ECLI:NL:RBNNE:2015:4615

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
18.850037-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor meerdere bedrijfsinbraken met gevangenisstraffen

Op 11 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep van vijf mannen die tussen oktober 2014 en mei 2015 betrokken waren bij verschillende bedrijfsinbraken. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 4 tot 24 maanden. De inbraken betroffen voornamelijk het stelen van geld uit kluizen in diverse panden. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat begon met een aangifte van inbraak en leidde tot de aanhouding van de verdachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 8 maart 2015 samen met anderen naar een pand in Hoogezand-Sappemeer heeft begeven met de intentie om een kluis te stelen. Dit misdrijf is echter niet voltooid. Daarnaast is de verdachte ook betrokken geweest bij een inbraak in een kapsalon in de periode van 28 tot 29 april 2015, waarbij diverse goederen, waaronder geld en elektronica, zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachten en de beschikbare bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De verdediging pleitte voor een kortere gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers een gevangenisstraf rechtvaardigden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850037-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/021772-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 maart 2015 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 1] aldaar) weg te nemen een kluis en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen kluis en/of geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk:
- zich naar voornoemd pand heeft begeven en/of
- op het dak van voornoemd pand is geklommen en/of (aldaar) een (dak)raam heeft verbroken en/of
- voornoemd pand (door dat (dak)raam) is binnengegaan en/of
- in (het kantoor van) voornoemd pand forcerende en/of brekende handeling(en) heeft verricht om voornoemde kluis te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 29 april 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 2] aldaar) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een (aantal) horloge(s) en/of een (aantal) playstation(s) en/of een televisie en/of kleding en/of een tondeuse en/of een stijltang, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft hij in het bijzonder aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat de inbraak in scène is gezet.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 2. ten laste gelegde winkelinbraak. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het bestanddeel wederrechtelijk niet kan worden bewezen, nu er aanwijzingen zijn dat de eigenaar van de kapsalon bij de inbraak betrokken was.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank overweegt als volgt.
In de nacht van 28 op 29 april 2015 zijn goederen weggenomen uit [bedrijfsnaam 2] te [pleegplaats 2] . Verdachte en [medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij bij dit voorval betrokken waren. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat ook [medeverdachte 2] hierbij betrokken was. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat voornoemd gebeuren geen echte inbraak was, omdat de goederen in opdracht van de eigenaar van de kapsalon , [slachtoffer] zijn weggenomen. Tijdens het voorval staat de eigenaar buiten bij hem en gaf via hem aanwijzingen aan de medeverdachten. Volgens [medeverdachte 1] zou op een telefoon van hem misschien nog te zien dat hij gesprekken heeft gevoerd met de eigenaar.
Naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte 1] heeft de politie nader onderzoek verricht naar de historische verkeersgegeven van het telefoonnummer van [slachtoffer] . Uit deze gegevens blijkt dat het telefoonnummer van [slachtoffer] tijdens de inbraak een mast in [plaats] aanstraalde. Door [medeverdachte 1] is geen telefoon beschikbaar gesteld waarop de door hem gestelde gesprekgegevens staan. Voorts is uit het procesdossier niet gebleken dat [medeverdachte 1] ten tijde van de inbraak gebruik maakte van andere telefoonnummers dan de nummers die bij de politie al bekend waren en waarop telefoontaps zaten. [medeverdachte 1] heeft ter zake evenmin nadere gegevens verstrekt.
Gelet op het voorgaande zijn er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat de inbraak in scène is gezet. Op basis van de hierna te noemen bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 2. ten laste gelegde winkelinbraak wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2015;
2. De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006 rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte nr. 2015067213-1, d.d.
8 maart 2015, opgenomen in MAP 2, p. 823-824, inhoudende de verklaring van [naam 1] ;
2.2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. 2015067213-2, d.d. 8 maart 2015, opgenomen in MAP 2, p. 827- 828, inhoudende de bevindingen van de verbalisanten.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd. Ik was dus betrokken bij de inbraak en heb goederen uit de kapsalon weggenomen.
2. De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006, rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer 2015121880-1, d.d. 29 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 3, p. 1309 - 1312, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] :
Ik heb het pand dinsdag 28 april 2015 verlaten omstreeks 18:00-18:10 uur. Ik heb eerst de deur naar de kapsalon aan de [adres 2] te [pleegplaats 2] afgesloten en gecontroleerd of de deur was afgesloten.
Toen ik woensdagochtend 29 april 2015 te 11:00 uur met mijn auto aan kwam rijden en deze parkeerde aan het [straat] , zag ik vanuit mijn auto dat het raam op de eerste verdieping open stond. Toen ik binnen kwam, zag ik dat de beamer op de grond lag, kastjes waren opengetrokken en schilderijen waren van de muur getrokken en lagen op de grond. Ik zag dat de kassa was geopend. De lade was er uit getrokken en al het papiergeld was weggenomen.Vervolgens ben ik door de keukenruimte via een trap naar boven gelopen. Hier is een studioruimte. Het raam aan het [straat] was geopend, ik zag hierop braaksporen.
