ECLI:NL:RBNNE:2015:4620

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2015
Publicatiedatum
2 oktober 2015
Zaaknummer
18.850036-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een groep mannen voor meerdere bedrijfsinbraken met gevangenisstraffen variërend van 4 tot 24 maanden

Op 11 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een groep van vijf mannen die betrokken waren bij verschillende bedrijfsinbraken tussen oktober 2014 en mei 2015. De rechtbank heeft de mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 4 tot 24 maanden. De inbraken betroffen voornamelijk het stelen van geld uit kluizen in diverse panden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich in wisselende samenstellingen hebben schuldig gemaakt aan deze inbraken, waarbij ze zich toegang verschaften door middel van braak en andere forcerende handelingen.

De zaak kwam aan het licht na een melding van een inbraak in een pand in Groningen, waarbij de politie twee mannen in de buurt zag rennen. DNA-sporen van de verdachten werden aangetroffen op handschoenen die bij de plaats delict werden gevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten betrokken waren bij de inbraken, ondanks dat de verdediging vrijspraak bepleitte voor een aantal van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om de verdachten te veroordelen voor de bewezen verklaarde feiten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, het recidiverisico van de verdachten en de impact van de inbraken op de slachtoffers. De straffen zijn opgelegd met het oog op de bescherming van de samenleving en de noodzaak om de verdachten te rehabiliteren. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van sommige partijen niet ontvankelijk werden verklaard omdat zij niet bevoegd waren om deze in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850036-15
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/124627-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/850036-15 dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2014 te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 1] aldaar), een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) 1400,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 2 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , (althans in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 2] aldaar) weg te nemen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk:
- zich naar voornoemd pand heeft begeven en/of
- de voordeur van voornoemd pand heeft geforceerd en/of
- voornoemd pand (door die geforceerde voordeur) heeft betreden en/of
- ( een) forcerende en/of brekende handeling(en) aan een (aantal) sensor(en) en/of een lamp en/of een zoemer (verbonden met de alarminstallatie van voornoemd pand) heeft verricht (teneinde voornoemde alarminstallatie onklaar te maken) en/of
- aldaar zoekend heeft rondgekeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 2 november 2014, te [pleegplaats 2] , (althans) in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 3] aldaar), een kassalade en/of een afstortbak en/of (inhoudende) een hoeveelheid geld (te weten (in totaal) 2400,- euro), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] , in elk geval geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 9 februari 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 4] aldaar) heeft weggenomen een (aantal) klui(s)(zen) (inhoudende 12.000,- à 13.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 8 maart 2015 te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 5] aldaar) weg te nemen een kluis en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen kluis en/of geld, althans die/dat goed(eren), onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk:
- zich naar voornoemd pand heeft begeven en/of
- op het dak van voornoemd pand is geklommen en/of (aldaar) een (dak)raam heeft verbroken en/of
- voornoemd pand (door dat (dak)raam) is binnengegaan en/of
- in (het kantoor van) voornoemd pand forcerende en/of brekende handeling(en)
heeft verricht om voornoemde kluis te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2015 tot en met 29 april 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (gelegen aan de [adres 6] aldaar) heeft weggenomen een hoeveelheid geld en/of een (aantal) horloge(s) en/of een (aantal) playstation(s) en/of een televisie en/of kleding en/of een tondeuse en/of een stijltang, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij in of omstreeks de periode van 18 mei 2015 tot en met 19 mei 2015 te [pleegplaats 4] , in de gemeente [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (gelegen aan de [straat 1] aldaar) heeft weggenomen, een hoeveelheid (klein)geld (te weten (in totaal) ongeveer 750 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 5] en/of gemeente [plaats 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/ hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
en in de zaak met parketnummer 18/124627-14 dat:
hij op of omstreeks 16 november 2013 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe­eigening in/uit een (bedrijfs)pand (gelegen aan/nabij de [straat 2] ) heeft weggenomen een kassalade (inhoudende (klein)geld) en/of meerdere snoeischaren en/of meerdere lampen (in doos) en/of meerdere transformatoren (in doos) en/of drie beeldschermen en/of meerdere klimaatcontrolers en/of meerdere circulatiepompen en/of meerdere bijlen en/of meerdere
heggescharen en/of een laptop (merk Medion), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats desmisdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onderzijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd vrijspraak voor het in de zaak met parketnummer
18/850036-15 onder 1. en 3. ten laste gelegde. Hij heeft betoogd dat het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 2., 4., 5., 6. en 7. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/124627-14 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van al het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/850036-15, met uitzondering van feit 5. Ook ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/124627-14 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 18/850036-15 heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat uit de omstandigheid dat twee personen aan het rennen waren en wat hebben weggegooid niet geconcludeerd kan worden dat ze bij de inbraak in [bedrijfsnaam] betrokken waren. Op basis van de stukken kan ook niet worden vastgesteld dat de handschoenen die zijn aangetroffen van deze personen waren dan wel zijn gebruikt bij de poging tot inbraak. Daarnaast heeft de raadsman erop gewezen dat in een van de handschoenen een DNA-mengprofiel van verdachte is aangetroffen. De raadsman heeft gesteld dat verdachte regelmatig omgaat met personen die strafbare feiten begaan en dat de handschoen door een van deze personen kan zijn gebruikt.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman gesteld dat er geen rechtstreeks bewijs is waaruit blijkt dat verdachte bij de inbraak in [bedrijfsnaam 3] betrokken was. Verdachte heeft een verklaring gegeven voor het gat in zijn achterruit namelijk dat hij het slachtoffer is geworden van vandalisme dan wel auto-inbraak. Zijn verklaring sluit verder aan op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Met betrekking tot feit 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman gesteld dat verdachte de inbraak in [bedrijfsnaam 4] in opdracht van de eigenaar in scène heeft gezet. De goederen zijn dus niet wederrechtelijk weggenomen.
Ook ten aanzien van feit 7 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen rechtstreeks bewijs is waaruit de bijdrage van verdachte bij het plegen van de inbraak in de sporthal blijkt.
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 18/124627-14 heeft de raadsman gewezen op de verklaring die [medeverdachte 2] heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris. [medeverdachte 2] is teruggekomen op de voor verdachte belastende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. De raadsman heeft betoogd dat meer waarde moet worden gehecht aan de verklaring tegenover de raadsheer-commissaris omdat [medeverdachte 2] toen onder ede heeft verklaard.
