ECLI:NL:RBNNE:2015:4618

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
18.830201-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor meerdere bedrijfsinbraken met diefstal van geld uit kluizen

Op 11 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep van vijf mannen die tussen oktober 2014 en mei 2015 betrokken waren bij verschillende bedrijfsinbraken. De rechtbank heeft hen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 4 tot 24 maanden. De inbraken betroffen voornamelijk diefstal van geld uit kluizen. De zaak kwam aan het licht na een inbraak op 9 februari 2015 in een café/restaurant, waaruit een kluis met een waarde van tussen de 12.000 en 13.000 euro werd ontvreemd. De verdachte werd herkend op camerabeelden van de inbraak en zijn betrokkenheid werd verder bevestigd door getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De rechtbank oordeelde dat de herkenning door de verbalisant betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het strafblad van de verdachte bij het bepalen van de straf. De verdachte werd ook geconfronteerd met een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, die eveneens werd toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van inbraak en diefstal en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830201-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 16/141760-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2015 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 1] aldaar) heeft weggenomen een (aantal) klui(s)(zen) (inhoudende 12.000,- à 13.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe het navolgende aangevoerd.
De verbalisant heeft geverbaliseerd dat verdachte een van de inzittenden was tijdens het controleren van een voertuig en dat hij verdachte heeft herkend op de camerabeelden van de inbraak. De herkenning van verdachte door de verbalisant is echter niet betrouwbaar.
De persoon die in het voertuig is gecontroleerd en daarbij het rijbewijs van verdachte heeft overhandigd is niet verdachte. Verdachte was zijn rijbewijs al enige tijd daarvoor kwijtgeraakt. Ten tijde van de controle had de verbalisant nog geen kennis genomen van de inbraak. De verbalisant was dan ook niet gericht op de signalementen van de drie inzittenden.
Daarnaast komen het postuur, de gezichtskenmerken en de haardracht van de persoon op de (bewegende) camerabeelden niet overeen met verdachte.
Nu de herkenning door de verbalisant niet kan bijdragen tot enig bewijs en er geen ander bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij het delict, dient hij te worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
Op 19 februari 2015 is ingebroken in [bedrijfsnaam 1] aan de [adres 1] te [pleegplaats] . Er is daarbij een kluis met ongeveer € 13.000,- weggenomen. Op de camerabeelden is te zien dat de inbraak is gepleegd door drie mannen. Ook is te zien dat de daders de kluis in de kofferbak van een grijze stationcar zetten. Het voertuig betrof vermoedelijk een Mercedes-Benz. Bij het dichtdoen van de achterklep is te zien dat de achterruit kapot gaat, omdat de kluis kennelijk niet ver genoeg was doorgeschoven. Uit de beelden blijkt verder dat de daders het pand om 7.56 uur hebben verlaten.
Om 7.59 uur werd een grijze Mercedes stationcar met [kenteken] geflitst op het [straat 1] wegens een snelheidsovertreding. Uit de plattegrond in het dossier blijkt dat de [adres 1] en het [straat 1] niet heel ver van elkaar weg liggen.
Op de foto’s van de snelheidsovertreding is een groot voorwerp zichtbaar achter in de auto. Dit voertuig werd vanaf 5 februari 2015 door [medeverdachte 1] gehuurd.
Omstreeks 9.00 uur zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd voertuig rijden op de [straat 2] te [pleegplaats] . De verbalisanten hebben de bestuurder een stopteken gegeven, nadat ze hebben geconstateerd dat de achterruit van het voertuig kapot was. In het voertuig zaten drie personen die zich hebben gelegitimeerd als verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De persoon die zich als verdachte heeft gelegitimeerd, heeft daarbij het rijbewijs van verdachte overhandigd. Geconstateerd werd dat deze persoon kort zwart haar had.
Bij het bekijken van de camerabeelden van de inbraak in [bedrijfsnaam 1] , heeft verbalisant [verbalisant 2] een van de daders herkend als de persoon die zich tijdens de controle op 9 februari 2015 te 9.00 uur zich met verdachtes rijbewijs heeft gelegitimeerd. Daarnaast heeft de verbalisant geconstateerd dat het voertuig en het gat in de achterruit dat op de beelden zijn te zien, gelijkend was aan hetgeen hij heeft waargenomen bij de grijze Mercedes stationwagen tijdens de controle.
