de hiervoor vermelde schuldbekentenis te aanvaarden.
HYPOTHEEKSTELLING EN VERPANDING
Tot meerdere zekerheid voor:
a. de betaling van de schuld ad TWEEHONDERD ZEVENTIG DUIZEND EURO
(€ 270.000,00), (..)
bij deze aan [bedrijf 1] die van de schuldenaar aanvaardt
het recht van eerste hypotheek op het hierna te omschrijven onderpand:
- het woonhuis met garage, ondergrond, erf, tuin en verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend [pleegplaats 2], (..)
Deze akte is verleden te Hoorn op de datum aan het begin van deze akte vermeld. Vervolgens is deze akte, onmiddellijk na beperkte voorlezing, door de verschenen personen en vervolgens door mij, notaris, ondertekend, om vijftien uur veertig minuten
(Volgt ondertekening)
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 143 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een factuur van Ver-Bouw BV voor [verdachte] ten bedrage van € 20.134,80, betreffende verbouwing keuken, badkamer, met declaratielijst:
Omschrijving: Wij danken u voor het akkoord gaan met de Factuur.
a. a) Het leveren plus plaatsen van een nieuwe keuken € 10.400,-
b) Het renoveren van de woonkamer en de badkamer € 6.520,-
Aanneemsom € 16.920,-
Totaalbedrag excl. B.T.W. € 16.920,-
B.T.W. 19% € 3.214,80
Totaalbedrag € 10.134,80
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 25 maart 2010, opgenomen op pagina 284 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 2]:
Het uitzendbureau dat ik op naam heb gekregen was [bedrijf 2] en die was gevestigd te Breda. [persoon 4] regelde alle documenten. Ik hoefde slechts een handtekening op formulieren te zetten. Ik moest bijvoorbeeld een handtekening zetten op werkgeversverklaringen. Dat zijn de documenten die mij in oktober 2009 door uw collega's al zijn getoond. Ik heb mij door [persoon 4] laten vertellen dat die mensen allerlei klusjes werk deden binnen de bouwwereld. Ik heb echter nooit gezien dat zij ook daadwerkelijk aan het werk waren en ik heb nooit iemand opdracht gegeven om bepaalde werkzaamheden uit te voeren.
De rechtbank overweegt op grond van de weergegeven standpunten en de bewijsmiddelen als volgt.
Verdachte heeft voor het verkrijgen van de hypothecaire lening documenten gebruikt die niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Zo heeft hij bij de aanvraag daarvoor een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] overgelegd, terwijl hij nimmer bij deze werkgever in dienst is geweest. De rechtbank leidt dit af uit de gegevens van het UWV en de Belastingdienst en de verklaring van [persoon 2]. Ook is een salarisspecificatie over periode 12 van 2004 (1 november tot 2 november) van [bedrijf 2] met de aanvraag meegezonden, terwijl hij geen recht had op salaris.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft [bedrijf 1] een hypotheekofferte uitgebracht, welke door de verdachte is geaccepteerd. De bank heeft daarop een hypothecaire lening verstrekt voor de aankoop van de woning aan de [pleegplaats 2]. Na aankoop van genoemde woning door de verdachte is op 7 februari 2005 ten overstaan van de notaris zowel de hypotheekakte als de transportakte gepasseerd en is de verdachte eigenaar geworden van het onroerend goed. Het bouwdepot ad € 20.000,- is door bank op verzoek van verdachte volledig aan hem overgemaakt.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van witwassen overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft op basis van valse documenten geld geleend van [bedrijf 1] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte bij het verkrijgen van deze hypothecaire lening een misdrijf gepleegd, in casu valsheid in geschrift. De aldus verworven hypothecaire lening heeft de verdachte onmiddellijk, dat wil zeggen rechtstreeks, uit het misdrijf verkregen. Op grond van genoemde hypothecaire overeenkomst heeft de verdachte de beschikking gekregen over een geldbedrag van 233.000 euro, inclusief een bouwdepot van 20.000 euro. Hoewel hij dit niet in handen heeft gehad, kan gezegd worden dat hij dit geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Dat verdachte niet de vrije beschikking had over het geld en het geld niet naar eigen inzicht kon besteden, maakt dit niet anders. Als zodanig is ook dit geldbedrag onmiddellijk uit misdrijf verkregen.
