ECLI:NL:RBNNE:2015:4579

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
4325411 TB VERZ 15-7461
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van BEM-clausule op spaarrekeningen van minderjarige kinderen in het kader van bijstandverlening door de gemeente

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door [verzoekster 1], de wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek strekte tot het opheffen van de BEM-clausule die rustte op de spaarrekeningen van de minderjarigen. Dit verzoek werd ingediend naar aanleiding van een bijstandsverlening door de Gemeente Vlagtwedde, die aan verzoekster de verplichting oplegde om de kantonrechter te verzoeken om de BEM-clausule op te heffen binnen een termijn van drie maanden. De gemeente stelde dat het vermogen van de minderjarigen, op grond van de Participatiewet, tot de middelen van het gezin wordt gerekend, mits daarover redelijkerwijs kan worden beschikt.

Verzoekster was van mening dat de BEM-clausule moest worden gehandhaafd, omdat de erfenis van hun vader een belangrijke herinnering voor de kinderen vertegenwoordigde. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 1:392 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat een onderhoudsverplichting van kinderen ten opzichte van hun ouders vastlegt, en heeft zich aangesloten bij een eerdere uitspraak van de kantonrechter te Zwolle. De kantonrechter concludeerde dat er geen juridische vaststelling was dat de minderjarige onderhoudsplichtig was ten opzichte van haar moeder, en dat er geen onherroepelijke beschikking was die de terugvordering van bijstand ten laste van het vermogen van de minderjarige rechtvaardigde.

Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van de BEM-clausule afgewezen. Wel heeft hij vastgesteld dat verzoekster op basis van artikel 1:253l BW het vruchtgenot van het vermogen van de minderjarige heeft en de renteopbrengst van de rekening met BEM-clausule mag gebruiken voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. J.C.G. Leijten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak-/rolnummer: 4325411 TB VERZ 15-7461
VB 40521

Beslissing op verzoek machtiging

Procesverloop

1. Op 29 juni 2015 is ter griffie van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, ingediend door [verzoekster 1] , in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarigen
[minderjarige 1] en [minderjarige 2], aangehecht verzoekschrift, met bovenstaand zaaknummer en voorzien van ontvangststempel, strekkende tot het opheffen van de op de spaarrekeningen van genoemde minderjarigen rustende BEM-clausule.
2. Het verzoekschrift is vervolgens vanwege centralisatie van werkzaamheden door de griffier verzonden naar en ontvangen ter locatie Leeuwarden van de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juli 2015.
Op 17 augustus 2015 zijn op verzoek van de griffier aanvullende stukken ingediend.

Motivering

3. De Gemeente Vlagtwedde heeft bij toekenningsbesluit van 21 mei 2015 bijstand verleend aan verzoekster, onder oplegging van de verplichting aan verzoekster om de kantonrechter binnen een termijn van 3 maanden te verzoeken om de BEM-clausule, die aanwezig is op de rekeningen van de minderjarige kinderen, op te heffen.
De Gemeente geeft in dit besluit aan dat het vermogen van een minderjarige op grond van artikel 31 lid 1 van de participatiewet tot de middelen van het gezin wordt gerekend, indien daarover redelijkerwijs kan worden beschikt, en dat het opheffen van de BEM-clausule kan leiden tot vermindering of beëindiging van de bijstand.
4. Verzoekster is van mening dat de erfenis het enige is dat ‘over’ is van hun vader, waarmee de kinderen in de toekomst herinneringen aan hun vader kunnen creëren. Zij stelt dat de BEM-clausule toch niet voor niets in het leven is geroepen en vraagt om de BEM-clausule te handhaven.
5. De kantonrechter stelt vast dat in artikel 1:392 lid 1 BW een onderhoudsverplichting is neergelegd van kinderen (ook minderjarige) ten opzichte van hun ouders, voor zover de ouder behoeftig is (lid 2) en er geen (vroegere) partner is die onderhoudsplichtig is (lid 3).
Voor wat betreft de onderhoudsverplichting van minderjarige kinderen ten opzichte van hun ouders sluit de kantonrechter zich evenwel aan bij het standpunt van de kantonrechter te Zwolle zoals dat is verwoord in de uitspraak van 9 oktober 2003.
De kantonrechter te Zwolle stelt in die uitspraak dat de onderhoudsverplichting van minderjarigen voor behoeftige ouders reeds in 1971 zeer omstreden was en ook het gebrek aan verschenen jurisprudentie over de toepassing van de bepaling bepaald niet de indruk wekt dat er sprake is van een veelvuldig gebruikt wetsartikel.
6.De kantonrechter constateert dat er ten aanzien van dit wetsartikel ook in de periode na de uitspraak in 2003 sprake is van een gebrek aan verschenen jurisprudentie, hetgeen er op duidt dat het wetsartikel ook thans niet veelvuldig wordt toegepast.
7. De kantonrechter overweegt voorts dat uit de stukken niet is gebleken dat in rechte is vastgesteld dat en in hoeverre de minderjarige onderhoudsplichtig is ten opzichte van haar moeder, dan wel dat aan haar moeder verleende bijstand terecht (dus bij onherroepelijke beschikking) wordt teruggevorderd ten laste van het vermogen van de minderjarige.
De gemeente heeft in het toekenningsbesluit alleen gesteld dat het vermogen van een minderjarige op grond van artikel 31 lid 1 van de participatiewet tot de middelen van het gezin wordt gerekend, indien daarover redelijkerwijs kan worden beschikt, en dat het opheffen van de BEM-clausule kan leiden tot vermindering of beëindiging van de bijstand.
8. Zolang niet in rechte vast staat dat en in hoeverre de minderjarige onderhoudsplichtig is ten opzichte van haar moeder, dan wel dat aan haar moeder verleende bijstand terecht ten laste van het vermogen van de minderjarige wordt teruggevorderd, zal de verzochte machtiging worden afgewezen.
Wel heeft verzoekster op basis van artikel 1:253l BW het vruchtgenot van het vermogen van de minderjarige en mag zij zonder rechterlijke machtiging de renteopbrengst van de rekening met BEM-clausule van de minderjarige gebruiken voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.
Conc.nr.: 375