ECLI:NL:RBNNE:2015:4607

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2015
Zaaknummer
18.730229-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, bedreiging en mishandeling met bijzondere voorwaarden

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor belaging, bedreiging en mishandeling. De zaak betreft een verdachte die zijn ex-vriendin en haar ouders bedreigde na de beëindiging van hun relatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder bedreiging met de dood en stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De verdachte had herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, zowel telefonisch als via sociale media, en had daarbij dreigende uitspraken gedaan. Tijdens de zitting op 20 augustus 2015 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.C. Poiesz, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello. De rechtbank achtte de bedreigingen bewezen op basis van getuigenverklaringen en het dossier. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer en haar ouders. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn gedrag op het slachtoffer, dat leidde tot een angststoornis en therapie. De rechtbank besloot dat de verdachte behandeld moest worden om het recidiverisico te verminderen, en legde een proeftijd van drie jaar op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730229-14
ter berechting gevoegd parketnummer 18/084825-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Poiesz, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.S. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op of omstreeks 3 juni 2014, te [pleegplaats 1] , in elk geval in het arrondissement Noord-Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een medewerker van de [school] (zijnde een collega van [slachtoffer 1] ) genaamd [naam 1] telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "Ik bel voor [slachtoffer 1] . Ze zal wel schrikken, maar als ze niet binnen 10 minuten terugbelt dan schiet ik 1 van haar ouders dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 10 februari 2014 tot en met 4 juni 2014, te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 1] , in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , in elk geval die ander, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte op verschillende data en/of tijdstippen in voormelde periode (telkens) (hinderlijk en ongewenst) (onder meer)
- zich meermalen althans eenmaal vóór, in elk geval in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] of waar die [slachtoffer 1] toen (telkens) verbleef, opgehouden, en/of
- zich meermalen althans eenmaal in de nabijheid van het werk(adres) van die [slachtoffer 1] opgehouden, en/of
- meermalen althans eenmaal telefonisch contact opgenomen of gezocht met die [slachtoffer 1] , en/of
- meermalen althans eenmaal via facebook en/of per (e-)mail contact opgenomen of gezocht met [slachtoffer 1] ;
4.
(18/084825-14)
hij op of omstreeks 26 maart 2014, te [pleegplaats 1] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ), (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor, in elk geval mede waardoor die persoon ten val is gekomen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5.
(18/084825-14)
hij op of omstreeks 26 maart 2014, te [pleegplaats 1] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] ), tegen diens hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
6.
(18/084825-14)
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2014 tot en met 27 februari 2014, te [pleegplaats 1] , in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk twee deursloten (van een pand gelegen aan of bij de [straat 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 6. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1., 2., 4. en 5. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan negen maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland, de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen van deze reclasseringsinstelling ook indien dit inhoudt dat verdachte zich onder behandeling dient te stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (hierna: AFPN) te Groningen, een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar ouders [slachtoffer 2] en [naam 2] en een locatieverbod inhoudende dat verdachte zich niet mag begeven binnen een straal van 500 meter van het [straat 2] te [pleegplaats 2] , [straat 3] te [pleegplaats 1] en de gebouwen van de [school] (hierna: [school] ) aan de [straat 4] te [pleegplaats 1] ;
- oplegging van de maatregel dat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en haar ouders [slachtoffer 2] en [naam 2] , met een vervangende hechtenis van twee weken met een maximum van zes maanden voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- oplegging van de maatregel dat de verdachte voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in het gebied binnen een straal van 500 meter van het [straat 2] te [pleegplaats 2] , [straat 3] te [pleegplaats 1] en de gebrouwen van de [school] aan de [straat 4] te [pleegplaats 1] , met een vervangende hechtenis van twee weken met een maximum van zes maanden voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan;
- de dadelijk uitvoerbaarheid van het hiervoor genoemde contact- en locatieverbod;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Beoordeling van het bewijs

Overweging ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar het werk van [slachtoffer 1] heeft gebeld en dat hij een collega van haar aan de telefoon kreeg. Volgens verdachte was hij boos en heeft hij tegen deze collega gezegd dat [slachtoffer 1] hem terug moest bellen, maar heeft hij hierbij geen bedreigingen geuit. Een collega van [slachtoffer 1] , [naam 1] , heeft verdachte aan de lijn gehad. Zij heeft verklaard de bedreiging te hebben gehoord. De verklaring van verdachte enerzijds en de verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam 1] anderzijds, leveren in onderlinge samenhang bezien naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig bewijs op van de bedreiging.
