ECLI:NL:RBNNE:2015:3958

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
13 augustus 2015
Zaaknummer
18.730154-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor schuldheling met bijzondere voorwaarden voor behandeling van verslaving

Op 11 augustus 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man die werd verdacht van diefstal uit auto’s. De verdachte was aangetroffen met gestolen goederen, waaronder navigatiesystemen en een laptop, maar de rechtbank kon niet bewijzen dat hij deze zelf had weggenomen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstallen, maar achtte hem wel schuldig aan schuldheling van de aangetroffen goederen. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken op, met bijzondere voorwaarden waaronder een klinische opname voor behandeling van zijn harddrugsverslaving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn situatie en eerdere veroordelingen, een kans op rehabilitatie moest krijgen. De vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen voor de diefstallen werd afgewezen, maar de rechtbank vond voldoende bewijs voor schuldheling. De verdachte had geen verklaring voor het voorhanden hebben van de goederen en de rechtbank concludeerde dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering, omdat er geen direct verband was tussen de heling en de schade aan de auto. De uitspraak benadrukt het belang van behandeling voor verslaving in het kader van recidivepreventie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730154-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730426-14
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.D. Postma, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in op of omstreeks de periode van 2 mei 2015 tot en met 4 mei 2015,
te [pleegplaats 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit
een (personen)auto (geparkeerd staande aldaar op het parkeerterrein aldaar
aan de [straat 1] ) heeft weggenomen een laptop (van het merk en/of type
HP) en/of een zonnebril en/of twee navigatiesystemen (van het merk en/of
type Garwin) en/of, een Huawei Wifi Tongel en /of een stethoscoop en/of
een autoscoop en/of een meetlint en/of een vulpen en/of een stemvork
en/of een bloeddrukmeter en/of een (dienst)stempel, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of de VNN te [plaats 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 mei 2015, te [pleegplaats 2] , althans in Nederland,
(onder meer) een bloedrukmeter en/of een zonnebril en/of een laptop (van het
merk HP) en/twee navigatiesystemen (van het merk en/of type Garmin) en/of
een (dienst)stempel heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van voornoemde goederen wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2015 tot en met 4 mei 2015,
te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Dantumadiel,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (bestel)auto
(voorzien van het [kenteken 1] ) heeft weggenomen
een navigatie systeem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 mei 2015, te [pleegplaats 2] , althans in Nederland,
een navigatiesysteem (van het merk en/of type Tomtom Go720) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 4 mei 2015, te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente
Dantumadiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
personen(auto), voorzien van het [kenteken 2] en/of in/uit een
(VW)camper, voorzien van het [kenteken 3] en/ofin/uit een tuinkast
(bij een woning, gelegen aldaar aan of bij [straat 2] , perceel [nummer] ) heeft
weggenomen (onder meer) twee emmers en/of handgereedschap en/of een
thermostaat en/of een transformator (van het merk Eminent) en/of een
brandblusser, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 mei 2015 te [pleegplaats 2] , althans in Nederland,
(onder meer) twee emmers en/of handgereedschap en/of een thermostaat en/of
een transformator (van het merk Eminent) en/of een brandblusser heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht met een meldplicht, een klinische opname in [instelling] van Verslavingszorg Noord Nederland, een ambulante vervolgbehandeling en een drugs- en alcoholverbod;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ;
- tenuitvoerlegging van 110 dagen gevangenisstraf van de op 2 april 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 254 dagen.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1. primair, 2. primair en 3. primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde gevorderd. De officier van justitie heeft hierbij - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat op basis van de drie aangiftes van diefstallen uit auto's en het bij verdachte aantreffen van de bij die diefstallen weggenomen goederen schuldheling bewezen kan worden.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak voor het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft hij kortgezegd aangevoerd dat de spullen van verdachte zijn doorzocht, voordat hij als verdachte was aangemerkt. Voor deze doorzoeking was geen wettelijke basis. De opbrengst daarvan - de aangetroffen goederen - kunnen derhalve niet voor een bewezenverklaring worden gebruikt, nu deze als onrechtmatig verkregen bewijs moeten worden aangemerkt. Dit betekent dat er onvoldoende wettig bewijs voor de driemaal ten laste gelegde heling overblijft en dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Op 4 mei 2015 omstreeks 7:30 uur kregen verbalisanten de melding dat er een mogelijk onwel geworden persoon op het fietspad ter hoogte van de spoorwegovergang aan [straat 2] te [pleegplaats 2] lag. Ter plaatse werd verdachte aangetroffen, zittend op het fietspad, met in zijn nabijheid een fiets en een aantal goederen waaronder een rugzak. Aan verdachte werd gevraagd of hij [verdachte] was en of de goederen van hem waren, wat verdachte bevestigde en waarop een van de verbalisanten in de rugzak keek. In de rugzak trof de verbalisant een portemonnee met identiteitsbewijs aan, waarop de personalia van verdachte stonden. Tevens trof de verbalisant onder meer aan gereedschap, medische instrumenten, een drietal navigatiesystemen en een laptop met daarop een sticker van VNN.
