ECLI:NL:RBNNE:2015:4350

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
15 september 2015
Zaaknummer
18.730087-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in een café met recidive

Op 15 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf wegens diefstal, specifiek zakkenrollerij. De verdachte heeft in een café een mobiele telefoon weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 februari 2014 in [Café 1] te [pleegplaats] samen met een ander, of alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een smartphone heeft weggenomen die toebehoorde aan [slachtoffer 2]. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. M. Ketting, was wel aanwezig en verklaarde dat hij tot de verdediging was gemachtigd. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

De tenlastelegging omvatte meerdere diefstallen, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van de meeste aanklachten, omdat het bewijs niet overtuigend genoeg was. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden en de verklaringen van getuigen voldoende bewijs boden voor de diefstal van de smartphone van [slachtoffer 2]. De verdachte had aanvankelijk ontkend in het bezit te zijn geweest van een witte telefoon, maar de beelden toonden aan dat hij de telefoon had weggenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de telefoon had gestolen en dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven, wat leidde tot de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen.

De rechtbank heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het delict, de recidive van de verdachte en de impact van zakkenrollerij op de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 15 september 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730087-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 september 2015.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in [Café 1] uit een (schouder)tas heeft weggenomen
A.
- een Smartphone/telefoontoestel (van het merk Samsung, type Galaxy S Advance, kleur wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
B.
- een Smartphone/telefoontoestel (van het merk Samsung, type S3 mini Lafleur, kleur wit) en/of een bankpas en/of een rijbewijs (ten name van [slachtoffer 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 14 februari 2014 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in [Café 2] uit een schoudertas heeft weggenomen een Smartphone (van het merk Samsung, type Galaxy S3, kleur wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 A en 1 B ten laste gelegde;
- oplegging van gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, dan wel, indien de verdachte een werkstraf kan verrichten, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en 60 uur werkstraf subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1A en 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1A en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daarbij dat het proces-verbaal naast een aangifte, geen bewijsmiddelen bevat die een bewezenverklaring kunnen ondersteunen.
Ten aanzien van het onder 1B ten laste gelegde
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 14 februari 2014 te [pleegplaats] onder meer een mobiele telefoon heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer 2] . De mobiele telefoon is weggenomen tijdens het uitgaan in [Café 1] in Leeuwarden.
