ECLI:NL:RBNNE:2015:4450

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
LEE 14/4912
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en geheimhouding op basis van de Gemeentewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van het Bildt. De eiser had op 28 juni 2013 verzocht om informatie over financiële afspraken met betrekking tot de zorgflat het Van Haarenshuus in Sint Annaparochie. De gemeente had echter geheimhouding opgelegd op de notulen van de beraadslaging over deze afspraken, op basis van artikel 23 en 25 van de Gemeentewet. De rechtbank oordeelde dat de geheimhouding van toepassing was op de overeenkomst en dat de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) niet van toepassing was. De rechtbank stelde vast dat de geheimhouding ook van toepassing was op de getekende versie van de overeenkomst, omdat deze hetzelfde stuk betrof als waarover geheimhouding was uitgesproken. De rechtbank concludeerde dat de Gemeentewet als bijzondere regeling voorrang heeft boven de Wob, wat betekent dat de eiser geen recht had op inzage in de gevraagde documenten. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 14/4912

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 september 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser,

(gemachtigde: mr. A. Maandag)
en

het college van burgemeester en wethouders van het Bildt, verweerder.

(gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma)

Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2013, aan eiser toegezonden bij brief van 5 september 2013, (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toezending van alle informatie over de -met name financiële- afspraken die verweerder heeft gemaakt, vervat in een overeenkomst met onderliggende stukken, met betrekking tot de zorgflat het Van Haarenshuus in Sint Annaparochie, afgewezen.
Bij besluit van 17 december 2013, aan eiser toegezonden op 7 januari 2014, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het besluit van 17 december 2014 beroep ingesteld.
Dit beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 28 mei 2014. De behandeling ter zitting heeft voor verweerder aanleiding gevormd het besluit van 17 december 2013 in te trekken. Eiser heeft daarop het beroep ingetrokken.
Bij besluit van 27 oktober 2014, aan eiser toegezonden op 29 oktober 2014 (het bestreden besluit), heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiser beslist. Aanvullend aan dit besluit heeft verweerder eiser bij brief van 21 januari 2015 in de gelegenheid gesteld nog vier stukken in te zien.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 13 november 2014 beroep ingesteld.
Voor een deel van de stukken heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend zij hiervan kennis zal mogen nemen. Bij brief van 29 april 2014 (de rechtbank leest 2015) heeft eiser de rechtbank toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gegeven om mede op grond van die stukken uitspraak te doen.
Verweerder heeft op 24 december 2014 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde bovengenoemd en J. de Groot-Sjoerdsma.
Overwegingen
1. Bij brief van 28 juni 2013 heeft eiser verzocht om informatie over de -met name financiële- afspraken die verweerder heeft gemaakt met betrekking tot de zorgflat het Van Haarenshuus in Sint Annaparochie. Het betreft een overeenkomst die gesloten is tussen de gemeente het Bildt, zorgpartners Friesland en Wonen Noordwest Friesland enerzijds en Wassenaar c.s. anderzijds. De raad heeft in zijn vergadering van 12 juni 2013 achter gesloten deuren beraadslaagd over het voorstel van het college om bedoelde overeenkomst aan te gaan en ter zake het benodigde krediet beschikbaar te stellen voor de schikking die met deze partijen is getroffen. De raad heeft met toepassing van het bepaalde in artikel 23 en 25 van de Gemeentewet geheimhouding opgelegd op de notulen van deze beraadslaging.
2. In het thans bestreden besluit heeft verweerder het verzoek om inzage van eiser grotendeels ingewilligd. De geheimhouding ten aanzien van de overeenkomst betreffende het woonzorgcomplex Van Haarenshuus en de onderliggende stukken is echter niet opgeheven, zodat deze stukken niet aan eiser zullen worden toegezonden.
3. Eiser stelt in de gronden van zijn beroep dat de tussen betrokken partijen gesloten overeenkomst wel onder de Wob valt en ten onrechte ontbreekt. Volgens eiser strekt de geheimhouding van de raad niet zover dat de getekende overeenkomst hieronder valt. Immers, de gesloten overeenkomst is van 13 juni 2013 terwijl de geheimhouding is uitgesproken over het voorstel van 12 juni 2013.
3.1.
De rechtbank overweegt dat de getekende versie van de overeenkomst hetzelfde stuk betreft als waar de geheimhouding over is uitgesproken. Hierdoor valt naar het oordeel van de rechtbank ook de getekende versie onder de geheimhouding. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer in een uitspraak van 18 september 2013 in zaak nr. 201208167; www.raadvanstate.nl), wijkt de Wob als algemene openbaarmakingsregeling voor bijzondere regelingen, indien deze zijn neergelegd in een formele wet en indien de bijzondere regeling bovendien uitputtend van aard is. Daarvan is sprake indien de regeling ertoe strekt te voorkomen dat door toepassing van de Wob afbreuk zou worden gedaan aan de goede werking van de materiële bepalingen in de bijzondere wet. Artikel 25 van de Gemeentewet moet worden aangemerkt als een uitputtende regeling inzake openbaarmaking en geheimhouding, welke als bijzondere regeling voorrang heeft boven de Wob. Dit betekent dat op de in geding zijnde stukken de Wob niet van toepassing is, zodat verweerder evenmin gehouden was het verzoek aan artikel 10 van de Wob te toetsen.
4. Het beroep is gelet op bovenstaande overwegingen ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzitter en mrs. H.J. Bastin en V. van Dorst, leden, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 september 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.