De volgende goederen zijn weggenomen:
Kantoorruimte:
- Playstation
- uit de kassalade van de kassa is ongeveer 120 euro weggenomen, voornamelijk biljetten van 20 euro
Kapsalon:
- 250 euro in coupures van 20, 10 en 5 euro en 2 euromunten, weggenomen uit een kassalade
- Samsung televisie
- 1 stijltang van het merk CHI
- twee gebruikte tondeuses
Keuken:
- twee jassen;
- een tablet, merk Yarvik
Studio, eerste verdieping:
- PlayStation 3;
- 1 Cartier horloge, S100 Santos;
- 1 G-Shock horloge;
- 1 Tommy Hilfiger horloge
- 1 Theorema horloge;
- 1 vijf euro biljet, weggenomen uit een zitzak.
- de weekomzet is weggenomen uit een blauwe etui.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 160, d.d. 20 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, Map 3, p. 1331, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op woensdag 29 april 2015, te 12.30 uur, heeft collega [naam 2] een sporen onderzoek verricht in [bedrijfsnaam 2] . Collega [naam 2] beschreef het volgende in haar bevindingen:
Boven de kapsalon zit een woongedeelte welke via een vaste trap in de keuken te bereiken is. De aangever liet mij een balkondeur zien, welke op de eerste verdieping, aan de achterzijde van het pand zat. Dit was het woongedeelte, boven de kapsalon. Ik zag dat er meerdere indrukken van een breekvoorwerp op het kozijn zat. Het is aannemelijk dat de dader de balkondeur heeft opengebroken met een breekvoorwerp.
De aangever liet mij een hendel zien, welke van de deur was afgeknapt, volgens de aangever was dit voor de inbraak niet kapot.
Bewezenverklaring
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 8 maart 2015 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 1] aldaar, weg te nemen een kluis en/of een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en die/dat weg te nemen kluis en/of geld, onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, met zijn mededaders, opzettelijk zich naar voornoemd pand heeft begeven en op het dak van voornoemd pand is geklommen en aldaar een raam heeft verbroken en voornoemd pand door dat raam is binnengegaan en in het kantoor van voornoemd pand forcerende en/of brekende handelingen heeft verricht om voornoemde kluis te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 28 april 2015 tot en met 29 april 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 2] aldaar heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een aantal horloges en een aantal playstations en een televisie en kleding en een tondeuse en een stijltang, toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en aftrek van de periode doorgebracht in voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de oplegging van de bijzondere voorwaarden: meldplicht en gedragsinterventie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf van korte duur, zodat verdachte met begeleiding van de reclassering en de geadviseerde gedragsinterventie handvatten kan krijgen, zodat hij zijn leven zo snel mogelijk weer kan oppakken. De raadsman heeft opgemerkt dat indien de door hem voorgestelde straf te laag wordt bevonden, daarnaast een forse taakstraf kan worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 26 juli 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 juli 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een motel en een inbraak in een kapsalon. In hun poging de kluis van het motel mee te nemen dan wel open te breken, hebben verdachte en zijn medeverdachten heel veel schade aangericht. Bij de voltooide inbraak is eveneens een grote ravage aangericht en zijn geld en veel goederen buit gemaakt. Door aldus te handelen heeft verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor het eigendom van anderen en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de bedrijven en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving.
Uit oogpunt van genoegdoening aan de slachtoffers en de samenleving, alsook uit oogpunt van normhandhaving, is de rechtbank van oordeel dat enkel de oplegging van een gevangenisstraf gerechtvaardigd is.
Uit de documentatie blijkt dat verdachte eerder ter zake diefstal is veroordeeld.
De reclassering heeft gerapporteerd dat bij verdachte nauwelijks sprake is van probleembesef en verantwoordelijkheidsgevoel. Hij lijkt een minimale kijk te hebben op morele aspecten. De houding van verdachte ter terechtzitting en zijn antwoord op vragen bevestigen de conclusie van de reclassering. Een dergelijke houding doet de rechtbank vrezen dat het risico voor herhaling van het plegen van strafbare feiten reëel is. De reclassering heeft geadviseerd tot het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden en zal deze opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, te weten een meldplicht en het volgen van de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een tondeuse en een geldbedrag van € 350,- , moet worden teruggegeven aan de rechthebbende nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 14 juni 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis waarvan
€ 250,- subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 juni 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 29 juli 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 14 juni 2013 voorwaardelijk opgelegde geldboete.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
drie maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich binnen twee dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen en zich hierna - gedurende zijn proeftijd - zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
dat veroordeelde, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een training Cognitieve Vaardigheden, aangeboden door een nader door de reclassering te bepalen instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven tondeuse en geldbedrag ad. € 350,-.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/021772-13:
Gelast de tenuitvoerlegging van de geldboete, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. 14 juni 2013, te weten: een geldboete van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2015.
Mrs. H.H.A. Fransen en P.J. van Steen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.