Beoordeling van het bewijs
in de zaak met parketnummer 18/850036-15:
Ten aanzien van feiten 1 en 3:
De rechtbank is van oordeel dat het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 1. en 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 2. ten laste gelegde kan worden bewezen en overweegt dienaangaande het volgende.
Op 2 oktober 2014 omstreeks 5.00 uur kreeg aangever [naam 1] een melding van een inbraak in [bedrijfsnaam] aan de [adres 2] te [pleegplaats 2] . Omstreeks datzelfde tijdstip zagen twee patrouillerende politieambtenaren twee mannen wegrennen ter hoogte van de kruising [straat 3] / [straat 4] . Deze kruising bevindt zich vlakbij het café. Deze personen renden in de richting van het [straat 4] . Nadat de politie de mannen heeft verzocht om te blijven staan, hebben beide personen even stilgestaan. Een van de personen heeft een gooiende beweging gemaakt richting een geparkeerde auto, terwijl de andere persoon achter een auto in een gehurkte positie ging zitten. Kort hierna is deze laatste persoon richting [straat 3] gerend. De politie is achter deze persoon aangerend. Tijdens de achtervolging heeft de politie waargenomen dat deze persoon ter hoogte van een boot, welk in de gracht lag, voorwerpen weggooide. Direct hierna hoorde de politie een geluid dat werd herkend als ijzer op ijzer. Op de plek waar de persoon voorwerpen weggooide, heeft de politie een handschoen en een muts in het water zien liggen. Deze lagen tussen een boot en de wal. Op een plateau achter de boot lag nog een handschoen. Later heeft de politie enkel de twee handschoenen aangetroffen. De muts was vermoedelijk gezonken.
In een van de handschoenen werd een mengprofiel met onder andere DNA van verdachte aangetroffen. In de andere handschoen werd DNA van medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen.
Gelet op:
- het tijdstip en de plek waar is waargenomen dat deze twee personen aan het rennen waren;
- de combinatie van de handschoenen en de muts, die zijn aangetroffen op een plek waar een van de rennende personen een gooiende beweging heeft gemaakt;
- de omstandigheid dat in de handschoenen DNA van verdachte en zijn medeverdachte zijn aangetroffen,
is de rechtbank van oordeel dat deze twee personen betrokken zijn geweest bij de inbraak in bedoeld café en dat verdachte een van deze personen was. Naar het oordeel van de rechtbank kan de onder 2. ten laste gelegde poging tot winkelinbraak wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
Met betrekking tot feit 4 overweegt de rechtbank als volgt.
Op 19 februari 2015 is ingebroken in [bedrijfsnaam 3] aan de [adres 4] te [pleegplaats 2] . Er is daarbij een kluis met ongeveer € 13.000,- weggenomen. Op de camerabeelden is te zien dat de inbraak is gepleegd door drie mannen. Ook is te zien dat de daders de kluis in de kofferbak van een grijze stationcar zetten. Het voertuig betrof vermoedelijk een Mercedes-Benz. Bij het dichtdoen van de achterklep is te zien dat de achterruit kapot gaat, omdat de kluis kennelijk niet ver genoeg was doorgeschoven. Uit de beelden blijkt verder dat de daders het pand om 7.56 uur hebben verlaten.
Om 7.59 uur werd een grijze Mercedes stationcar met [kenteken ] geflitst op het [straat 5] wegens snelheidsovertreding. Uit de plattegrond in het dossier blijkt dat de [adres 4] en het [straat 5] niet heel ver van elkaar weg liggen.
Op de foto’s van de snelheidsovertreding is een groot voorwerp zichtbaar achter in de auto. Dit voertuig werd vanaf 5 februari 2015 door verdachte gehuurd.
Omstreeks 9.00 uur zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd voertuig rijden op de [straat 6] te [pleegplaats 2] . De verbalisanten hebben de bestuurder een stopteken gegeven, nadat ze hebben geconstateerd dat de achterruit van het voertuig kapot was. In het voertuig zaten drie personen die zich hebben gelegitimeerd als verdachte, medeverdachte
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Verdachte trad op als bestuurder.
Bij het bekijken van de camerabeelden van de inbraak in [bedrijfsnaam 3] , heeft verbalisant [verbalisant 2] een van de daders herkend als [medeverdachte 3] die hij tijdens de controle op 9 februari 2015 te 9.00 uur heeft gezien en gesproken. Daarnaast heeft de verbalisant geconstateerd dat het voertuig en het gat in de achterruit dat op de beelden zijn te zien, gelijkend was aan hetgeen hij heeft waargenomen bij de grijze Mercedes stationwagen tijdens de controle.
Op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de grijze stationwagen die is geflitst bij de inbraak betrokken was. Dit voertuig werd door verdachte gehuurd en werd door hem gebruikt. Bij de inbraak waren drie personen betrokken. De signalementen van deze personen komen overeen met verdachten c.q. er is sprake van een herkenning. Ongeveer een uur na de inbraak werd verdachte en de twee medeverdachten in de grijze stationwagen met het gat in de achterruit aangetroffen. Een van de medeverdachten werd herkend als een van de daders op de camerabeelden.
Gelet het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachten de inbraak in [bedrijfsnaam 3] hebben gepleegd. Het onder 4. ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
Mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte is de rechtbank van oordeel dat feit 5 wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank overweegt als volgt.
In de nacht van 28 op 29 april 2015 zijn goederen weggenomen uit [bedrijfsnaam 4] te [pleegplaats 2] . Verdachte en [medeverdachte 4] hebben verklaard dat zij bij dit voorval betrokken waren. Ook [medeverdachte 5] was hierbij betrokken.
Verdachte heeft verder verklaard dat voornoemd gebeuren geen echte inbraak was omdat de goederen in opdracht van de eigenaar van de kapsalon, [slachtoffer 2] zijn weggenomen. Tijdens het voorval staat de eigenaar buiten bij hem en gaf via hem aanwijzingen aan de medeverdachten. Volgens verdachte zou op een telefoon van hem misschien nog te zien dat hij gesprekken heeft gevoerd met de eigenaar.
