ECLI:NL:RBNNE:2015:4122

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
18.730139-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bereiden en dealen van GHB en amfetamine met vordering na voorwaardelijke veroordeling

Op 20 augustus 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bereiden, verkopen en aanwezig hebben van grote hoeveelheden GHB en amfetamine. De verdachte, die in 2014 en 2015 handelde in deze drugs, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. de Haan, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello. Tijdens de zitting op 6 augustus 2015 werd de verdachte geconfronteerd met de tenlastelegging, die onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van 2,748 gram amfetamine en 2945,88 gram GBL omvatte. De rechtbank achtte de tenlastelegging grotendeels bewezen, met uitzondering van het aanwezig hebben van GBL, waarvoor de verdachte werd ontslagen van rechtsvervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht tot reclasseringstoezicht en klinische behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, wat leidde tot een zwaardere straf. Tevens werd een werkstraf van 200 uur opgelegd ter vervanging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730139-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/880391-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 augustus 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. de Haan, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2014 en/of het jaar 2015
(tot en met 23 april 2015) te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente
Smallingerland, en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
A. in of omstreeks voornoemde periode tot en met 22 april 2015,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB), en/of (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (SPEED), en/of
B. op 23 april 2015 in een woning gelegen aan of bij de [adres 1]
te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een of
meerdere jerrycan('s) en/of fles(sen) en/of anderszins)
- 2,748 gram van een materiaal bevattende amfetamine (SPEED) en/of
- 2945,88 gram van een materiaal bevattende Gamma Butyro Lactone (GBL) en/of
- 2277,24 gram van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en/of
- 3139,55 gram van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en/of
- 4429,06 gram van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en/of
- 2137,38 gram van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en/of
- 90,709 gram van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB),
zijnde 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en/of
GammaButyroLactone (GBL) en/of amfetamine (SPEED) (telkens) (elk) een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- ontslag van rechtsvervolging van het onder B. ten laste gelegde aanwezig hebben van GBL;
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 450 dagen waarvan 327 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, meldplicht en een klinische behandeling in [kliniek] ;
- tenuitvoerlegging van de op 10 juni 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van
90 dagen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 15 oktober 2015 tot en met 23 april 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente
Smallingerland, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen,
A.
in voornoemde periode tot en met 22 april 2015, opzettelijk heeft bereid en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende
4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine (SPEED), en
B.
op 23 april 2015 in een woning gelegen aan de [adres 1] te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad in jerrycans en/of flessen en/of anderszins
- 2,748 gram van een materiaal bevattende amfetamine (SPEED) en
- 2945,88 gram van een materiaal bevattende Gamma Butyro Lactone (GBL) en
- 2277,24 gram van een materiaal bevattende 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoter- zuur (GHB) en
- 3139,55 gram van een materiaal bevattende 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoter- zuur (GHB) en
- 4429,06 gram van een materiaal bevattende 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoter- zuur (GHB) en
- 2137,38 gram van een materiaal bevattende 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoter- zuur (GHB) en
- 90,709 gram van een materiaal bevattende 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoter- zuur (GHB),
zijnde 4-hydroxybutaanzuur/GammaHydroxyBoterzuur (GHB) en amfetamine (SPEED) telkens elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De rechtbank overweegt dat het aanwezig hebben van een hoeveelheid Gamma Butyro Lactone (GBL) zoals onder B eerste gedachtestreepje is ten laste gelegd, geen strafbaar feit is. Verdachte dient daarom ten aanzien daarvan te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het overig bewezen verklaarde levert op:

A.

Ten aanzien van het verkopen en afleveren:
Medeplegen van de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het bereiden, bewerken, verwerken, verstrekken en vervoeren:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

B.