Gelet op de omstandigheden - met name de toestand waarin verdachte verkeerde - waren de verbalisanten naar het oordeel van de rechtbank bevoegd om in het kader van hun algemene hulpverleningstaak (artikel 3 van de Politiewet) in de rugtas van verdachte te kijken. Op het moment dat de verbalisant constateerde dat er - naast verdovende middelen - vermoedelijk van diefstal afkomstige goederen in de rugzak zaten, werd verdachte pas aangemerkt als verdachte en werd hij aangehouden.
De rechtbank verwerpt het verweer derhalve en zal de onder verdachte aangetroffen - van diefstal afkomstige - goederen bezigen tot het bewijs.
De rechtbank constateert dat het ging om onder andere drie navigatiesystemen en een laptop. Dit soort goederen is vaak voorwerp van diefstal en heling. Verdachte heeft zowel op het moment van aantreffen van de goederen als ter terechtzitting geen verklaring gegeven voor het voorhanden hebben van de aangetroffen goederen, nu verdachte heeft verklaard niet te weten hoe hij aan de goederen is gekomen.
Gelet op het feit dat verdachte de aangetroffen goederen verpakt in een rugzak en in twee emmers, 's morgens om 7:30 uur op straat voorhanden had, zonder een verklaring hiervoor, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank zal het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde derhalve bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op of omstreeks 4 mei 2015 te [pleegplaats 2] een bloeddrukmeter en een zonnebril en een laptop van het merk HP en twee navigatiesystemen van het merk Garmin en een dienststempel voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 4 mei 2015 te [pleegplaats 2] een navigatiesysteem van het merk Tomtom Go720 voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3. subsidiair
hij op of omstreeks 4 mei 2015 te [pleegplaats 2] twee emmers en handgereedschap en een thermostaat en een transformator van het merk Eminent en een brandblusser voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Schuldheling.
2. subsidiair Schuldheling.
3. subsidiair Schuldheling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de door [bedrijf] over hem opgemaakte reclasseringsadviezen d.d. 8 juli 2015 en 3 juni 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 juli 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van schuldheling van diverse uit auto's gestolen goederen, die onder meer bestonden uit gereedschap, medische instrumenten, een laptop en navigatiesystemen. Heling bevordert diefstal, doordat helers bijdragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie recent veroordeeld voor vermogensdelicten. Blijkens de over hem opgemaakte reclasseringsadviezen alsmede het ter terechtzitting besprokene heeft verdachte te kampen met een harddrugsverslaving. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij graag behandeld wil worden en heeft zich bereid verklaard om de door de reclassering geadviseerde klinische behandeling in de kliniek van Verslavingszorg Noord Nederland te volgen, welke behandeling op 25 augustus 2015 een aanvang kan nemen.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte een tweede kans moet krijgen en heeft zich aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt dat de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voor drie gevallen van schuldheling zeer fors is en acht een gevangenisstraf voor de duur van zes weken voorwaardelijk passend en geboden, gelet op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte voor zijn verslaving behandeld wordt, zowel voor verdachte zelf als ter voorkoming van recidive en daarmee in het belang van de maatschappij. De rechtbank acht het door [bedrijf] voorgestelde traject - kort gezegd - een klinische opname bij [instelling] (hierna: [instelling] ), gevolgd door een ambulante behandeling bij [kliniek 1] (voorheen [kliniek 2] ) en met oplegging van een alcohol- en drugsverbod - hiervoor geschikt en acht het wenselijk dat verdachte per 25 augustus 2015 in het [instelling] kan worden opgenomen.