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte heeft de politie nader onderzoek verricht naar de historische verkeersgegeven van het telefoonnummer van [slachtoffer 2] . Uit deze gegevens blijkt dat het telefoonnummer van [slachtoffer 2] tijdens de inbraak een mast in Hoogezand aanstraalde. Door verdachte is geen telefoon beschikbaar gesteld waarop de door hem gestelde gesprekgegevens staan. Voorts is uit het procesdossier niet gebleken dat verdachte ten tijde van de inbraak gebruik maakte van andere telefoonnummers dan de nummers die bij de politie al bekend waren en waarop telefoontaps zaten. Verdachte heeft ter zake evenmin nadere gegevens verstrekt.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanwijzingen dat de inbraak in scène is gezet. Op basis van de hierna te noemen bewijsmiddelen is de onder 6. ten laste gelegde winkelinbraak wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 7:
Het verweer van de raadsman wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Op basis van die bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 7. ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
in de zaak met parketnummer 18/124627-14
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 18/124627-14 overweegt de rechtbank het volgende.
Op 16 november 2013 omstreeks 6.00 uur werd door [getuige 1] melding gedaan van een inbraak in [bedrijfsnaam 7] aan de [straat 2] te [pleegplaats 2] . [getuige 1] had kort daarvoor gezien dat drie of vier personen spullen aan het laden waren in een grijze auto. De daders hadden ook een scooter bij zich.
Omstreeks 6.00 uur kreeg de politie een andere melding om te gaan naar een woning aan de [adres 7] te [pleegplaats 2] . De melding werd gedaan door [getuige 2] .
[getuige 2] heeft verklaard dat zij kort voor de melding een grijze auto de oprit van voornoemde woning zag oprijden. Uit de auto stapte een man die buiten bleef staan. [getuige 2] zag daarna een scooter komen aanrijden waarop twee mannen zaten. Nadat de scooter werd neergezet, hebben de drie mannen verschillende goederen uit de auto naar de woning binnengebracht. Nadat ze klaar waren, zijn de mannen naar binnen gegaan.
Ongeveer tien minuten na de melding van [getuige 2] was de politie ter plaatse. De politie zag een grijze personenauto en een scooter op de oprit van de woning staan. In het voertuig zagen de verbalisanten dat de achterbank plat lag en dat er onder meer een breekijzer in lag.
In de tussentijd waren meer politieambtenaren ter plaatse gekomen, die zowel de voor- als achterzijde van de woning in de gaten hielden. In de woning zag de politie steeds drie mannen heen en weer lopen. Op een bepaald moment kwam verdachte naar buiten en werd toen aangehouden. Ook [medeverdachte 2] kwam naar buiten. De derde persoon werd later in de tuin achter de woning aangehouden. Deze persoon bleek later te zijn [medeverdachte 6] . In de ruimte direct aan de voorzijde van de woning trof de politie grote reistassen aan, die vol zaten met allerlei goederen die gebruikt kunnen worden in een hennepkwekerij.
Bij de politie heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat hij samen met verdachte en [medeverdachte 6] de inbraak in [bedrijfsnaam 7] heeft gepleegd. [medeverdachte 2] heeft een uitgebreide verklaring afgelegd over zowel zijn eigen rol als die van verdachte en [medeverdachte 6] .
[medeverdachte 2] is als getuige opgeroepen om een verklaring af te leggen in zaak tegen [medeverdachte 6] , die hoger beroep heeft ingesteld tegen zijn eerdere veroordeling. Bij de raadsheer-commissaris heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij niet de waarheid heeft verklaard bij de politie. Hij kon zich niet meer herinneren of hij de inbraak alleen of met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank hecht meer waarde aan de door [medeverdachte 2] bij de politie afgelegde verklaring waarin hij aangeeft dat hij de inbraak samen met verdachte en [medeverdachte 6] heeft gepleegd. Deze gedetailleerde verklaring bij de politie vindt steun in de getuigenverklaringen en de bevindingen van de politie.
Op basis van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewijsmiddelen
in de zaak met parketnummer 18/850036-15:
Ten aanzien van feiten 2 en 4
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 2. en 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
(Feit 2)
1. De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006, rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse schriftelijke stukken en processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer 2014108535 -1, d.d. 9 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 1, p. 395 en 396, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] namens [bedrijfsnaam] :
Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam] . Wij hebben een kantoorpand aan de [adres 2] te [pleegplaats 2] .
Op 2 oktober 2014 omstreeks 05:00 uur kreeg ik een melding van een inbraakalarm. Als het alarm afgaat dan belt de meldkamer de politie, de bedrijfsleider en mij. Ik kwam er pas om 08:00 uur achter dat er een melding van inbraak was geweest. Ik ben daarop meteen naar het kantoor gegaan.
Ik zag dat de rechtervoordeur middels een koevoet, of soortgelijk voorwerp, ontzet was. Ik zag dat het kozijn ook stuk was en de sloten niet meer in de deur zaten. Ik ben samen met de technische recherche naar binnen gegaan.
Eenmaal binnen zag ik dat het een grote chaos was. Er lag van alles op de grond. Ik zag dat er met een koevoet of soortgelijk voorwerp een gat in de kast geslagen was. Ik zag dat het alarm onklaar gemaakt was. Aan het plafond zitten sensoren, een zwaailamp en een zoemer. Ik zag dat deze van het plafond getrokken waren. Het lijkt erop dat er geen goederen zijn weggenomen maar er is wel veel schade.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2014108535-3, d.d. 2 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 1, p. 412 - 413, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 2-10-2014 reden wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in een opvallend dienstvoertuig. Wij, verbalisanten waren belast met een zogenoemde noodhulpdienst
in de stad [pleegplaats 2] .
Op 2-10-2014, omstreeks 05:00 uur reden wij, verbalisanten, over de [straat 3] te [pleegplaats 2] . Wij, verbalisanten, zagen ter hoogte van de kruising [straat 3] en de [straat 4] te [pleegplaats 2] , twee personen rennen richting het [straat 4] . Toen ik, [verbalisant 3] , de personen aansprak, met het verzoek om te blijven staan, zagen wij, dat beide personen even bleven staan. Verbalisant, [verbalisant 4] , zag dat persoon 1 een gooiende beweging maakte richting de geparkeerde grijze personenauto. Wij zagen dat persoon 2 achter een personenauto bleef staan in een gehurkte positie.
