ECLI:NL:RBNNE:2015:4245

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
4313379/AR VZ 15-7
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen wegens disproportionele maatregel en verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft DFZ Personeel B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [A], die sinds 1986 in dienst was. Het verzoek was gebaseerd op verwijtbaar handelen van [A], die klantgegevens had geraadpleegd voor privédoeleinden. De kantonrechter heeft op 16 september 2015 uitspraak gedaan. DFZ stelde dat [A] door het schenden van de privacy van een verzekerde, [B], ernstig verwijtbaar had gehandeld. [A] had de gegevens van [B] geraadpleegd in een emotionele situatie, wat leidde tot een schorsing en het voornemen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. [A] voerde verweer en betwistte de proportionaliteit van de ontbinding, wijzend op haar lange dienstverband en goede functioneren.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel [A] verwijtbaar had gehandeld, de ernst van haar handelen niet opwoog tegen haar lange staat van dienst en goede functioneren. De kantonrechter vond de door DFZ voorgestelde maatregel van ontbinding buitenproportioneel, vooral omdat een andere medewerker, [D], voor een vergelijkbare overtreding slechts een waarschuwing had gekregen. De kantonrechter concludeerde dat er geen redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en wees het verzoek van DFZ af. DFZ werd ook veroordeeld in de proceskosten van [A].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer.: 4313379/AR VZ 15-7
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671b lid 1 BW d.d. 16 september 2015
de besloten vennootschap
DFZ PERSONEEL B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. D.G.M. de Grave-Verkerk,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. H.D. Postma.
Partijen zullen hierna DFZ en [A] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
DFZ heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ingekomen ter griffie op 22 juli 2015. [A] heeft op 20 augustus 2015 een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 2 september 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft DFZ bij brief van 28 augustus 2015 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[A] , geboren [geboortedatum] , is op [in dienst getreden] bij DFZ. Zij is gestart als [functie] en vanaf 1986 tot 2012 heeft zij [functie] bekleed, onder meer die van [functie] . De functie die [A] laatstelijk vervult, is die van [functie] . De functies van [A] zijn steeds gerelateerd geweest aan klantcontacten en verwerking van klantgegevens. Het salaris van [A] bedroeg laatstelijk € 3.468,- bruto per maand, vermeerderd met een persoonlijke toeslag van € 98,50 bruto per maand, een extra toeslag van € 49,10 bruto per maand, 8% vakantietoeslag en 8,33% eindejaarsuitkering.
2.2.
Eind 2014 is bij de afdeling Klantcontacten van DFZ een telefonische klacht binnengekomen van een verzekerde, [B] (hierna te noemen [B] ), dat een medewerker van DFZ haar adresgegevens had opgezocht in de computer van DFZ en haar had lastig gevallen.
2.3.
Naar aanleiding van deze klacht heeft DFZ intern onderzoek gedaan. Daarbij kwam naar voren dat de computers van [C] (hierna te noemen [C] ), [D] (hierna te noemen [D] ) en [A] in de periode van 19 september 2014 tot 23 oktober 2014 gebruikt waren om gegevens van [B] te raadplegen zonder evident werkgerelateerd verband.
2.4.
DFZ heeft [C] gehoord op 10 februari 2015. [C] heeft verklaard dat zij zich niet kon herinneren de NAW-gegevens van [B] te hebben geraadpleegd. [C] heeft daarbij aangegeven dat de inlogcodes bekend waren bij de collega's.
2.5.
Op 5 juni 2015 heeft DFZ [D] gehoord. [D] heeft verklaard dat zij de NAW-gegevens van [B] heeft geraadpleegd toen zij tijdens het werk in gesprek kwam met [A] over haar privésituatie. [D] heeft volgens haar verklaring terloops in het werk de klantgegevens van [B] opgezocht en aan [A] verstrekt.
2.6.
Op 18 juni 2015 heeft DFZ [A] gehoord. [A] heeft verklaard dat zij de systemen van DFZ heeft gebruikt om na te gaan wie bij haar ex-partner op een bepaald adres woonde.
2.7.
DFZ heeft [A] na het einde van het gesprek op 18 juni 2015 met onmiddellijke ingang geschorst.
2.8.
Op 2 juli en 10 juli 2015 hebben er vervolggesprekken met [A] plaatsgevonden en op 10 juli 2015 heeft [A] schriftelijk gereageerd. Op 10 juli 2015 heeft DFZ de schorsing verlengd en aan [A] meegedeeld beëindiging van de arbeidsovereenkomst na te streven.
2.9.
DFZ heeft [D] bij brief van 28 augustus 2015 een officiële waarschuwing gegeven.

3.Het verzoek

3. DFZ verzoekt de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), primair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW (kort gezegd verwijtbaar handelen), subsidiair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW (kort gezegd een verstoorde arbeidsverhouding).