Op 9 juli 2015 is verdachte onder meer door verbalisant [verbalisant 2] gehoord. Tijdens het verhoor heeft [verbalisant 2] opgemerkt dat hij verdachte heeft gecontroleerd op 9 februari 2015 te 9.00 uur en dat verdachte toen in de aanwezigheid was van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Gelet op het legitimatiebewijs dat de bedoelde persoon heeft overhandigd tijdens de controle en de herkenning van de verbalisant van deze persoon zowel op de camerabeelden als tijdens het verhoor, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte door de verbalisant. Overigens is de rechtbank van oordeel dat de persoon afgebeeld op het rijbewijs van verdachte sterke overeenkomsten toont met dader 1 op de screenshot op pagina 617 van het procesdossier.
Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de grijze stationwagen die is geflitst bij de inbraak betrokken was. De signalementen van deze personen komen overeen met verdachten c.q. er is sprake van een herkenning. Dit voertuig werd door [medeverdachte 1] gehuurd en werd door hem gebruikt. Bij de inbraak waren drie personen betrokken. Ongeveer een uur na de inbraak werd verdachte en de twee medeverdachten in de grijze stationwagen met het gat aangetroffen. Verdachte werd herkend als een van de daders op de camerabeelden.
Voor zover verdachte heeft gesteld dat hij die avond niet in [pleegplaats] was, maar bij een kaartavond van zijn voetbalclub en hij daarnaast heeft gesteld dat hij zijn rijbewijs al voor
9 februari 2015 kwijt was, is de rechtbank van oordeel dat een en ander niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft immers geen aangifte gedaan van het kwijtraken van zijn rijbewijs en hij heeft zijn aanwezigheid op de kaartavond onvoldoende onderbouwd.
Gelet het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten de inbraak in [bedrijfsnaam 1] hebben gepleegd. Het ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006, rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse schriftelijke stukken en processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer 2015039504-1, d.d. 9 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 590 - 593, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] namens [bedrijfsnaam 1] :
Op maandag 9 februari 2015 omstreeks 09.30 uur werd ik gebeld door de bedrijfsleider van [bedrijfsnaam 1] . Ik hoorde hem zeggen dat er ingebroken was in mijn café/restaurant [bedrijfsnaam 1] . Ik hoorde hem zeggen dat er diverse deuren waren opgebroken en dat de kluis was weggenomen.
Toen ik ter plaatse kwam in mijn restaurant, zag ik dat de beide nooduitgangdeuren rechts achter in de danszaal geforceerd waren. Van de nooduitgang naar buiten waren beide klemmen boven en onder omgebogen, tevens waren ook weer dezelfde koevoet sporen te zien als bij de geluidsdichte deur. Vervolgens liep ik naar de kamer waar de kluis in stond. De deur waar deze achter stond was voorzien van een codeslot. Ook deze was bij het slot geforceerd. Ik zag dat de kluis er niet meer stond. Deze kluis zat vast in de grond. In deze kluis zat ongeveer 7000 tot 8000 euro. Ik kan nog niet precies zeggen hoeveel hier in zat. Er zat dus van 7 dagen aan omzet in de kluis.
Ik heb camera's hangen in de gang van de nooduitgang, linksachter. Ik zag op de camerabeelden dat er drie getinte mannen te zien waren. Ik zag dat ze de kluis meenamen middels het steekkarretje dat in het gangetje bij de nooduitgang lag en daarmee het pand verlieten via de nooduitgang, links achterin het pand.
Ik zag toen de nooduitgangdeur geopend werd door de mannen, dat er een grijze auto stond. Ik hoorde mijn medewerkers zeggen dat het een Mercedes was.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal aanvulling op aangifte, nummer 5, d.d. 11 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 2, p. 595 - 596, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op woensdag 11 februari 2015 omstreeks 11:30 uur bevonden wij ons in het perceel [adres 1] te [pleegplaats] . Wij verbalisanten spraken daar met de aangever van [bedrijfsnaam 1] genaamd: [slachtoffer] . Hij verklaarde ons in aanvulling op zijn aangifte dat de inhoud van zijn weggenomen kluis bestond uit de dagopbrengsten, bestaande uit papiergeld. Deze opbrengsten waren opgeborgen in normale witte enveloppen. De waarde was rond de 13.000 à 14.000 euro.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039504- 6, d.d.
9 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 2, p. 613, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 9 februari omstreeks 10:30 uur waren wij, verbalisanten, belast met een noodhulpdienst in het centrum van [pleegplaats] ter plaatse aan de [adres 1] , dit betreft [bedrijfsnaam 1] .
Naar aanleiding van een inbraak hebben wij, verbalisanten, de camerabeelden bekeken. Op de camerabeelden zagen wij drie mannelijke verdachten. Wij, zagen dat deze verdachten een getinte huidskleur hadden. Wij zagen dat de verdachten alle 3 een muts droegen.