Ik, [verbalisant 3] , vroeg de persoon om te blijven staan. Op het moment dat ik, [verbalisant 3] , dit vroeg, zagen wij dat persoon 2 weg rende richting de [straat 3] te [pleegplaats 2] . Ik, [verbalisant 3] stapte onmiddellijk uit het voertuig en zette de achtervolging in. Ik, [verbalisant 3] , zag dat de persoon langs de gracht rende, richting de [straat 7] te [pleegplaats 2] . Ik zag dat de persoon langs de
gracht rende en ter hoogte van een boot, welke in de gracht lag, voorwerpen weggooide. Ik, [verbalisant 3] , hoorde direct na het weggooien een geluid wat ik herkende als ijzer op ijzer. Vanaf de [straat 8] had ik, [verbalisant 3] , geen zicht meer op deze persoon en ben ik teruggelopen naar de plek waar de persoon voorwerpen weggooide. Ter plaatse zag ik, [verbalisant 3] , dat er een donkerkleurige muts en een handschoen in het water lag. Ik, [verbalisant 3] , zag dat de voorwerpen tussen een boot en de wal lagen. Ook zag ik, [verbalisant 3] , dat er een handschoen op een plateautje lag, welke achter de boot dreef.
Toen wij, verbalisanten, klaar waren met zoeken zijn wij weer richting de kruising, [straat 3] , [straat 4] te [pleegplaats 2] gelopen.
Ter plaatse zagen wij, verbalisanten, dat er een deur was geforceerd van een winkel gelegen aan de [adres 2] . Wij, verbalisanten, kwamen er achter dat er was ingebroken door middel van braak. Wij zagen afdrukken van vermoedelijk een koevoet of breekijzer in het kozijn en de deur. Ook zagen wij, houtsplinters.
Vervolgens zijn wij, teruggelopen naar de plek waar de voorwerpen door persoon 2 werden weggegooid en hebben de handschoen van het plateautje gehaald en de handschoen uit het water gehaald.
De donker kleurige muts hebben wij niet meer aangetroffen. Deze muts is vermoedelijk gezonken.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal sporenonderzoek, nummer 2014108535-9, d.d. 27 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm een door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 1, p. 422 en 423, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 27 oktober 2014 te 13:17 uur, werd door mij verbalisant als forensisch vooronderzoeker een forensisch onderzoek naar biologische sporen verricht aan onderstaande sporendragers in verband met een gekwal. diefstal in/uit bedrijf/kantoor, gepleegd op donderdag 2 oktober 2014 te 05:00 uur.
Onderzoek handschoen AAHC0431NL
Ik zag dat het een groen/grijs/zwart gekleurde linker handschoen van het merk "Bosch", maat L betrof. Ik heb van de binnenzijde van de handschoen van de handpalmzijde de vingers, de aanzet van de vingers en de muis bemonsterd met behulp van stubs op mogelijk aanwezig dragermateriaal Ik heb de stubs veiliggesteld in een cupje in een gripzakje, gewaarmerkt mat SIN AAHP5004NL en verzegeld.
Onderzoek handschoen AABC0432NL
Ik zag dat het een zwart gekleurde linker handschoen van het merk "Tenson" betrof.
Ik heb van de binnenzijde van de handschoen van de handpalmzijde de vingers, de aanzet van de vingers en de muis bemonsterd met behulp van stubs op mogelijk aanwezig dragermateriaal. Ik heb de stubs veiliggesteld in een cupje in een gripzakje, gewaarmerkt met SIN AAHP5005NL en verzegeld.
1.4.
Een schriftelijk stuk, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2014.11.03.184, d.d. 21 november 2014, opgemaakt door ing. V. van Marion op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, MAP 1, p. 416 - 417, zakelijk weergegeven, inhoudende:
AAHP5004NL#01 DNA-profiel van een man - [medeverdachte 1] , zie `DNA-databank'
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard
AAHP5005NL-#01 DNA-mengprofiel van minimaal twee personen afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man:
- [verdachte] , zle 'DNA-databank'
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan 1 op 1 miljard
DNA-nevenkenmerken :
- ongeschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek
(Feit 4)
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer 2015039504-1, d.d. 9 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 590 - 593, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4] namens [bedrijfsnaam 3] :
Op maandag 9 februari 2015 omstreeks 09.30 uur werd ik gebeld door de bedrijfsleider van [bedrijfsnaam 3] . Ik hoorde hem zeggen dat er ingebroken was in mijn café/restaurant [bedrijfsnaam 3] . Ik hoorde hem zeggen dat er diverse deuren waren opgebroken en dat de kluis was weggenomen.
Toen ik ter plaatse kwam in mijn restaurant, zag ik dat de beide nooduitgangdeuren rechts achter in de danszaal geforceerd waren. Van de nooduitgang naar buiten waren beide klemmen boven en onder omgebogen, tevens waren ook weer dezelfde koevoet sporen te zien als bij de geluidsdichte deur. Vervolgens liep ik naar de kamer waar de kluis in stond. De deur waar deze achter stond was voorzien van een codeslot. Ook deze was bij het slot geforceerd. Ik zag dat de kluis er niet meer stond. Deze kluis zat vast in de grond. In deze kluis zat ongeveer 7000 tot 8000 euro.
Ik kan nog niet precies zeggen hoeveel hier in zat. Er zat dus van 7 dagen aan omzet in de kluis.
Ik heb camera's hangen in de gang van de nooduitgang, linksachter. Ik zag op de camerabeelden dat er drie getinte mannen te zien waren. Ik zag dat ze de kluis meenamen middels het steekkarretje dat in het gangetje bij de nooduitgang lag en daarmee het pand verlieten via de nooduitgang, links achterin het pand. Ik zag toen de nooduitgangdeur geopend werd door de mannen, dat er een grijze auto stond. Ik hoorde mijn medewerkers zeggen dat het een Mercedes was.
1.6.
een ambtsedig proces-verbaal aanvulling op aangifte, nummer 5, d.d. 11 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 2, p. 595 - 596, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op woensdag 11 februari 2015 omstreeks 11:30 uur bevonden wij ons in het perceel [adres 4] te [pleegplaats 2] . Wij verbalisanten spraken daar met de aangever van [bedrijfsnaam 3] genaamd: [slachtoffer 4] . Hij verklaarde ons in aanvulling op zijn aangifte dat de inhoud van zijn weggenomen kluis bestond uit de dagopbrengsten, bestaande uit papiergeld. Deze opbrengsten waren opgeborgen in normale witte enveloppen. De waarde was rond de 13.000 à 14.000 euro.
1.7.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039504- 6, d.d.
9 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 2, p. 613, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 9 februari omstreeks 10:30 uur waren wij, verbalisanten, belast met een noodhulpdienst in het centrum van [pleegplaats 2] ter plaatse aan de [adres 4] , dit betreft [bedrijfsnaam 3] .