Door [Café 1] en het naastgelegen [Café 2] zijn ten behoeve van het onderzoek camerabeelden met opnamen van binnen en buiten het café ter beschikking gesteld. De verbalisant heeft deze camerabeelden bekeken. Door verbalisant is vastgesteld dat verdachte zich op het moment van de diefstal in [Café 1] bevond. Om 01.04 uur ziet verbalisant op de camerabeelden dat verdachte achter aangeefster gaat staan. Aangeefster draagt een damestasje op haar rug, ter hoogte van haar rechterheup. Verdachte duwt daarop met zijn lichaam aangeefster ongeveer een halve meter naar voren, waarbij hij een beweging maakt met zijn hand tegen de tas van aangeefster. Nadat verdachte langs aangeefster is gelopen, is te zien dat de tas van aangeefster iets naar beneden valt.
Op de camerabeelden is te zien dat verdachte om 01.05 uur wederom achter aangeefster staat en met zijn hand richting de tas van aangeefster gaat. Verdachte maakt een beweging met zijn rechterschouder naar beneden. Hij haalt zijn schouder weer op en heeft vervolgens een wit met zwart voorwerp in zijn hand. Vervolgens verlaat verdachte [Café 1] .
Op de door [Café 2] beschikbaar gestelde camerabeelden is op de buitencamera, welke is gericht op de ingang van [Café 2] en tevens gericht is in de richting van [Café 1] , te zien dat verdachte om 01.07 uur komt aanlopen vanuit de richting van [Café 1] en stilstaat onder de camera van [Café 2] . Verdachte haalt vervolgens een mobiele telefoon uit zijn jaszak. Op de beelden is te zien dat dit een telefoon is met een zwart hoesje welke in boekvorm wordt geopend en wit van kleur is.
Uit het relaas van de verbalisant blijkt dat verdachte in [Café 1] in de nabijheid van aangeefster heeft gestaan.
Verdachte heeft aanvankelijk tegenover de politie verklaard dat hij niet in het bezit is geweest van een witte telefoon. Wanneer de verbalisanten verdachte er mee confronteren dat op de camerabeelden duidelijk is te zien dat hij een witte mobiele telefoon met zwart hoesje in zijn handen heeft, geeft verdachte geen antwoord.
Nadat verdachte nogmaals gevraagd wordt naar het voorhanden hebben van een witte telefoon met een zwart hoesje, verklaart verdachte dat hij de telefoon van [medeverdachte] in handen heeft gehad met een witte hoes.
Uit onderzoek is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte] wit van kleur is met een witte hoes.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij zijn telefoon niet aan verdachte heeft overhandigd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de door verdachte afgelegde verklaring omtrent het voorhanden hebben van de witte telefoon met zwarte hoes gelet op het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het uitlezen van de camerabeelden en hetgeen
[medeverdachte] daaromtrent heeft verklaard, als kennelijk leugenachtig is aan te merken en tegen beter weten in is afgelegd om de waarheid te bemantelen. De rechtbank gebruikt deze verklaring als zodanig als bewijsmiddel.
De rechtbank is van oordeel dat het op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, niet anders kan zijn, gelet op de korte tijdspanne tussen de wegneming van de mobiele telefoon en de camerabeelden buiten het café, dan dat het voorwerp wat verdachte voor de ingang van [Café 2] in handen heeft gehad, de mobiele telefoon van aangeefster is geweest en dat verdachte derhalve degene is geweest die deze telefoon heeft weggenomen op het moment dat hij blijkens de camerabeelden zeer dicht tegen aangeefster aan stond. Deze telefoon komt overeen met de beschrijving die aangeefster heeft gegeven van haar mobiele telefoon, zijnde een witte telefoon met een zwart hoesje wat als boekvorm openklapt.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder 1B ten laste gelegde bewezen is. De rechtbank acht het medeplegen niet bewezen, nu daarvoor onvoldoende wettige bewijsmiddelen voorhanden zijn.