Nu de rechtbank voor dit traject een zwaardere stok achter de deur wenst dan de aan verdachte op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, zal de rechtbank voornoemd traject koppelen aan de op 2 april 2015 aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 254 dagen, middels het wijzigen van de in dat vonnis opgenomen bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De door de benadeelde partij gestelde schade is veroorzaakt door de onder 3. primair ten laste gelegde diefstal uit een auto. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze diefstal heeft gepleegd. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte goederen, afkomstig van de diefstal uit de auto, heeft geheeld maar dit brengt niet mee dat verdachte aansprakelijk kan worden gehouden voor de door de benadeelde gevorderde materiële schade aan de auto.
Een rechtstreeks verband tussen het helen van de weggenomen goederen en de door de benadeelde gevorderde schade ontbreekt derhalve. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 april 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot
- voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, waarvan 254 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 april
2015. Op 7 mei 2015 heeft de rechter-commissaris de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf bevolen.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 8 juli 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten dele ten uitvoer te leggen, en wel een gedeelte groot 110 dagen, teneinde verdachte op 25 augustus 2015 naar het [instelling] te kunnen laten gaan.
De rechtbank constateert dat de hiervoor onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. Nu verdachte de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 2 april 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, met dien verstande dat verdachte - zoals reeds bij de strafmotivering overwogen - op 25 augustus 2015 kan worden opgenomen in het [instelling] en dat het resterende deel fungeert als stevige stok achter de deur voor de behandeling van de drugsverslaving van verdachte, zoals bepaald in de te wijzigen bijzondere voorwaarden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 2. primair en 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2. subsidiair en 3. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/730426-14:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Leeuwarden d.d. 2 april 2015, en wel voor een deel groot
111 dagen.
Wijzigt de bij vonnis van 2 april 2015 opgelegde bijzondere voorwaarden als volgt:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na heden telefonisch meldt
bij zijn toezichthouder van Verslavingszorg Noord Nederland, te weten [persoon] of een collega;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, zal onthouden van het gebruik van drugs
en alcoholen zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
3.
dat veroordeelde zich op 25 augustus 2015 om 10:00 uur klinisch zal laten opnemen in [instelling] van Verslavingszorg Noord Nederland, gelegen aan de [straat 3] te [plaats 2] , welke behandeling een maximale duur van 4 maanden zal hebben, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
4.
dat veroordeelde zich aansluitend op de onder 3. genoemde klinische behandeling, ambulant onder behandeling zal stellen bij [kliniek 1] (voorheen [kliniek 2] ), gelegen aan de [straat 4] te [plaats 3] , althans een soortgelijke instelling voor ambulante forensische verslavingszorg, zolang dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, doch met dien verstande dat de totale duur van de klinische en daarop volgende ambulante behandeling maximaal 15 maanden mag bedragen;
Draagt Verslavingszorg Noord Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank bepaalt dat verdachte op 25 augustus 2015 door de Dienst Vervoer en Ondersteuning van [verblijfplaats] naar [instelling] van Verslavingszorg Noord Nederland, gelegen aan de [straat 3] te [plaats 2] , zal worden overgebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2015.
Mr. Bunk en mr. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Woude
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,