Naar aanleiding van een inbraak hebben wij, verbalisanten, de camerabeelden bekeken. Op de camerabeelden zegen wij drie mannelijke verdachten. Wij, zagen dat deze verdachten een getinte huidskleur hadden.
Wij zagen dat de verdachten alle 3 een muts droegen. Wij zagen dat de drie verdachten, binnen voor de nooddeur, aan de achterzijde van het pand stonden. Wij zagen dat er naast de verdachten een kluis stond. Wij zagen dat de kluis op een steekkar stond. Wij zagen dat 1 van de verdachten de nooddeur open deed. Wij zagen dat buiten voor de nooddeur een auto schuin geparkeerd stond. Wij zagen een grijze auto, vermoedelijk een Mercedes station. Wij zagen dat twee van de verdachten de kluis naar buiten reden en deze in de kofferbak van de auto stopten. Wij zagen dat 1 van de verdachten de achterklep wilde sluiten. Bij het sluiten is het achterraam van de auto kapot gegaan.
1.8.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van camerabeelden [bedrijfsnaam 3] , nummer 17, d.d. 24 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 617 en 642, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 16 februari 2015 heb ik, verbalisant, alle camerabeelden volledig bekeken vanaf 03:16 uur tot en met 08.30 uur. De camera's lopen gelijk aan de UTC tijd. Daders 1, 2 en 3 komen om 07.56 uur binnen via de ruimte van de nooduitgang waarop camera 4 gericht staat en tillen de kluis in een auto welke bij de nooduitgang staat. Dader 3 sluit om 07.56 uur de deur van de ruimte van de nooduitgang waarop camera 4 gericht staat.
1.9.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 39, d.d. 22 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 585, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Door [hoofdagent van politie] werd een proces-verbaal van bevindingen opgesteld waarin hij een uitgebreide omschrijving van de beelden. Hierop is te zien dat de verdachten twee kluizen wegnemen uit het pand. Verdachte 1 (rechtbank leest: dader 1) heeft een smal postuur, en had kort haar. Verdachte 2 (rechtbank leest: dader 2) had een breed postuur en een nagenoeg kaal hoofd.
Verdachte 3 (rechtbank leest: dader 3) had een normaal postuur droeg een donkere pet met klep.
Gezien de latere onderzoeksbevindingen komen de signalementen overeen met:
Dader 1: [medeverdachte 3] , (postuur en haardracht, latere herkenning door verbalisant [verbalisant 2] )
Dader 2: [verdachte] Gelet op de onveranderlijke signalementkenmerken, zoals ras, geslacht, leeftijd, postuur en de vorm van het gelaat, zijn er ruime overeenkomsten tussen de persoon welke zonder gezichtsbedekking op de camera-afbeelding staat en de veiliggestelde Facebook-foto's van [verdachte] , [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
Dader 3: [medeverdachte 1] . (postuur en zwarte pet met kleppen is dezelfde persoon als later in [bedrijfsnaam 9] , in wie [medeverdachte 1] zichzelf herkent).
1.10.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039442-4, d.d.
19 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 649, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op woensdag 19 februari 2015 omstreeks 14:50 uur heb ik verbalisant beelden bekeken van een beveiligingscamera, in verband met een inbraak gepleegd op
9 februari 2015 bij [bedrijfsnaam 3] in de stad [pleegplaats 2] .
Op de film zag ik een 3-tal personen welke een inbraak pleegde bij [bedrijfsnaam 3] . Op de beelden van camera 5 herkende ik op het tijdstip van 03:16 uur een van de personen als zijnde: [medeverdachte 3] [geboortedatum medeverachte 3] te [geboorteplaats medeverdachte 3] .
Deze persoon hadden wij op 09 februari 2015 omstreeks 09:00 uur gecontroleerd bij een staande houding van een personenauto van het merk Mecedes-Benz, type Stationwagon en voorzien van [kenteken ] aan de [straat 9] te [pleegplaats 2] . Opvallend aan dit voertuig was, dat er een gat in de achterruit van deze auto zat.
Op de beelden van de beveiligingscamera, van [bedrijfsnaam 3] , was tevens te zien dat bij het inladen van de gestolen kluis de achterruit van de gebruikte personenauto kapot ging. De personenauto en het gat in de achterruit waren gelijkend op het door ons staande gehouden voertuig.
1.11.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2015039442-1, d.d. 9 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, MAP 2, p. 665, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op maandag 9 februari 2015 omstreeks 09.00 uur reden wij verbalisanten in een opvallend dienstvoertuig over de [straat 6] te [pleegplaats 2] . Ik [verbalisant 1] zag in de [straat 10] een grijze Mercedes voorzien van [kenteken ] , in de richting van de [straat 6] , voor de verkeerslichten stilstaan. Nadat het voertuig was afgeslagen zagen wij verbalisanten dat de achterruit van de personenauto kapot was. Wij verbalisanten hebben ons dienstvoertuig gekeerd en zijn achter de personenauto aangereden. Wij verbalisanten hebben de bestuurder, bijrijder en inzittende gecontroleerd. De bestuurder betrof: [verdachte] , de bijrijder: [medeverdachte 1] en de inzittende op de achterbank: [medeverdachte 3] .
1.12.
een ambtsedig proces-verbaal bevraging boetes [kenteken ] , nummer 33, d.d. 2 maart 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 2, p. 677, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 24 februari 2015 heb ik collega [naam 2] verzocht na te gaan of voor het kenteken [kenteken ] over de periode na 1 februari 2015 boetes waren uitgeschreven.
Op 25 februari 2015 ontving ik antwoord dat op 9 februari 2015 omstreeks 07.59.46 uur voor genoemd kenteken een boete was uitgedeeld (geflitst), vanwege het rijden met een snelheid van 59 kilometer per uur over het [straat 5] te [pleegplaats 2] . De auto reed "uitgaand", hetgeen betekend dat het voertuig reed in de richting van de ringweg en de snelweg A28 naar [plaats 1] . Van dit feit waren enkele foto's beschikbaar.
Op deze foto's was te zien de achterzijde van een personenauto, type stationcar, voorzien van het kenteken [kenteken ] , waar duidelijk een groot voorwerp achter in de auto zichtbaar was. Het voorwerp was niet duidelijk herkenbaar.
Op de laatst ontvangen foto is een kartelige rand zichtbaar, die mogelijk verband houdt met het feit, dat de achterruit van deze auto vermoedelijk kapot was.