Bewijsmiddelen

De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02GL-2014080529, gesloten op
26 augustus 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1. Een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL02GL-2014016460-1, d.d.
14 februari 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] (blz. 142, 143):
Ik doe aangifte van diefstal van mijn mobiele telefoon, pinpas, rijbewijs en geld. Ik was op 14 februari 2014 omstreeks 01.10 uur in de kroeg [Café 1] gevestigd in [straat] te [pleegplaats] .
Ik voelde dat er iemand dicht op mij stond en ik voelde iets aan mijn tas welke ik aan mijn lichaam had hangen. Mijn tas was dicht en toen ik deze controleerde bleek deze open te staan. Mijn mobiel is van het merk Samsung S3 mini, type La Fleur, kleur wit.
2. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014016452-29, d.d. 21 februari 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe een bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant (blz. 82 - 85):
Op zondag 17 februari 2014 heb ik verbalisant telefonisch contact gehad met aangeefster [slachtoffer 2] . Ik verbalisant heb haar om een nadere omschrijving van haar weggenomen mobiele telefoon gevraagd. Ik verbalisant hoorde de aangeefster zeggen dat haar mobiele telefoon wit van kleur was en dat deze was opgeborgen in een zwart hoesje welke als een boek opengeklapt diende te worden.
Tijdens het onderzoek heb ik de door [Café 1] en [Café 2] verstrekte camerabeelden van 14 februari 2014 tussen 00:00 uur en 01:30 uur bekeken. Op deze beelden heb ik de hieronder genoemde feiten en omstandigheden waargenomen:
Camera [Café 1] : Camera van binnenuit gericht van rechtse zijmuur naar ingang. Locatie voorin de bar
Tijdstip 01:04 uur:
Verdachte komt vanuit de richting ingang lopen richting de rechter zijmuur. Verdachte loopt terug en gaat achter aangeefster [slachtoffer 2] staan. Aangeefster [slachtoffer 2] draagt een damestasje op haar rug ter hoogte van haar rechterheup.
Tijdstip 01:05 uur:
Verdachte staat wederom achter aangeefster [slachtoffer 2] .
Verdachte verlaat vervolgens [Café 1] te 01:07 uur.
Camera [Café 2] : Camera buiten gericht op de ingang van [Café 2] en gericht in de richting van [Café 1] .
Tijdstip 01:07 uur:
Verdachte komt aanlopen vanuit de richting [Café 1] . Verdachte gaat stil staan voor [Café 2] onder de camera. Verdachte heeft zijn linkerhand in zijn jaszak. Verdachte haalt zijn linkerhand uit zijn jaszak. Verdachte heeft vervolgens een op een mobiele telefoon gelijkend voorwerp in zijn hand.
Verdachte opent een hoesje welke in boekvorm wordt geopend. Het voorwerp is wit van kleur en heeft een zwart hoesje. Verdachte kijkt naar dit voorwerp en stopt dit voorwerp in zijn linker jaszak.
3. Een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie d.d.
28 juli 2015, voor zover inhoudende dat verdachte op 11 december 2013 ter zake diefstal bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest veroordeeld is tot gevangenisstraf.
4. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014016452-32, d.d. 19 februari 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (blz. 112 - 115):
V: Jij hebt in je verklaring aangegeven dat je geen telefoon in je handen hebt gehad en dat je niks weet van witte Samsung met een zwart hoesje klopt dat?
A: Nee, ik heb geen gestolen telefoon in mijn handen gehad. Ik heb u gezegd misschien was het de telefoon van [medeverdachte] , maar ik heb geen telefoon gestolen.
V: Als jij de telefoon van [medeverdachte] in je handen hebt gehad. Dit is een witte telefoon met een wit hoesje en geen witte telefoon met een zwart hoesje. Hoe verklaar je dat?
A: Ik heb alleen de telefoon van [medeverdachte] in handen gehad met een witte hoes. Verder heb ik geen andere telefoon in handen gehad.
5. Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014016452-34, d.d. 19 februari 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte] (blz. 131 - 136):
V: Heb jij je telefoon aan [verdachte] gegeven?
A: Nee, ik heb [verdachte] niets gegeven ook niet mijn eigen telefoon.
V: Dus als [verdachte] verklaart dat hij jouw telefoon heeft gekregen om even te bellen, dan klopt dit niet?
A: Ik heb [verdachte] geen telefoon gegeven. Mijn telefoon is wit en er zit een wit hoesje omheen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 B ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 14 februari 2014 te [pleegplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in [Café 1] uit een (schouder)tas heeft weggenomen een Smartphone/telefoontoestel van het merk Samsung, type S3 mini Lafleur, kleur wit, en een bankpas en een rijbewijs ten name van [slachtoffer 2] , toebehorende aan [slachtoffer 2] , terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 B. Diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte voorlichtingsrapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij door op geraffineerde wijze in een vol café een mobiele telefoon, een bankpas en een rijbewijs weg te nemen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte niet alleen zich de eigendommen van een ander toegeëigend en de rechtstreeks gedupeerde schade toegebracht, maar ook - omdat sprake is van zakkenrollerij- bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Volgens de in de strafrechtspleging ten aanzien van zakkenrollerij ontwikkelde oriëntatiepunten straftoemeting is bij recidive een gevangenisstraf van 2 maanden passend voor een dergelijk delict. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen aanleiding hiervan af te wijken en acht deze straf passend en geboden. Zij zal deze dan ook opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 43a en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1.A en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1.B ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. L.G. Wijma, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 september 2015.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Wijma
locatie Leeuwarden,
Van Dijk