ECLI:NL:RBNNE:2015:3937

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
18.930221-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van man voor ontuchtige handelingen met minderjarig buurmeisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 augustus 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarig buurmeisje. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.P. Eefting, werd beschuldigd van het betasten van de borsten en de vagina van het slachtoffer, een 11-jarig meisje dat autistisch is en functioneert op het niveau van een vierjarige. De feiten vonden plaats tussen 1 en 3 juli 2014, toen de verdachte met het slachtoffer en zijn eigen kinderen naar een crossbaan ging. Het slachtoffer heeft verklaard dat de verdachte haar op ongepaste wijze heeft aangeraakt tijdens het ravotten.

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op het ontuchtige karakter van zijn handelingen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de handelingen van de verdachte, ongeacht zijn intenties, in strijd zijn met de sociaal-ethische normen en dat de bescherming van minderjarigen voorop staat. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van 100 uren.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 661,28 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen seksuele handelingen van volwassenen en de verantwoordelijkheid van volwassenen in hun omgang met kwetsbare kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/930221-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
10 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 juli 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Eefting, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.R. Eland.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 3 juli 2014 te
[pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] , (in elk geval) in de gemeente Noordenveld, met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren
nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, bestaande uit
- het betasten/bevoelen van haar (met kleding bedekte) borsten
- het betasten/bevoelen van haar (met kleding bedekte) vagina.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft aangeraakt bij de borsten en de vagina terwijl hij met haar aan het ravotten was. Verdachte is daarmee een grens overgegaan. De intentie van verdachte bij het plegen van die handelingen doet niet ter zake.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het slachtoffer op een verkeerde manier heeft benaderd door met haar te gaan ravotten. Ravotten op zich is echter geen ontuchtige handeling. Het had ook geen seksuele lading voor verdachte. Verdachte heeft wel de borsten en de vagina van het slachtoffer aangeraakt, maar hij had geen opzet op het ontuchtig karakter daarvan.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2014, opgenomen op p. 9 e.v. van dossier nummer 2014053405 d.d. 8 oktober 2014, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [aangever] :
Ik ben de moeder van [slachtoffer] ; zij is 11 jaar oud. Zij is autistisch en heeft een verstandelijke beperking. Ze fungeert op het leeftijdsniveau van een vierjarige. [slachtoffer] was op 3 juli 2014 iets na 18:30 uur weggegaan met [verdachte] . De autorit ging van [pleegplaats 1] naar [pleegplaats 2] naar de crossbaan. [slachtoffer] kwam thuis en ging op haar stoel heen en weer zitten wiegen. Kort daarna ging ze onder de douche, dat is mijn 1 op 1 moment met haar. Ze vertelde mij: "Mama, ik wil niet meer met de buurman mee." Ik vroeg haar waarom niet. Ze zei dat de buurman aan haar gezeten had. Ik vroeg haar waar de buurman aan haar had gezeten. Ze wees naar haar borsten en plasser. Ze vertelde me dat het buiten haar kleren was. Die vrijdagmiddag heb ik het nog besproken met haar. Ik vroeg haar voor te doen bij mama wat de buurman bij haar deed. Dat wilde ze niet, maar wel bij zichzelf. Ik zag toen dat zij met haar hand over haar borsten wreef en tussen haar benen in haar kruis ter hoogte van haar schaamstreek. Hierbij maakte ze op en neer gaande bewegingen met haar hand. Zij vertelde dat het op de motorcross in [pleegplaats 2] was geweest.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2014, opgenomen op p. 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] :
Buurman heb aan mijn borsten gezeten en hieraan gezeten (wijst naar haar kruis) bij de crossbaan. De buurman heeft twee keer aan mijn borsten gezeten met zijn handen. Dit was op de kleren. Ik zei niet leuk. Hij heeft drie keer aan mijn kruis gezeten met zijn handen. Die hand ging op en neer bewegen. Ik had een broek aan. De buurman was met zijn hand op mijn broek.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 2 oktober 2014, opgenomen op p. 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Op een dinsdag in juli 2014 vroeg mijn zoon of we met de rangerover naar de crossbaan gingen. Het buurmeisje, [slachtoffer] , wilde wel mee. We gingen met z'n vieren naar de crossbaan tussen [plaats] en [pleegplaats 2] . Ik heb mijn buurmeisje [slachtoffer] een por gegeven, haar beet gepakt en uitgekieteld. [slachtoffer] zei: "Niet doen buurman". Ik ben te ver gegaan. [slachtoffer] is een autistisch meisje. Ze is 11 of 12 jaar oud. Het was op een dinsdag, volgens mij 1 juli 2014. Het was buiten de auto. Ik stond achter haar. Mijn armen om haar heen, proberen haar op te pakken, ravotten. Ik heb haar overal aangeraakt, bij haar borsten en tussen haar benen, met mijn handen en armen. Ik heb het over de kleren gedaan. Ik heb haar borsten en kruis aangeraakt tijdens het ravotten. Ik heb haar in feite onzedelijk betast. Ik had 1 hand bij haar borst en 1 hand bij haar kruis. Het is heel goed mogelijk dat het zo gegaan is als [slachtoffer] zegt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het behoeft geen betoog dat het betasten door verdachte van de borsten en de vagina van het slachtoffer, een meisje van elf jaar oud, dat bovendien door autisme en een verstandelijke beperking functioneert op het niveau van een vierjarige, handelingen van seksuele aard zijn die in strijd zijn met de geldende sociaal-ethische norm. De intentie die verdachte daarbij had of de lading die hij daar aan gaf, zijn daarbij niet van belang. Bij het strafbaar stellen van dergelijk gedrag heeft bij de wetgever bescherming van minderjarigen tegen het ondergaan van seksuele handelingen van volwassenen centraal gestaan. Het ontbreken van opzet op het ontuchtig karakter is dan ook niet relevant.
Bewezenverklaring
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 juli 2014 tot en met 3 juli 2014 te [pleegplaats 2] , met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het betasten/bevoelen van haar (met kleding bedekte) borsten
- het betasten/bevoelen van haar (met kleding bedekte) vagina.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. Bij de bepaling van zijn eis heeft de officier van justitie onder meer rekening gehouden met het bijzondere karakter van het slachtoffer in deze zaak en met de houding van verdachte toen hij zich voor het eerst vrijwillig bij de politie meldde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn 11-jarig buurmeisje, toen hij met haar en zijn eigen kinderen bij de crossbaan ging kijken, onzedelijk betast. Dat is op zichzelf al een ernstig feit, maar in dit geval valt het verdachte des te meer te verwijten. Het buurmeisje functioneert door haar beperkingen namelijk op het niveau van een vierjarige. Verdachte was daarmee bekend en had daarom extra voorzichtig moeten zijn in zijn omgang met dit jonge meisje. Verdachte heeft met de kwetsbaarheid van het slachtoffer echter geen rekening gehouden en is gezien de wijze waarop hij het slachtoffer fysiek heeft benaderd een grens overgegaan. Dat is kwalijk en de rechtbank rekent verdachte dat aan. De rechtbank is van oordeel dat voor een dergelijk feit een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf passend is, zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.

Vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting (vertegenwoordigd door haar moeder) als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 161,28 aan materiële schade en € 500,-- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De raadsman heeft geen subsidiair standpunt ingenomen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
3 juli 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 661,28 (zegge: zeshonderdeenenzestig euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 661,28 (zegge: zeshonderdeenenzestig euro en achtentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 161,28 aan materiële schade en € 500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Oostveen, voorzitter, mr. L.H.A.M. Voncken en
mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 augustus 2015.
Mr. Sieders en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.