4.Het verweer

4.1.
[A] verweert zich tegen het verzoek en stelt primair dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen.
4.2.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [A] (subsidiair) om toekenning ex artikel 7:671b lid 3 sub c BW van een billijke vergoeding van € 168.200,- en (meer subsidiair) om toekenning van een vergoeding ex artikel 7:673 BW van € 75.000,-.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [A] een (billijke) vergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat geen sprake is van een opzegverbod.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Herplaatsing ligt in ieder geval niet in de rede indien sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer als bedoeld in lid 3, onderdeel e. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.4.1.
DFZ stelt dat door het schenden van de privacy van een verzekerde [A] primair verwijtbaar heeft gehandeld, zodanig dat van DFZ in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsrelatie met [A] voort te zetten. Er is volgens DFZ sprake van een ernstige misstap. DFZ wijst er daarbij op dat zij een zorgplicht heeft en verantwoordelijk is voor de bescherming van de persoonlijke gegevens van haar verzekerden tegen zowel inbreuk door haar eigen medewerkers als van buitenaf. [A] is een seniore, goed geschoolde medewerker die - onder meer door de door haar beklede functies en gevolgde opleidingen - op de hoogte is van de geldende privacy normen en regels en de functie van [A] stelt hoge eisen aan haar integriteit als het gaat om omgang met de gegevens van verzekerden. [A] heeft, zo stelt DFZ, misbruik gemaakt van haar functie door zich toegang te verschaffen tot klantgegevens voor privé doeleinden. Bovendien had [A] de intentie haar (ex)partner met die gegevens te confronteren. [A] ziet niet in dat een hoge mate van integriteit vereist is als het gaat om het naleven van de privacy voorschriften in de branche van zorgverzekeraars nu zij haar handelen niet ziet als een ernstige zaak. Dit samenstel van factoren maakt dat DFZ de handelingen van [A] zodanig verwijtbaar acht dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst proportioneel is.
5.4.2.
Subsidiair heeft het feit dat [A] de ernst van haar misstap niet inziet geleid tot verlies van vertrouwen van DFZ in [A] , zodat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van DFZ in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsrelatie met [A] voort te zetten. DFZ stelt dat zij [A] ook geen passende functie kan bieden.
5.5.1.
[A] voert verweer. Zij erkent dat zij verwijtbaar heeft gehandeld door NAW-gegevens op te zoeken in de systemen van DFZ, maar zij is van mening dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst disproportioneel is. [A] is bijna 38 jaar in dienst van DFZ en zij heeft altijd goed gefunctioneerd. [A] heeft onder emotionele omstandigheden niet een juiste afweging gemaakt. Zij heeft, nadat haar was gebleken dat haar toenmalige partner een dubbelleven leidde en zij hem heeft gevolgd naar de woning waar hij verbleef, in de systemen van DFZ de postcode opgezocht van het adres waar hij verbleef. Daarbij kwamen de gegevens van [B] naar voren. [A] heeft niet doelbewust naar de gegevens van [B] gezocht en zij heeft de gevonden gegevens niet gebruikt in contact met of naar derden. Tussen [A] en [B] was ruim voordat [A] in het systeem van DFZ keek al contact. Bovendien wordt met twee maten gemeten nu tegen [C] , die haar inloggegevens met anderen gedeeld heeft, geen stappen zijn ondernomen en jegens [D] , die uit eigen beweging de klantgegevens van [B] heeft opzocht, is volstaan met een waarschuwing. In de kern is de handeling van [A] niet anders dan die van [D] . [A] erkent dat DFZ de privacy hoog in het vaandel heeft staan, maar er zijn, zo stelt [A] , geen duidelijke interne procedures en werkinstructies.
5.5.2.
Naast de primaire grondslag betwist [A] voorts dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Bovendien is niet gebleken dat DFZ de herplaatsingsmogelijkheden in voldoende mate heeft onderzocht.
5.6.
De kantonrechter is met DFZ van oordeel dat er sprake is van verwijtbaar handelen van [A] . Vraag is echter of dit verwijtbare handelen zodanig is dat in redelijkheid niet van DFZ gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, met andere woorden of er is voldaan aan het proportionaliteitsvereiste. De kantonrechter is van oordeel dat die vraag ontkennend beantwoord dient te worden. Wanneer gekeken wordt naar de verweten handeling op zich - het eenmalig raadplegen van de systemen van DFZ voor privédoeleinden - dan is het gevolg dat DFZ daaraan wenst te verbinden naar het oordeel van de kantonrechter buitenproportioneel. Het schending van de privacy van een klant is weliswaar verwijtbaar, maar de ernst van dat verwijt weegt naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval niet op tegen het feit dat [A] bijna 38 jaar bij DFZ in dienst is en dat zij altijd naar tevredenheid van DFZ heeft gefunctioneerd. Een incident als het onderhavige - hoe verwijtbaar ook - dient naar het oordeel van de kantonrechter onder de gegeven omstandigheden niet te leiden tot een dusdanig verstrekkende maatregel als waarop door DFZ is ingezet. Dit klemt temeer nu aan [D] voor dezelfde feitelijke handeling - het raadplegen van de systemen van DFZ voor privédoeleinden - is volstaan met een waarschuwing. Het feit dat [D] spijt heeft betuigd en heeft aangegeven de onjuistheid van haar handelen in te zien, noch het feit dat [D] korter in dienst is dan [A] en/of het feit dat zij een ondergeschikte positie in de organisatie bekleedt, rechtvaardigen het verschil in de door DFZ voorgestane en toegepaste sancties. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens het raadplegen van NAW-gegevens anders dan voor werk gerelateerde doeleinden, terwijl vervolgens van die wetenschap geen gebruik is gemaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter een brug te ver. Een minder verstrekkende maatregel was naar het oordeel van de kantonrechter passend geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door DFZ naar voren gebrachte feiten en omstandigheden dan ook geen redelijke grond op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW.
5.7.
Subsidiair stelt DFZ dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van DFZ in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te laten voortduren. De kantonrechter is van oordeel dat ook deze grond het verzoek niet kan dragen nu DFZ onvoldoende gemotiveerd onderbouwd heeft dat er sprake is van zodanige verstoring dat herstel van de relatie niet mogelijk is. Voorts heeft DFZ onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat herplaatsing van [A] - overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van de Ontslagregeling - binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Hetgeen DFZ daartoe heeft aangevoerd is, gelet op het toetsingskader van artikel 7:669 BW, te summier.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van DFZ zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van DFZ, omdat zij ongelijk krijgt, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 600,- wegens salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt DFZ in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 600,-.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2015 door mr. A. van der Meer, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 471