ECLI:NL:RBNNE:2015:4123

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2015
Publicatiedatum
27 augustus 2015
Zaaknummer
18.820114-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens zware mishandeling met verminderd toerekeningsvatbaarheid en klinische behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling van zijn vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 maart 2015 in [pleegplaats] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer], resulterend in twee gebroken ribben. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat betekent dat zijn geestelijke toestand op het moment van het delict invloed had op zijn verantwoordelijkheidsbesef. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Een van de bijzondere voorwaarden is dat de verdachte zich gedurende maximaal één jaar moet laten opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek, gezien de ernst en complexiteit van zijn problematiek. De rechtbank heeft ook bepaald dat het reclasseringstoezicht en de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de verklaringen van de betrokken partijen en de rapportages van deskundigen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820114-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2015, te [pleegplaats] , aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten twee gebroken ribben) heeft
toegebracht door meerdere malen, althans eenmaal, die [slachtoffer] te slaan
en/of te schoppen
althans een poging hiertoe (45 Sr) dan wel mishandeling (300 Sr);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat onvoldoende vaststaat dat aangeefster haar gebroken ribben heeft opgelopen doordat verdachte haar op 22 maart 2015 heeft gestompt en geslagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat aangeefster de gebroken ribben op een eerder moment heeft opgelopen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven:
Een proces-verbaal aangifte d.d. 24 maart 2015, opgenomen op pagina 13 e.v. van dossier nummer 2015082356 d.d. 2 april 2015 van Politie Noord Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling op zondag 22 maart 2015. [verdachte] heeft een caravan te [pleegplaats] . Afgelopen zaterdag 21 maart 2015 ben ik naar hem toe gegaan. Ineens pakte hij mij. Hij heeft mij met zijn vuisten geslagen, in mijn ribben geschopt. Ik heb twee ribben gebroken en heb zeer veel moeite met ademen. Ik ben op mijn sokken de wagen uit gestrompeld.
Een schriftelijk stuk, te weten een "formulier opvragen medische informatie", op 1 april 2015 ingevuld en ondertekend door dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg, los opgenomen in voormeld dossier, inhoudende:
Twee ribfracturen (rechts) op 22 maart 2015 bij betrokkene [slachtoffer] geconstateerd.
Een proces-verbaal d.d. 24 maart 2015, opgenomen op pagina 28 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik kan een monster worden als ik getriggerd word. Dan heb ik mezelf niet meer onder controle.
Een proces-verbaal d.d. 31 maart 2015, opgenomen op pagina 40 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb haar zondag geslagen. Ik heb haar letterlijk de caravan uit geslagen. Ik heb haar er uit getrapt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Dat het letsel in de vorm van gebroken ribben op een eerder moment is ontstaan, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu aangeefster noch verdachte hebben verklaard over waarnemingen die dit scenario bevestigen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 maart 2015 te [pleegplaats] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben, heeft toegebracht door die [slachtoffer] te slaan en te schoppen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 26 juni 2015 opgemaakt door drs. J.P. Kuiters, arts in opleiding tot psychiater en dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie: bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten alcoholafhankelijkheid en cocaïne- en heroïnemisbruik, beide in remissie tijdens detentie. Daarnaast is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (autismespectrum-stoornis) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van persoonlijkheidsproblematiek met enkele cluster-B (antisociale, narcistische en borderline) trekken. Onderzoekers achten het aannemelijk dat verdachte voor het hem ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van het feit en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport, waarbij de officier van justitie heeft gesteld dat de klinische behandeling maximaal twee jaar moet duren. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de voorwaarden gevorderd. De officier van justitie heeft er rekening mee gehouden dat het feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, gepleit voor een gevangenisstraf niet langer dan de duur van het reeds ondergane voorarrest. De raadsman heeft verklaard zich grotendeels te kunnen vinden in de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden. De behandeling van verdachte hoeft echter niet in een klinische setting, aangezien verdachte gemotiveerd is voor een ambulante behandeling. Om die reden en ook gelet op de ernst van het feit is er bovendien geen reden een proeftijd van
5 jaar op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door het slachtoffer, zijn vriendin, dusdanig te slaan en te schoppen dat zij gebroken ribben heeft opgelopen. Hiermee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Een dergelijk feit rechtvaardigt zonder meer het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor zware mishandeling wordt daar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie tot zes maanden gehanteerd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 juni 2015, en blijkens verdachtes mededeling ter terechtzitting eerder in aanraking is geweest met politie en justitie vanwege huiselijk geweld.
Het hiervoor genoemde psychiatrische rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven: Zonder behandeling blijven de risicofactoren die van belang zijn in het verdachte ten laste gelegde, onveranderd. Een behandeling en begeleiding is noodzakelijk om de kans op herhaling binnen aanvaardbare grenzen te krijgen. Onderzoekers adviseren een klinische behandeling gericht op zowel zijn verslavingsgevoeligheid, op zijn agressieregulatie stoornis en zijn persoonlijkheidsstoornis en rekening houdend met zijn autisme spectrum stoornis. Verdachte heeft eerder een ambulante behandeling gehad maar hulpverleners geven aan dat er geen "land met hem te bezeilen is". Onderzoekers adviseren een beveiligingsniveau van een FPK alwaar expertise is op het gebied van de complexe problematiek.
Ook het Leger des Heils adviseert in het reclasseringsrapport van 23 juni 2015 een klinische behandeling omdat een ambulant kader niet haalbaar lijkt, gezien het verloop van het eerdere hulpverleningstraject en de complexiteit van de problemen binnen meerdere leefgebieden. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat omdat de conflictueuze relatie van verdachte en aangeefster waarschijnlijk zal worden voortgezet, verdachte nog niet is behandeld voor de vastgestelde problematiek en er nog weinig sprake is van structuur in zijn leefsituatie.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering in voornoemd rapport. Gelet op de ernst en de complexiteit van de problematiek van verdachte, die uit de rapportages naar voren komt, acht de rechtbank een klinische behandeling van maximaal een jaar noodzakelijk.
De rechtbank ziet geen aanleiding een proeftijd van 5 jaar op te leggen, zoals de officier van justitie heeft gevorderd. Wel zal zij een langere proeftijd dan gebruikelijk opleggen, gelet op de problematiek van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Gelet op de inhoud van bovenvermelde rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14 e en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
vijf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich dadelijk na zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van het Leger des Heils en meewerkt aan afspraken met de reclassering voor zolang en zo frequent de reclassering dit nodig acht;
 dat veroordeelde zich gedurende maximaal één jaar zal laten opnemen in een forensisch psychiatrische kliniek/afdeling, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
 dat veroordeelde, indien de reclassering dit geïndiceerd acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat veroordeelde zich, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan middelencontrole.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 21 juli 2015.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2015.
Mr. Jongsma en mr. Van Steen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.