Op 9 februari 2015 omstreeks 07.55 uur was een soortgelijke auto te zien op videobeelden bij [bedrijfsnaam 3] , waarbij door inbrekers een kluis uit het bedrijf werd ontvreemd, welke achter in de ruimte van een stationcar werd geladen en waarbij tijdens het dichtgooien van de achterklep de achterruit verbrijzelde.
De auto met het kenteken [kenteken ] , is door [bedrijfsnaam 10] per 5 februari 2015 verhuurd aan de heer [verdachte] , [woonadres] te [woonplaats] , zo is bij een politiecontrole in februari 2015 gebleken.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank past met betrekking tot het onder 5. ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2015;
De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006 rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal aangifte nr. 2015067213-1, d.d. 8 maart 2015, opgenomen in MAP 2, p. 823-824, inhoudende de verklaring van [naam 3] ;
2.2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. 2015067213-2, d.d. 8 maart 2015, opgenomen in MAP 2, p. 827, inhoudende de bevindingen van de verbalisanten;
Ten aanzien van feit 6
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 6. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 28 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was betrokken bij de inbraak en heb goederen uit de kapsalon weggenomen. Ik heb de anderen aanwijzingen gegeven waar ze de goederen konden vinden in de kapsalon.
2. De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006, rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer 2015121880-1, d.d. 29 april 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 3, p. 1309 - 1312, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik heb het pand dinsdag 28 april 2015 verlaten omstreeks 18:00-18:10 uur. Ik heb eerst de deur naar de kapsalon aan de [adres 6] te [pleegplaats 2] afgesloten en gecontroleerd of de deur was afgesloten. Toen ik woensdagochtend 29 april 2015 te 11:00 uur met mijn auto aan kwam rijden en deze parkeerde aan het [straat 4] , zag ik vanuit mijn auto dat het raam op de eerste verdieping open stond. Toen ik binnen kwam, zag ik dat de beamer op de grond lag, kastjes waren opengetrokken en schilderijen waren van de muur getrokken en lagen op de grond. Ik zag dat de kassa was geopend. De lade was er uit getrokken en al het papiergeld was weggenomen.
Vervolgens ben ik door de keukenruimte via een trap naar boven gelopen. Hier is een studioruimte. Het raam aan het [straat 4] was geopend, ik zag hierop braaksporen.
De volgende goederen zijn weggenomen:
Kantoorruimte:
- Playstation
- uit de kassalade van de kassa is ongeveer 120 euro weggenomen, voornamelijk biljetten van 20 euro
Kapsalon:
- 250 euro in coupures van 20, 10 en 5 euro en 2 euromunten, weggenomen uit een kassalade
- Samsung televisie
- 1 stijltang van het merk CHI
- twee gebruikte tondeuses
Keuken:
- twee jassen;
- een tablet, merk Yarvik
Studio, eerste verdieping:
- PlayStation 3;
- 1 Cartier horloge, S100 Santos;
- 1 G-Shock horloge;
- 1 Tommy Hilfiger horloge
- 1 Theorema horloge;
- 1 vijf euro biljet, weggenomen uit een zitzak.
- de weekomzet is weggenomen uit een blauwe etui.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 160, d.d. 20 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, Map 3, p. 1331, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op woensdag 29 april 2015, te 12.30 uur, heeft collega [naam 4] een sporen onderzoek verricht in [bedrijfsnaam 4] . Collega [naam 4] beschreef het volgende in haar bevindingen;
Boven de Kapsalon zit een woongedeelte welke via een vaste trap in de keuken te bereiken is. De aangever liet mij een balkondeur zien, welke op de eerste verdieping, aan de achterzijde van het pand zat. Dit was het woongedeelte, boven de kapsalon. lk zag dat er meerdere indrukken van een breekvoorwerp op het kozijn zat. Het is aannemelijk dat de dader de balkondeur heeft opengebroken met een breekvoorwerp. De aangever liet mij een hendel zien, welke van de deur was afgeknapt, volgens de aangever was dit voor de inbraak niet kapot.
Ten aanzien van feit 7
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 7. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door getuige [getuige 3] op de terechtzitting van
28 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was betrokken bij de inbraak in de sporthal te [pleegplaats 4] . Het muntgeld dat de politie in de woning van mijn vriendin heeft aangetroffen is van die inbraak. Ik heb deze inbraak inderdaad niet alleen gepleegd. U vraagt mij of [verdachte] een van de mededaders was bij deze inbraak. Ja, dat klopt.
2. De inhoud van een zaaksdossier met documentcode ADM-006, rechercheonderzoek "Bugatti", gesloten op 22 juli 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal aangifte, nummer 2015141576-1, d.d. 19 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 4, p. 1578 en 1579 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als [slachtoffer 5] :
Ik pacht samen met mijn man de heer [slachtoffer 6] de kantine in [naam 5] te [pleegplaats 4] .
Gisteravond is het pand [naam 5] afgesloten omstreeks 22.00 uur. En het alarm erop gezet. Vanochtend heeft men ontdekt omstreeks 8.00 uur dat er was ingebroken in [naam 5] . Men heeft een raam aan de voorzijde van [naam 5] opengebroken en is toen in de kantine ingeklommen.
Er is geld van ons weggenomen. Dit geld lag in het magazijn welke ruimte achter de
bar van de kantine zit. Het geld zat in 2 plastic bakjes, welke onderin een niet afgesloten kast stonden. Dit waren 2 lege koekjes bakken. De deksels lagen er nog. Het gaat om ten minste 750 euro. Er zaten losse 1 en 2 euro munten in en allemaal rolletjes.
Daarnaast rolletjes (rood) van 5 cent, rolletjes (blauw) van 10 cent, rolletjes (geel) van 20 cent, rolletjes (groen) van 50 cent.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 183, d.d. 28 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, MAP 4, p. 1592 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 19 mei 2015 stond de aanhouding van [verdachte] en [getuige 3] samen met 3 anderen al gepland. Ook waren zoekingen op 5 locaties voorbereid. Op 19 mei die dag werd [verdachte] in [plaats 2] en [medeverdachte 5] in [pleegplaats 2] aangehouden ter diefstal door middel van braak/verbreking meermalen in vereniging gepleegd. Vervolgens werden onder leiding van de rechter-commissaris 5 woningen doorzocht. Ook de auto van [verdachte] werd doorzocht.