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het bereiden van GHB en het dealen in GHB en speed gedurende een periode van twee maanden in 2015. Daarnaast heeft hij op 23 april 2015 een grote hoeveelheid GHB in zijn woning aanwezig gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van ernstige strafbare feiten. GHB is veelal zwaar verslavend en gevaarlijk voor de gezondheid van gebruikers. Dat verdachte heeft gehandeld in GHB en speed en zijn woning beschikbaar heeft gesteld voor het maken, opslaan en gebruiken van GHB, rekent de rechtbank verdachte aan. Gelet op het voorgaande is een gevangenisstraf van langere duur vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving op zijn plaats.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan in geval van het met enige regelmaat verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan een maand, doch minder dan 3 maanden, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Daarbij komt het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid GHB.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij vrijwel direct nadat hij uit detentie is gekomen, zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank werkt dit strafverzwarend. De omstandigheid dat de verdachte op 10 juni 2013 door de rechtbank Noord-Nederland is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, werkt eveneens strafverzwarend. Gelet op het voorgaande is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden in beginsel op zijn plaats.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de reclasseringsrapporten d.d. 4 mei 2015 en 22 juni 2015, waarin wordt gerapporteerd omtrent de persoon van verdachte. In het geval van verdachte is sprake van forse verslavingsproblematiek. Ambulante behandeling om van zijn drugsverslaving af te komen, heeft tot op heden geen resultaat opgeleverd. De reclassering adviseert daarom een klinische behandeling om het risico van het plegen van nieuwe strafbare feiten te verminderen. Verdachte kan met ingang van 24 augustus 2015 worden opgenomen in [kliniek] . De rechtbank acht het in het belang van de samenleving en in het belang van verdachte zelf dat hij met ingang van voormelde datum klinisch wordt behandeld en dat hij aansluitend meewerkt aan een vervolgbehandeling. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard het belang hiervan in te zien en hier achter te staan. Om dit mogelijk te maken zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, aangezien de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen gevangenisstraf de ernst van de bewezenverklaarde feiten voldoende tot uitdrukking brengt en het voorwaardelijke deel daarvan als voldoende stok achter de deur wordt gezien. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 147 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de duur die verdachte heeft gezeten in voorarrest, passend en geboden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 10 juni 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 25 juni 2013.
Bij beslissing van de meervoudige kamer van 25 september 2014 is, na vordering van de officier van justitie, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van 90 dagen gevangenisstraf. Voor het resterende deel is de proeftijd met één jaar verlengd. De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 22 juli 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van het resterende deel van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het resterende deel van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 10 juni 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is de rechtbank van oordeel dat zij het niet opportuun acht dat verdachte nà de klinische behandeling nog een gevangenisstraf van drie maanden moet uitzitten. Zij zal deze straf daarom omzetten in een werkstraf, overeenkomstig de oriëntatiepunten van het LOVS, voor de duur van 200 uur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder B eerste gedachtestreepje ten laste gelegde bewezen als voormeld maar niet te zijn een strafbaar feit.
Ontslaat verdachte ter dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het ten laste gelegde (met uitzondering van onder B. eerste gedachtestreepje) bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 147 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen één week na het onherroepelijk worden van het vonnis telefonisch meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland te Leeuwarden, Oostergoweg 6;
2. dat de veroordeelde zich op 24 augustus 2015 om 10.00 uur laat opnemen in het [kliniek] , [adres 2] , [plaats] , welke behandeling een maximale duur van één jaar zal hebben, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich, gedurende de proeftijd, aansluitend op de onder 2. genoemde klinische behandeling, ambulant zal laten behandelen, zolang dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de veroordeelde op 24 augustus 2015 door de Dienst Vervoer en Ondersteuning van de [verblijfplaats] naar het [kliniek] , gelegen aan de [adres 2] , [plaats] , zal worden overgebracht.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 24 augustus 2015.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/880391-12:
Gelast het verrichten van een werkstraf voor de duur van 200 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 10 juni 2013.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 augustus 2015.
Mrs. Jansen en Koelman zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Postma-Westerhof
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,