Op 8 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De zaak vond plaats in Assen, waar de verdachte op 2 februari 2015 een gewelddadig voorval heeft gepleegd. De verdachte heeft met geschoeide voet krachtig tegen het hoofd van slachtoffer 1 geschopt, terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet het opzet had om het slachtoffer te doden, maar wel dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, namelijk poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 164 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren had geëist, toegewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de psychologische rapportage die aangaf dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De verdachte kreeg een proeftijd van drie jaar en moest zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een CoVa training. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven en de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.