ECLI:NL:RBNNE:2015:4058

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
24 augustus 2015
Zaaknummer
18.730138-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor opzetheling met schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 18 augustus 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van opzetheling en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 april 2015 een kluis met inhoud voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. De verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met braak, omdat het bewijs daarvoor niet voldoende was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling, wat resulteerde in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, die schade had geleden door de diefstal, toegewezen tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, omdat de verdachte aansprakelijk was voor de schade aan de benadeelde partij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De zaak werd behandeld op tegenspraak, en de verdachte was bijgestaan door een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730138-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720221-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Schuth.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2015 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijf/pand, gelegen aan of bij de [straat] , aldaar, heeft weggenomen een grote kluis (inhoudende (onder meer) autopapieren en/of een muntenverzameling en/of sieraden) en/of een geldkistje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 april 2015 te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een kluis (met inhoud) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kluis wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 1 augustus 2014 te [pleegplaats 2] , opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] ), (met kracht) een klap in het gezicht heeft gegeven en/of zulks terwijl hij een mobiele telefoon in zijn hand had, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht;
- toewijzing van vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 5480,- en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

Feit 1
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de hierna vermelde bewijsmiddelen blijkt dat er in de nacht van 19 op 20 april 2015 is ingebroken bij een garagebedrijf annex woning in [pleegplaats 1] . Hierbij is onder meer een grote kluis ontvreemd. Op de middag volgend op de nacht van de inbraak is de gestolen kluis in een schuurtje in [pleegplaats 2] aangetroffen. De kluis werd op dat moment bewerkt met een haakse slijper. Verdachte was hier, samen met anderen, bij aanwezig.
Aan verdachte is primair het medeplegen van de inbraak ten laste gelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte de bij die inbraak gestolen kluis zeer kort na de diefstal tot zijn beschikking had. Tevens zijn er aanwijzingen dat de kluis is vervoerd met de Audi die verdachte op dat moment gebruikte. De rechtbank acht deze omstandigheden op zichzelf belastend, maar is van oordeel dat zij onvoldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met braak te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte had de gestolen kluis zeer kort na de diefstal voorhanden. Een aannemelijke verklaring hiervoor is door verdachte niet gegeven. Bovendien werd de kluis in verdachtes aanwezigheid met grof geweld geopend. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op een dergelijke wijze openen van een kluis, uitzonderlijke gevallen daargelaten, slechts plaatsvindt wanneer de kluis op illegale wijze is verkregen. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de kluis van een misdrijf afkomstig was. De rechtbank zal de opzetheling bewezen verklaren.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2015112630, gesloten op
5 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015112091-1, d.d. 21 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik zag op 20 april 2015 in het kantoortje dat onze grote kluis was weggenomen. Hierin zaten onder meer onze autopapieren, een muntenverzameling en sieraden.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015112630-9, d.d. 21 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Wij hoorden op 20 april 2015 geluiden die klonken alsof er een metalen voorwerp werd geflext. Ook roken wij de geur van flexen. Ik heb de deur van het schuurtje geopend.
Wij zagen een grote kluis staan. Wij zagen dat er drie mannen in het schuurtje stonden en dat zij er direct vandoor sprintten. Zij werden alle drie aangehouden, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en
[verdachte] .
Feit 2
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
De rechtbank constateert dat de afgelegde verklaringen onderling op diverse onderdelen tegenstrijdigheden bevatten. Zo is door diverse getuigen waargenomen dat aangever op enig moment dreigend met een schroevendraaier heeft gezwaaid, terwijl aangever hier zelf niets over heeft verklaard. Als gevolg van alle tegenstrijdigheden en bij gebrek aan objectief en eenduidig bewijsmateriaal, kan de rechtbank de volgorde van de gebeurtenissen, alsmede de precieze toedracht, niet vaststellen. Hieruit volgt dat de rechtbank niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte zich aan een strafbare mishandeling schuldig heeft gemaakt. Verdachte zal van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen wordt verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 20 april 2015 te [pleegplaats 2] , in de gemeente Leeuwarden, een kluis met inhoud voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kluis wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair: opzetheling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door Reclassering Nederland d.d. 29 mei 2015 opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Daarmee heeft verdachte gepoogd te profiteren van een door een ander gepleegd misdrijf. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
Uit verdachtes strafblad blijkt dat hij eerder door de kinderrechter onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder opzetheling. De reclassering geeft in haar rapportage aan dat zich inmiddels een delictpatroon lijkt af te tekenen. Risicofactoren in het leven van verdachte vormen onder meer het ontbreken van dagbesteding, schulden en een negatief sociaal netwerk. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij reclasseringstoezicht en verplichte continuering van verdachtes deelname aan een begeleidingstraject door een gezinscoach.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het bewezen verklaarde feit de oplegging van een forse gevangenisstraf. Daarbij betrekt de rechtbank mede het zeer korte tijdsbestek tussen de diefstal en de heling, de aard en de waarde van het goed en de recidive. Tevens houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dit alles in aanmerking genomen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden acht de rechtbank passend en geboden. Een voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank niet opleggen. Verdachte neemt vrijwillig deel aan het begeleidingstraject door een gezinscoach. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat er noodzaak bestaat deze begeleiding te verplichten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit.
De rechtbank is van oordeel dat een deel van de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat dit aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, voor zover deze het niet door de verzekering vergoede deel van de schade aan de kluis, te weten € 750,00, betreft.
De rechtbank zal de vordering, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
20 april 2015, toewijzen tot een bedrag van € 750,00.
Voor het overige wordt de vordering afgewezen, nu de andere posten betrekking hebben op het primair ten laste gelegde feit en verdachte van dat feit wordt vrijgesproken.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 750,00 (zegge: zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2015.
Mr. Blom en mr. Jansen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Huizenga
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,