Verdachte heeft dezelfde middag telefonisch contact gehad met [verbalisant 1] . [verbalisant 1] deelt verdachte mede dat de politie hem zoekt met betrekking tot een bedreiging met de dood waarvoor hij als verdachte moet worden gehoord. Verdachte geeft dan aan: "Maar nu ga ik het ook daadwerkelijk doen, ik ga ze vermoorden!" Vervolgens heeft verdachte dezelfde middag telefonisch contact gezocht met [verbalisant 2] . In dit gesprek heeft verdachte onder meer gezegd: "Het gaat zeker over dat ik vanmorgen met de [school] heb gebeld met een collega van [slachtoffer 1] heb gesproken dat zij moest bellen en dat er anders wat zou gebeuren" en "Ja, u kunt het heen en weer krijgen, mevrouw [slachtoffer 1] gaat mij bellen of het kost haar ouders het leven, oke?",
De rechtbank stelt vast dat de strekking van verdachtes boodschap iedere keer dezelfde is. [slachtoffer 1] moet hem bellen of anders kost het haar ouders het leven. Tevens blijkt uit de opmerking van verdachte aan [verbalisant 2] dat hij die ochtend een bedreiging heeft geuit tegen de collega van [slachtoffer 1] . Het voorgaande in onderling verband en samenhang genomen, heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat verdachte de bedreiging op 3 juni 2015, zoals ten laste is gelegd -in het telefoongesprek met getuige [naam 1] - heeft geuit.
Overweging ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde.
Onder 6. wordt verdachte verweten dat hij twee deursloten van de woning van [slachtoffer 1] heeft vernield dan wel onbruikbaar heeft gemaakt, door hier lijm in aan te brengen. Verdachte heeft deze handelingen ontkend. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de persoon is die de lijm in de sloten heeft aangebracht. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 20 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 juni 2014 heb ik naar het werk van [slachtoffer 1] gebeld. [slachtoffer 1] werkt bij de [school] te [pleegplaats 1] . Ik kreeg een collega van [slachtoffer 1] aan de lijn. Ik heb gezegd dat [slachtoffer 1] mij terug moest bellen.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02AD-2014058440, gesloten op 5 juni 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02AD-2014058440-1, d.d. 3 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood van één van mijn ouders. Op 3 juni 2014 was ik op mijn werk in [pleegplaats 1] . Ik werd aangesproken door mijn collega [naam 1] . [naam 1] vertelde mij dat [verdachte] had gezegd dat als ik niet binnen tien minuten terug zou bellen dat hij één van mijn ouders dood zou schieten. Ik werd erg bang van deze bedreiging en ik vrees dat [verdachte] deze bedreiging waar gaat maken. Ik heb mijn ouders meteen in kennis gesteld. Mijn ouders zijn erg bang dat hij hun iets aan gaat doen.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02AD-2014058440-2, d.d. 3 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 1] :
Op 3 juni 2014 kwam ik op mij werk bij de [school] te [pleegplaats 1] . Ik zag dat mijn collega [slachtoffer 1] bij de balie zat. Ik hoorde de telefoon overgaan. Ik heb de telefoon opgenomen en mijzelf voorgesteld. Ik hoorde dat ik een manspersoon aan de lijn had. Ik hoorde dat hij zich voorstelde als [verdachte] . Ik hoorde dat hij zei: "Ik bel voor [slachtoffer 1] . Ze zal wel schrikken, maar als ze niet binnen tien minuten terug belt dan schiet ik één van haar ouders dood". De stem van [verdachte] klonk opgefokt en dwingend toen hij dit bericht overbracht. Ik heb voorgaande direct aan [slachtoffer 1] verteld. Hierop heeft [slachtoffer 1] de politie gebeld en haar vader welke thuis was.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02AD-2014058440-4, d.d. 3 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op 3 juni 2014 stel ik, [verbalisant 1] , [verdachte] ervan op de hoogte dat wij hem zoeken met betrekking tot een bedreiging met de dood waarvoor hij als verdachte gehoord moet worden. Wij hoorden dat [verdachte] zei: "Maar nu ga ik het ook daadwerkelijk doen ik ga ze nu vermoorden!".