Wij zagen dat de drie verdachten, binnen voor de nooddeur, aan de achterzijde van het pand stonden. Wij zagen dat er naast de verdachten een kluis stond. Wij zagen dat de kluis op een steekkar stond. Wij zagen dat 1 van de verdachten de nooddeur open deed. Wij zagen dat buiten voor de nooddeur een auto schuin geparkeerd stond. Wij zagen een grijze auto, vermoedelijk een Mercedes station. Wij zagen dat twee van de verdachten de kluis naar buiten reden en deze in de kofferbak van de auto stopten. Wij zagen dat 1 van de verdachten de achterklep wilde sluiten. Bij het sluiten is het achterraam van de auto kapot gegaan.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van camerabeelden [bedrijfsnaam 1] , nummer 17, d.d. 24 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 617 en 642, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 16 februari 2015 heb ik, verbalisant, alle camerabeelden volledig bekeken vanaf 03:16 uur tot en met 08.30 uur. De camera's lopen gelijk aan de UTC tijd
Daders 1, 2 en 3 komen om 07.56 uur binnen via de ruimte van de nooduitgang waarop camera 4 gericht staat en tillen de kluis in een auto welke bij de nooduitgang staat. Dader 3 sluit om 07.56 uur de deur van de ruimte van de nooduitgang waarop camera 4 gericht staat.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 39, d.d. 22 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 585, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Door hoofdagent van politie [naam 1] werd een proces-verbaal van bevindingen opgesteld waarin hij een uitgebreide omschrijving van de beelden. Hierop is te zien dat de verdachten twee kluizen wegnemen uit het pand. Verdachte 1 (rechtbank leest: dader 1) heeft een smal postuur, en had kort haar. Verdachte 2 (rechtbank leest: dader 2) had een breed postuur en een nagenoeg kaal hoofd.
Verdachte 3 (rechtbank leest: dader 3) had een normaal postuur droeg een donkere pet met klep.
Gezien de latere onderzoeksbevindingen komen de signalementen overeen met:
Dader 1: [verdachte] , (postuur en haardracht, latere herkenning door verbalisant [verbalisant 2] )
Dader 2: [medeverdachte 1] Gelet op de onveranderlijke signalementkenmerken, zoals ras, geslacht, leeftijd, postuur en de vorm van het gelaat, zijn er ruime overeenkomsten tussen de persoon welke zonder gezichtsbedekking op de camera-afbeelding staat en de veiliggestelde Facebook-foto's van [medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] .
Dader 3: [medeverdachte 2] . (postuur en zwarte pet met kleppen is dezelfde persoon als later in [bedrijfsnaam 2] , in wie [medeverdachte 2] zichzelf herkent).
1.6.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039442-4, d.d.
19 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 649, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op woensdag 19 februari 2015 omstreeks 14:50 uur heb ik verbalisant beelden bekeken van een beveiligingscamera, in verband met een inbraak gepleegd op
9 februari 2015 bij [bedrijfsnaam 1] in de stad [pleegplaats] .
Op de film zag ik een 3-tal personen welke een inbraak pleegde bij [bedrijfsnaam 1] . Op de beelden van camera 5 herkende ik op het tijdstip van 03:16 uur een van de personen als zijnde: [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Deze persoon hadden wij op 09 februari 2015 omstreeks 09:00 uur gecontroleerd bij een staande houding van een personenauto van het merk Mecedes-Benz, type Stationwagon en voorzien van [kenteken] aan de [straat 3] te [pleegplaats] . Opvallend aan dit voertuig was, dat er een gat in de achterruit van deze auto zat.
Op de beelden van de beveiligingscamera, van [bedrijfsnaam 1] , was tevens te zien dat bij het inladen van de gestolen kluis de achterruit van de gebruikte personenauto kapot ging. De personenauto en het gat in de achterruit waren gelijkend op het door ons staande gehouden voertuig.
1.7.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039442-1, d.d. 9 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 2, p. 665, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 9 februari 2015 omstreeks 09.00 uur reden wij verbalisanten in een opvallend dienstvoertuig over de [straat 2] te [pleegplaats] .
Ik verbalisant [verbalisant 1] zag in de [straat 4] een grijze Mercedes voorzien van [kenteken] , in de richting van de [straat 2] , voor de verkeerslichten stilstaan. Nadat het voertuig was afgeslagen zagen wij verbalisanten dat de achterruit van de personenauto kapot was. Wij verbalisanten hebben ons dienstvoertuig gekeerd en zijn achter de personenauto aangereden. Wij verbalisanten hebben de bestuurder, bijrijder en inzittende gecontroleerd. De bestuurder betrof: [medeverdachte 1] , de bijrijder: [medeverdachte 2] en de inzittende op de achterbank: [verdachte] .
1.8.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039442-2, d.d. 10 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 666, zakelijk weergegeven, inhoudende:
De personenauto die wij op 9 februari 2015 omstreeks 09.00 uur hebben gecontroleerd betrof een Mercedes-Benz, type: stationwagon, kleur: grijs, voorzien van [kenteken] .
