In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Noord-Nederland op 9 september 2015, heeft eiser [A] een vordering ingesteld tegen gedaagden Interpolis en [B] wegens schadevergoeding na een brand. De rechtbank heeft de procedure in eerdere tussenvonnissen behandeld, waarbij onder andere de hoogte van de schadevergoeding en de vermeerdering van eis door [A] aan de orde kwamen. Eiser vorderde onder andere bedragen ter compensatie van schade aan de woning en de stoffering, alsook kosten voor de aanschaf van nieuwe brandblussers. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] zijn vorderingen voldoende heeft onderbouwd, ondanks dat er geen betalingsbewijzen zijn overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de schadevergoeding voor de stoffering en de brandblussers toewijsbaar zijn, en dat de wettelijke rente over deze bedragen moet worden toegewezen. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten beoordeeld en deze gedeeltelijk toegewezen aan Interpolis, terwijl de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten jegens [B] werd afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank beide gedaagden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief de wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de verzekeraar en de gedaagde in het kader van schadevergoeding na een brand, evenals de noodzaak voor adequate onderbouwing van vorderingen in civiele procedures.