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02AD-2014058440-5, d.d. 3 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op 3 juni 2014 werd er telefonisch contact opgenomen met mij, [verbalisant 2] , door een man die zich bekend maakte als [verdachte] . [verdachte] zei dat [slachtoffer 1] hem moest bellen en dat zij, haar ouders en de politie anders nog niet van hem af waren en last van hem houden. Vervolgens hoorden wij hem zeggen: "Ik ga haar met de kogel door het hoofd schieten." Vervolgens zei ik, [verbalisant 2] , tegen meneer [verdachte] "mevrouw [slachtoffer 1] gaat u niet bellen". Verder hoorden wij hem zeggen: "Want het gaat zeker over dat ik vanmorgen met de [school] heb gebeld en met een collega van [slachtoffer 1] heb gesproken dat zij moest bellen en dat er anders wat zou gebeuren. Ja, u kunt het heen en weer krijgen, mevrouw [slachtoffer 1] gaat mij bellen of het kost haar ouders het leven, oke?"
De rechtbank past met betrekking tot de onder 2. 4. en 5. het ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 augustus 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02AD-2014058440-15, d.d. 5 juni 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02AD-2014057760-2, d.d. 5 juni 2014, inhoudende de verklaring van verbalisant;
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02AD-2014031999-6, d.d. 30 maart 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
5. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL-2014031999-1, d.d. 26 maart 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
6. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL-2014032001-1, d.d. 26 maart 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Redengeving bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde feit
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen is verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
verdachte op 3 juni 2014 te [pleegplaats 1] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een medewerker van de [school] , zijnde een collega van [slachtoffer 1] genaamd [naam 1] , telefonisch dreigend de woorden toegevoegd: "Ik bel voor [slachtoffer 1] . Ze zal wel schrikken, maar als ze niet binnen 10 minuten terugbelt dan schiet ik één van haar ouders dood";
2.
verdachte in de periode van 10 februari 2014 tot en met 4 juni 2014 te [pleegplaats 2] en te [pleegplaats 1] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte op verschillende data en tijdstippen in voormelde periode telkens hinderlijk en ongewenst
- zich meermalen in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer 1] , of waar die [slachtoffer 1] toen telkens verbleef, opgehouden en
- zich meermalen in de nabijheid van het werk van die [slachtoffer 1] opgehouden en
- meermalen telefonisch contact opgenomen of gezocht met die [slachtoffer 1] en
- meermalen via facebook en per email contact opgenomen of gezocht met [slachtoffer 1] ;
4.
hij op 26 maart 2014 te [pleegplaats 1] in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] , met kracht tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die persoon ten val is gekomen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
5.
hij op 26 maart 2014 te [pleegplaats 1] in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3] , tegen diens hoofd heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. belaging;
4. mishandeling;
5. mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige schulduitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het trajectconsult van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van 13 juni 2014, de reclasseringsrapportages opgemaakt door Reclassering Nederland op 4 juli 2014 en 31 juli 2015, het psychologisch rapport van 11 juli 2014, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, belaging en mishandeling van zijn ex-vriendin, alsmede bedreiging van de vader en mishandeling van een collega van zijn ex-vriendin. Nadat de vriendin van verdachte de relatie via een email had beëindigd, is verdachte haar gaan opzoeken, ondanks dat zij had aangegeven hiervan niet gediend te zijn. Voorts heeft verdachte haar veelvuldig benaderd, zowel telefonisch als door middel van tekstberichten. Verdachte deed dit omdat hij haar over de beëindiging van de relatie wilde spreken. Toen het door verdachte gewenste gesprek niet volgde, werd hij steeds dreigender in de benadering van zijn ex-vriendin. De uitingen van verdachte naar zijn ex-vriendin, al dan niet rechtstreeks, zijn uiteindelijk uitgemond in de bewezenverklaarde gevallen van bedreiging en mishandeling
Verdachte heeft met zijn volharding om in gesprek te komen met zijn ex-vriendin geen rekening gehouden met de gevoelens van angst en onveiligheid die zijn gedrag bij het slachtoffer en haar ouders veroorzaakte. Het slachtoffer heeft aangegeven dat zij hierdoor slecht sliep en door de spanning nek- en rugpijn kreeg. Omdat de klachten een dusdanige belemmering vormden voor haar dagelijks functioneren, heeft zij zich tot een psycholoog gewend, die een angststoornis heeft gediagnostiseerd. Hiervoor is het slachtoffer ongeveer één jaar in therapie geweest. De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan.
