ECLI:NL:RBNNE:2015:4453

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
18.930061-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot voorwaardelijke taakstraf voor mishandeling van levensgezel met seksuele component

Op 22 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levensgezel. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 19 mei 2013 in de gemeente Aa en Hunze. De verdachte werd ervan beschuldigd zijn partner te hebben gedwongen tot seksuele handelingen en haar te hebben mishandeld. Tijdens de zitting op 29 augustus 2014 en 8 september 2015 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.M. Bierens, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte ontkende de beschuldigingen van dwang tot seksuele handelingen, maar erkende wel dat er eerder die dag seksueel contact was geweest met de aangeefster, waarbij zij had ingestemd. Het tweede feit, de mishandeling, werd echter wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn levensgezel had mishandeld, wat resulteerde in letsel en pijn voor de aangeefster.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die verminderd toerekenbaar werd geacht vanwege een verstandelijke beperking en alcoholmisbruik. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 50 uren, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn impulsiviteit en alcoholmisbruik. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van 200 euro toegewezen, terwijl het overige deel van de vordering niet ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930061-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2014 en 08 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 19 mei 2013 te [pleegplaats] , gemeente Aa en Hunze, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (bij haar armen) heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] met haar rug en/of haar hoofd tegen een muur heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] (opnieuw) bij haar armen heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een deur en/of een aanrecht heeft geduwd/gegooid en/of
- die [slachtoffer] heeft geknepen en/of gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid, althans haar ten val heeft gebracht en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) met haar hoofd op de vloer heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] , en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 mei 2013 te [pleegplaats] , gemeente Aa en Hunze, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis en/of een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht;
2. hij op of omstreeks 19 mei 2013 te [pleegplaats] , gemeente Aa en Hunze, opzettelijk zijn levensgezel, [slachtoffer] heeft mishandeld, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk mishandelend
- die [slachtoffer] (stevig) (bij haar armen) heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] met haar rug en/of haar hoofd tegen een muur heeft gedrukt en/of
- die [slachtoffer] (opnieuw) (stevig) bij haar armen heeft vastgepakt en/of
- die [slachtoffer] tegen een deur en/of een aanrecht heeft geduwd/gegooid en/of
- die [slachtoffer] heeft geknepen en/of gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] op de grond heeft gegooid, althans haar ten val heeft gebracht en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) met haar hoofd op de vloer heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- die [slachtoffer] (hard) bij haar keel/hals heeft gegrepen, waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde;
- oplegging van 50 uren werkstraf, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van 200 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De verdachte ontkent dat hij aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster. Wel heeft verdachte op een eerder moment die dag seksueel contact met aangeefster gehad doch daarin had zij toegestemd.
Het subsidiair ten laste gelegde kan evenmin worden bewezen.
Verdachte zal daarom van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe welke steeds zakelijk zijn weergegeven en waarbij de processen-verbaal steeds in de wettelijke vorm zijn opgemaakt.
- een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 24 september 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Op 19 mei 2013 ’s avonds, te [pleegplaats] in de woning van [verdachte] is het gebeurd.
Hij pakte mij bij mijn bovenarmen, met twee handen, vast. Ik had later twee blauwe plekken op mijn armen. Toen heeft hij met zijn hand in mijn buik geslagen tot twee keer toe.
Het deed mij pijn.
Ik ben gevlucht maar hij kwam achter mij aan en hij heeft mij weer aan mijn armen vastgepakt.
- een medische verklaring [2] d.d. 20 oktober 2013 met betrekking tot waargenomen letsel aangaande [slachtoffer] te [plaats 1] .
Datum onderzoek: 19 mei 2013.
Uitwendig waargenomen letsel: Hematoom en striemen.
- een proces-verbaal verhoor [3] verdachte d.d. 19 mei 2013, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
Ik woon samen met mijn vriendin [slachtoffer] in [plaats 2] aan [adres] .
Afgelopen nacht is het geëscaleerd. Er werd een beetje getrokken en geduwd en geslagen.
Ik had haar gewoon bij haar bovenarm vast.
Ik zal haar wel in haar buik gedrukt hebben.
Ik heb [slachtoffer] geslagen. Ik heb haar met de vlakke hand geslagen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 mei 2013 te [pleegplaats] , gemeente Aa en Hunze, opzettelijk zijn levensgezel, [slachtoffer] heeft mishandeld, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk mishandelend
- die [slachtoffer] (stevig) bij haar armen heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer] heeft geslagen
waardoor die [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 17 december 2014 opgemaakt door C.J.F. Kemperman. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Men kan spreken over een misbruik van alcohol bij een licht zwakzinnige man met een persoonlijkheidsvariant met impulsieve trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Dit beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
Gesteld kan worden dat verdachtes zelfcontrole werd beperkt door een verstandelijke beperking. Hij overziet de gevolgen van zijn gedrag niet goed en kende beperkte gedragsalternatieven. Verdachte is daarom verminderd toerekenbaar te achten.
De mederapporteur, mevrouw drs. C. Sipma heeft verdachte eveneens onderzocht en komt tot eenzelfde conclusie als onderzoeker Kemperman.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte zijn toenmalige levensgezel heeft mishandeld. Na een woordenstrijd met het slachtoffer ontstaat er na duwen en trekken een handgemeen tussen verdachte en het slachtoffer. Verdachte heeft als de fysiek sterkere het slachtoffer stevig vastgegrepen en geslagen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een straf geboden zoals deze door de officier van justitie is gevorderd.
De wetgeving met betrekking tot het vaststellen van een proeftijd is gewijzigd in die zin dat de proeftijd ten hoogste drie jaren bedraagt. De rechtbank ziet geen aanleiding daarvan af te wijken en zal daarom de proeftijd bepalen op drie jaren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde alsmede de gronden waarop deze berust.
De vordering van de benadeelde partij is hoofdzakelijk gebaseerd op het onder 1 ten laste gelegde feit en deels op feit 2.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen met zich brengt dat de gevorderde immateriële schade dient te worden gematigd mede gelet op hetgeen de rechtbank onder 2 bewezen heeft geacht.
De rechtbank zal de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op 200 euro nu dat deel van de vordering aannemelijk is gemaakt en in zodanig verband staat met de bewezen geachte mishandeling van het slachtoffer.
De benadeelde partij zal voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
50 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
25 dagenzal worden toegepast.
Bepaalt, dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde moet verschijnen op een schriftelijke uitnodiging voor een eerste meldplichtgesprek bij Reclassering Nederland op het adres Nijlandstraat 147-155 te Assen.
Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde -zolang de reclassering dit noodzakelijk acht- zich zal laten behandelen voor zijn impulsiviteit, verminderde emotie- en agressieregulatie, gebrekkige copingvaardig-heden en periodieke alcoholmisbruik bij een ambulante LVB instelling zoals Trajectum of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/ behandelaar zullen worden gegeven.
- dat veroordeelde zal meewerken aan bloedonderzoek of urineonderzoek met betrekking tot zijn periodieke alcoholmisbruik.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 200,-- (zegge: tweehonderd euro). Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2015.
Mr. Van Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 27 ev van het dossiernummer 2013069838 (het dossier)
2.pag. 42 van het dossier
3.pag. 74 ev van het dossier