Zwarte Peugeot, [kenteken]
Bij een zoeking in de auto die gehuurd werd door [verdachte] werd in de middenconsole en in de deur muntstukken aangetroffen bestaande uit 1 en 2 euro muntstukken. In de middenconsole een bedrag van 231.60 euro en in het overige 76.65 euro.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer 238, d.d. 25 juli 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, blad 4 en 5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als [naam 6] :
V: In de nacht van 19 mei 2015 stralen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 5] een mast aan in de nabijheid van de sporthal in [pleegplaats 4] . Wij denken dat jij als derde man bij hen was die nacht en ingebroken hebt in de [bedrijfsnaam 5] .
A: Ik zal u zeggen wat er gebeurd is. Ik ben wel met ze naar [plaats 3] gegaan. [verdachte] was met een huurauto. Dit was een Peugeot van [bedrijfsnaam 11] . Ik had ook een huurauto. [verdachte] kwam bij mijn huis en vroeg om mee te gaan. Ik ben toen achter hem aangereden. [medeverdachte 2] was bij hem in de auto. Ik had niet gelijk gezien dat [medeverdachte 2] er ook bij was. Op een gegeven moment reden we op de snelweg en gingen we er af bij [plaats 3] . Wij kwamen toen bij een parkeerplaats. [verdachte] zei mij toen dat ze een kluis gingen stelen. Ik zag toen dat [medeverdachte 2] bij [verdachte] in de auto zat. Ik wilde niet mee. [verdachte] zei dat hij daar al een keer was geweest en dat hij daar toen een kluis had gezien. Hij heeft niet gezegd waar hij de kluis zou stelen.
in de zaak met parketnummer 18/124627-14:
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2013121723, gesloten op 23 november 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer 2013121723-1, d.d. 18 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, p. 51, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik huur een pand aan de [straat 2] te [pleegplaats 2] . In dit pand heb ik een tuincentrum. Vanochtend zaterdag 16 november 2013 omstreeks 6.45 uur werd ik gebeld door meneer [naam 7] van de politie. Hij vertelde mij dat hij bij het pand aan de [straat 2] te [pleegplaats 2] stond en dat er zojuist was ingebroken. Toen ik daar aan kwam, zag ik dat de deur van het kantoor met grof geweld ingetrapt was, deze was namelijk voorzien van een cijferslot.
Ik heb een ronde door het pand gemaakt en er zijn verschillende vitrines vernield en goederen weggenomen. Ik heb zo snel in ieder geval kunnen zien dat de volgende goederen zijn weggenomen.
- kassalade met kleingeld, +/- 30 euro
- aantal snoeischaren
- lampen in doosjes, +/- 50 stuks
- transformatoren in doosjes drie verschillende merken, +/- 50 stuks
- drie beeldschermen, zwart, merk Philips
- klimaatcontrolers
- circulatiepompem
- bijlen
- heggenscharen
- laptop, merk Medion
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2013121723-4, d.d.
16 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, p. 49 en 50, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Omstreeks 06.00 uur kregen wij verbalisanten van de meldkamer het verzoek om te gaan naar de [adres 7] te [pleegplaats 2] . Dit was naar aanleiding van een melding van een overbuurvrouw, welke zojuist zag dat er vanuit een lichtgrijze auto goederen werden uitgeladen en in de woning werden gesleept. Hierbij zouden er drie mannen bezig zijn met uitladen.
Toen wij verbalisanten ter plaatse kwamen aan de [adres 7] , zagen we op de oprit van [perceel] een grijze Opel Astra staan. Ook zagen we naast deze auto een scooter staan. Tevens zagen wij verbalisanten dat er op de bovenverdieping van de woning nog licht brandde, en dat er daar enkele personen aanwezig waren.
Inmiddels waren er al meerdere collega's ter plaatse gekomen. Met hen hebben wij verbalisanten daarop even in de genoemde Opel Astra naar binnen gekeken. Wij zagen dat de achterbank van deze auto plat lag en dat er nog gereedschappen zoals een breekijzer in de auto lagen.
Intussen zijn wij met meerdere collega’s zowel de voor- als achterzijde van de woning in de gaten blijven houden. Vanaf de voorzijde konden wij enigszins naar binnen kijken en zagen dan ook dat er op de eerste verdieping steeds een drietal manspersonen continu heen en weer liepen.
Op een gegeven moment ging de voordeur weer open en kwam er een manspersoon, die later bleek te zijn [verdachte] , naar buiten. Deze is daarop aangehouden door de collega’s.
Iets later kwam er ook [medeverdachte 2] weer naar buiten waarop ook deze buiten de woning is aangehouden.
Terwij1 wij in het pand waren zagen we in een ruimte, direct aan de voorzijde van het pand, enkele grote reistassen liggen. Deze tassen lagen vol met allerlei goederen. Dit waren allerlei voorwerpen die wij verbalisanten herkenden als zijnde spullen die gebruikt kunnen worden in een hennepkwekerij. Zo was er op het eerste oog bijvoorbeeld te zien dat er allerlei elektronische onderdelen zoals stroomverdelers in de grote tassen lagen.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer 2013121723-10, d.d.
16 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, p. 74 en 75, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] :
Ik woon aan de [straat 11] te [pleegplaats 2] . Omstreeks 6.00 uur vanochtend werd ik wakker om naar de wc te gaan. Ik zag op een gegeven moment een fel licht van een auto door het raam van de studeerkamer naar binnen schijnen.
Ik zag dat er een auto achteruit de oprit van de overburen opreed. Dat is de woning [adres 7] . Ik ben toen even in de studeerkamer naar buiten blijven kijken. Ik zag dat er een man uit de auto stapte. Ik zag dat de man een paar minuten bleef staan kijken, hij was duidelijk aan het wachten. Vervolgens zag ik dat er een scooter de straat in kwam rijden. Ik zag dat er twee personen op de scooter zaten. Ik zag dat de mannen op de scooter afstapten en met zijn drieën naar de zijkant van de auto liepen die op de oprit stond. Ook werd daar de scooter neergezet.
Ik zag dat de rechter achterdeur en de kofferbak van de auto geopend werden. Ik zag dat vervolgens minstens twee mannen vrij grote dozen vanuit de auto naar de kamer achter de glazen deur brachten. Op een gegeven moment toen ze alles naar binnen gebracht hadden ging deur dicht en ging het licht in de kamer aan. Daarvoor was alles donker.