De bestuurder van het voertuig betrof [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 1] te [geboorteplaats medeverdachte 1] . De bestuurder was licht getint, kort geschoren gemillimeterd haar, bollig gezicht, ietwat fors postuur, droeg een donker grijze jas. De bestuurder heeft zich gelegitimeerd met zijn rijbewijs.
De bijrijder van het voertuig betrof [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum medeverdachte 2]
te [geboorteplaats medeverdachte 2] . De bijrijder was licht getint, kort geschoren gemillimeterd haar, normaal postuur. Opvallend was een schoudertas onder zijn jas. De bijrijder legitimeerde zich met een identiteitskaart.
De inzittende van het voertuig betrof [verdachte] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . De inzittende zat achter de bestuurder op de achterbank. De inzittende had kort zwart haar, ongeveer 4 a 5 cm lang, ingevallen gezicht, bleek gezicht, stoppelbaard, droeg een 3 kwart legergroene jas. De inzittende heeft zich met zijn rijbewijs gelegitimeerd.
1.9.
een ambtsedig proces-verbaal bevraging boetes 2TFP87, nummer 33, d.d. 2 maart 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 677, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 24 februari 2015 heb ik collega [naam 2] verzocht na te gaan of voor het [kenteken] over de periode na 1 februari 2015 boetes waren uitgeschreven.
Op 25 februari 2015 ontving ik antwoord dat op 9 februari 2015 omstreeks 07.59.46 uur voor genoemd kenteken een boete was uitgedeeld (geflitst), vanwege het rijden met een snelheid van 59 kilometer per uur over het [straat 1] te [pleegplaats] . De auto reed "uitgaand", hetgeen betekend dat het voertuig reed in de richting van de ringweg en de snelweg A28 naar [plaats] . Van dit feit waren enkele foto's beschikbaar.
Op deze foto's was te zien de achterzijde van een personenauto, type stationcar, voorzien van het [kenteken] , waar duidelijk een groot voorwerp achter in de auto zichtbaar was. Het voorwerp was niet duidelijk herkenbaar.
Op de laatst ontvangen foto is een kartelige rand zichtbaar, die mogelijk verband houdt met het feit, dat de achterruit van deze auto vermoedelijk kapot was.
Op 9 februari 2015 omstreeks 07.55 uur was een soortgelijke auto te zien op videobeelden bij [bedrijfsnaam 1] , waarbij door inbrekers een kluis uit het bedrijf werd ontvreemd, welke achter in de ruimte van een stationcar werd geladen en waarbij tijdens het dichtgooien van de achterklep de achterruit verbrijzelde.
De auto met het [kenteken] , is door [bedrijfsnaam 3] per 5 februari 2015 verhuurd aan de heer [medeverdachte 1] , [adres 2] te [woonplaats medeverdachte 1] , zo is bij een politiecontrole in februari 2015 gebleken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 februari 2015 te [woonplaats medeverdachte 1] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 1] aldaar heeft weggenomen een kluis inhoudende 12.000 à 13.000 euro, toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 juli 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een inbraak in een bedrijfspand, waarbij een grote hoeveelheid geld is weggenomen en veel schade is aangericht. Met zijn handelingen heeft verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor de eigendom van anderen en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Een feit, zoals door verdachte gepleegd, heeft een grote impact op de getroffen eigenaar en het personeel van het bedrijf en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving.
Verdachte is blijkens zijn justitiële documentatie veelvuldig met politie en justitie in aanraking geweest, waarbij hij laatstelijk in 2010 meermalen voor vermogensdelicten tot (voorwaardelijke) gevangenisstraffen is veroordeeld. Afgezien van de door verdachte gedane opgave ter zitting dat hij met zijn vriendin samenwoont en geen uitkering heeft, is er weinig over verdachte bekend geworden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt genomen. Bij een bedrijfsinbraak, zoals in de onderhavige zaak, dient als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van drie maanden te gelden. Gezien de omstandigheid dat verdachte dit feit met anderen heeft gepleegd, de grote omvang van de door verdachte toegebrachte schade aan de benadeelde en het uitgebreide strafblad van verdachte, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 27 september 2013, gewezen door politierechter in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis, waarvan € 200,- subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 oktober 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 29 juli 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 27 september 2013 voorwaardelijk opgelegde geldboete.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
16/141760-13:
Gelast de tenuitvoerlegging van de geldboete, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van Midden-Nederland te Utrecht d.d. 27 september 2013, te weten: geldboete van € 200,- subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door F. de Jong, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2015.
Mrs. H.H.A. Fransen en P.J. van Steen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.