Verdachte heeft tijdens de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis gerecidiveerd. Opnieuw heeft verdachte op een vervelende wijze contact opgenomen met het slachtoffer. Dit was een reactie op de dagvaarding door het Openbaar Ministerie. Uit de rapportage van de reclassering is gebleken dat verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, door het contact met de reclassering te verbreken. Voorts wenste verdachte zich niet te houden aan de aanwijzing van de reclassering om zich onder behandeling te stellen van de AFPN te Groningen. Dit alles heeft er toe geleid dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis -ruim een jaar na de feiten- is opgeheven en verdachte opnieuw in detentie is gekomen.
Door de psycholoog is een onderzoek naar de persoon van verdachte verricht en hij heeft gerapporteerd dat verdachte kampt met een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Deze stoornis heeft tijdens het plegen van de feiten verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloed. Er was volgens de psycholoog sprake van een gedeeltelijk ontbreken van de vrijheid van handelen waardoor sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Voorts is de psycholoog van mening dat verdachte vanuit narcistische kenmerken zich bovenmatig gekwetst heeft gevoeld door de plotselinge beëindiging van de relatie door het slachtoffer en haar weigering daarover met verdachte in gesprek te gaan. Vanuit verdachtes sterke gerichtheid op doelen en de neiging deze doelen te blijven nastreven ondanks moeilijkheden, heeft verdachte zich niet afgewend van het slachtoffer. Voor vermindering van het recidiverisico is het van belang dat verdachte inzicht krijgt in de relatie tussen deze persoonskenmerken en zijn delictgedrag en dat hij beter leert omgaan met deze persoonlijkheidskenmerken. Verdachte is derhalve gebaat bij een psychotherapeutische behandeling die kan worden gevonden bij bijvoorbeeld de AFPN te Groningen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank zal hier in de strafmaat rekening mee houden.
De rechtbank is van oordeel dat een ernstig feit als de onderhavige belaging, die uiteindelijk heeft geleid tot bedreiging en mishandelingen, dient te worden bestraft met een forse gevangenisstraf. Het slachtoffer heeft echter aangegeven dat zij liever ziet dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek dan dat er vergelding komt. De rechtbank deelt dit oordeel en acht het van belang dat verdachte wordt behandeld, zodat het recidiverisico wordt verminderd. De rechtbank zal derhalve een groot deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en een verplichting tot ambulante behandeling bij de AFPN te Groningen. De rechtbank volgt de eis officier van justitie met betrekking tot de hoogte van de gevangenisstraf, maar zal bepalen dat het voorwaardelijk deel één maand langer is. Verdachte heeft dan een nog grotere stok achter de deur om zich aan de voorwaarden te houden. Tevens wordt verdachte op deze wijze minder belemmerd om zijn studie te hervatten. De rechtbank acht het voor de maatschappij en verdachte van belang dat verdachte zijn maatschappelijk leven weer op een gezonde wijze vorm kan geven.
Voorts acht de rechtbank het voor het slachtoffer van belang dat verdachte op geen enkele wijze meer contact heeft met het slachtoffer en haar ouders. De rechtbank zal verdachte daarom als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf en als maatregelen een contact- en een locatieverbod opleggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de omstandigheid dat verdachte tijdens de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis zich niet aan het contactverbod heeft gehouden kan niet worden uitgesloten dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. De rechtbank zal daarom bepalen dat de maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. Tevens zal de rechtbank bij de voorwaardelijke straf een proeftijd voor de duur van drie jaren opleggen om het slachtoffer en haar ouders een langere periode van bescherming te bieden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 6. ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38v, 57, 285, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 6. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2., 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot tien maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd op aanwijzing van de reclassering onder ambulante behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland te Groningen op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en haar ouders, te weten [slachtoffer 2] en [naam 2] ;
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van het [straat 2] te [pleegplaats 2] en de gebouwen van de [school] ( [school] ) aan de [straat 4] te [pleegplaats 1] en in de bibliotheek aan [straat 3] te [pleegplaats 1] .
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De maatregel dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en haar ouders, te weten [slachtoffer 2] en
[naam 2] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in het gebied binnen een straal van 500 meter van het [straat 2] te [pleegplaats 2] en de gebouwen van de [school] ( [school] ) aan de [straat 4] te [pleegplaats 1] en in de bibliotheek aan [straat 3] te [pleegplaats 1] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Benadeelde partij

Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 september 2015.
Mr. F. Sieders en mr. C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Zandstra-Alkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,