Met dit geldbedrag is vervolgens de woning op het [pleegplaats 2] betaald door overdracht van het geld door tussenkomst van de notaris aan de verkoper van deze woning. Genoemde woning is daarmee eigendom geworden van de verdachte en aldus heeft hij deze woning verworven en voorhanden gekregen. Als zodanig is de woning middellijk, dat wil zeggen niet rechtstreeks, afkomstig uit misdrijf.
Wat aanvankelijk werd verkregen uit misdrijf (de hypothecaire lening en daarmee de aanspraak op een geldbedrag) heeft uiteindelijk geleid tot een volwaardig en legaal eigendomsrecht op de woning, waarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake is witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van witwassen tot de datum van aangifte door [bedrijf 1] Op dat moment werd de criminele herkomst van de voorwerpen onthuld.
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank niet tot integrale vrijspraak van de verdachte zal overgaan, verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak voor het horen van de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen en het voegen van het dossier Beeruil. De rechtbank heeft dit verzoek ter terechtzitting van 30 april 2014 reeds gemotiveerd afgewezen. De raadsman heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan thans anders zou moeten worden beslist. De geruchten waarnaar de raadsman heeft verwezen, inhoudende dat Beeruil boven water zou zijn, zijn door het Openbaar Ministerie gemotiveerd bestreden.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 februari 2005 tot 27 augustus 2007 in Nederland, op verschillende tijdstippen, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten de woning gelegen aan [pleegplaats 2] en een hypothecaire geldlening en een geldbedrag, te weten ter hoogte van 233.000 euro (in verband met de aankoop van die woning, inclusief een bouwdepot van 20.000 euro), heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn medeverdachten wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van witwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf van 190 uren, subsidiair 95 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft daarbij onder meer rekening gehouden met het zeer lange tijdsverloop tussen het feit en de berechting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een veroordeling zal overgaan, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, gepleit voor matiging van de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het over hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Verdachte heeft samen met anderen, met gebruikmaking van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie, een hypotheek aangevraagd en verkregen voor de aankoop van een woning. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit, gelet op de omvang van het witwassen en uitgaande van de oriëntatiepunten voor fraude/witwassen van het LOVS, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet echter op het aanzienlijke tijdsverloop tussen het feit en de berechting, acht de rechtbank in plaats daarvan in beginsel een taakstraf aangewezen.
Van een overschrijding van de redelijke termijn zoals door de raadsman is bepleit is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank overweegt daartoe dat het gaat om een groot onderzoek, met een groot aantal verdachten. De zaken zijn in juni 2010 bij de rechtbank aanhangig gemaakt. In juni 2011 heeft een regiezitting plaatsgevonden en in de periode april 2012 tot en met september 2012 is nader onderzoek uitgevoerd. In oktober 2012 heeft de toenmalige Rechtbank Assen uitspraak gedaan, welke uitspraak in de zaken van 26 verdachten in december 2013 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is vernietigd. Vervolgens heeft de rechtbank in april en juli 2014 opnieuw regiezittingen gehouden en zijn deze 26 zaken alle inhoudelijk behandeld op een aantal terechtzittingen in november 2014. Van onnodig stilzitten is derhalve geen sprake.
Wel moet geconstateerd worden dat er sinds het plegen van het strafbare feit veel tijd is verstreken. Als gezegd brengt de rechtbank dit tot uitdrukking in de keuze voor de strafmodaliteit.
Bij de bepaling van de hoogte van de werkstraf neemt de rechtbank als uitgangspunt de hoogte van het witgewassen geldbedrag. De rechtbank acht bij een fraudebedrag van tussen de 150.000 en 250.000 euro voor het witwassen van één woning, zoals in casu aan de orde, een werkstraf van 160 uur in beginsel gerechtvaardigd. Gelet echter op de omstandigheid dat verdachte onvindbaar is gebleken en van hem geen (adres)gegevens bekend zijn, zal de rechtbank de in casu op te leggen taakstraf omzetten naar een in omvang evenredige geldboete, te weten een geldboete van 9.000,- euro.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 47, en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een geldboete ten bedrage van € 9.000 (zegge: negenduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 80 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en mr. J.Y.B. Jansen, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 januari 2015.

Voetnoten

2.Deze arbeidsrelatie is niet bekend bij het UWV en de belastingdienst, zie respectievelijk, pagina 414 e.v. en 327 e.v. van voornoemd dossier.