Op het moment dat de mannen in het kamertje waren en de deur dicht was heb ik de
politie gebeld. Op het moment dat ik een politie auto in de straat zag rijden, was dit ongeveer tien minuten nadat ik de politie had gebeld.
V: Hoe zag de auto van de man eruit?
A: Het zag er uit als een luxe zilverkleurige stationwagen.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer 2013121723-22, d.d.
16 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, p. 77 en 78, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] :
V= Als het goed is heeft u vanochtend zaterdag 16 november 2013 de politie gebeld
omdat u het een en ander zag gebeuren op straat, klopt dit?
A= Ja het was vanochtend vroeg toen ik wakker werd van geluid. Vanuit mijn slaapkamerraam zag ik dat van het pand aan de [straat 2] waar later bleek te zijn ingebroken, de roldeur open stond maar dat er geen licht brandde. Tevens zag ik een aantal dozen op de hoek aan de straat staan. Ik zag dat een aantal personen bezig waren om spullen in te laden in een auto. Verder zag ik een scooter, dit was een donkere scooter.
V= Wat voor auto was dat?
A= Ik weet wel dat het een grijze auto was, ik omschrijf hem zelf als een middelmatige luxe wagen.
V= Hoeveel personen heeft u gezien?
A= Ik heb in ieder geval drie personen gezien.
V=weet u nog hoe laat u dit allemaal zag?
A=Ja dat was echt vlak voordat ik de politie belde rond 6.10 uur ongeveer.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer 2013121723-28, d.d.
17 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, p. 82 en 83, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik was thuis met mijn vriendin en werd gebeld. Ik moest komen naar de [straat 12] in [pleegplaats 2] . Ik ben daar op mijn scooter naar toe gegaan. Ik werd gebeld door [medeverdachte 6] . Ze waren daar wat aan het doen en ik moest helpen. We waren met zijn drieën. Er was geen vierde persoon bij. Ik moest naar binnen bij de winkel, het was bij de achterdeur, ik moest omhoog klimmen en werd naar binnen gestuurd. Ik moest door de winkel en moest de voordeur openen. Dit was de [bedrijfsnaam 7] , te [pleegplaats 2] .
V : Wie waren er bij jou?
A : Die jongens die hier zitten.
V : [verdachte] en [medeverdachte 6] ?
A : Ja.
V : Door wie werd de achterdeur open gebroken?
A : Door die andere twee.
V : Hoe werd dit gedaan?
A : Door een koevoet, schroevendraaiers en een "stootijzer".
V : Jij was op je scooter? Hoe waren die andere twee daar?
A : Ja ik was op de scooter. De andere twee waren in een auto, een grijze Opel Astra een coupé.
Ik ben alleen naar binnen gegaan en toen ging het alarm af en toen zijn we weg gegaan. Ik wilde naar huis. Toen ik thuis was werd ik weer gebeld door [medeverdachte 4] dat ik terug moest komen. We zijn toen samen naar binnen gegaan, toen ging het alarm weer af. Ik wilde toen weg, maar dat mocht niet. De derde keer werd ik naar binnen gestuurd om het alarm uit te schakelen. Ik ben toen samen met [medeverdachte 4] naar binnen gegaan. [medeverdachte 4] had de leiding. De box waar het alarm uit kwam werd stukgemaakt, deze werd eraf getrokken door ons. We hebben ook de bedrading los getrokken in de stoppenkast. Het alarm was niet uit, maar er kwam geen geluid meer uit de box. Dit bovenstaande heeft al met al wel 3 uur geduurd.
We gingen zoeken of er geld was, maar dat lag in een grote kluis, deze was te groot om mee te nemen. We gingen toen op zoek naar weed, maar dat lag in een grote kluis. Deze konden we niet openen. Toen dit ook niet lukte gingen we spullen meenemen. Ik heb spullen in een tas met de kruiwagen naar de auto gesleept. Toen de auto vol was hebben we de spullen naar mijn huis gebracht.
Bij de tweede keer zagen we een heftruck en [medeverdachte 4] en [verdachte] wisten dat ik op een heftruck kon rijden. Ik heb toen grote zwarte tassen gepakt en hier de spullen in gedaan. De tassen heb ik binnen op de heftruck gelegd en toen naar de auto gereden. [medeverdachte 4] heeft een beetje geholpen om de spullen in de auto te leggen.
V : Wat waren het precies voor spullen?
A : Dat waren spullen voor kwekerijen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 2., 4., 5., 6. en 7. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/124627-14 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/850036-15:
2.
hij op 2 oktober 2014 te [pleegplaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 2] aldaar weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijfsnaam] , zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader, opzettelijk zich naar voornoemd pand heeft begeven en de voordeur van voornoemd pand heeft geforceerd en voornoemd pand door die geforceerde voordeur heeft betreden en forcerende en/of brekende handelingen aan een aantal sensoren en een lamp en een zoemer verbonden met de alarminstallatie van voornoemd pand heeft verricht, teneinde voornoemde alarminstallatie onklaar te maken en aldaar zoekend heeft rondgekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
4.
hij op 9 februari 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 4] aldaar heeft weggenomen een kluis inhoudende 12.000 à 13.000 euro, toebehorende aan [bedrijfsnaam 3] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
5.
hij op 8 maart 2015 te [pleegplaats 3] , in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 5] aldaar, weg te nemen een kluis en/of een hoeveelheid geld, toebehorende aan [bedrijfsnaam 8] , zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en die/dat weg te nemen kluis en/of geld, onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, met zijn mededaders, opzettelijk zich naar voornoemd pand heeft begeven en op het dak van voornoemd pand is geklommen en aldaar een raam heeft verbroken en voornoemd pand door dat raam is binnengegaan en in het kantoor van voornoemd pand forcerende en/of brekende handelingen heeft verricht om voornoemde kluis te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in de periode van 28 april 2015 tot en met 29 april 2015 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [adres 6] aldaar heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een aantal horloges en een aantal playstations en een televisie en kleding en een tondeuse en een stijltang, toebehorende aan [bedrijfsnaam 4] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
7.
hij in de periode van 18 mei 2015 tot en met 19 mei 2015 te [pleegplaats 4] , in de gemeente [plaats 3] , tezamen en in vereniging met ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand gelegen aan de [straat 1] aldaar heeft weggenomen, een hoeveelheid geld te weten in totaal ongeveer 750 euro, toebehorende een ander dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
in de zaak met parketnummer 18/124627-14:
hij omstreeks 16 november 2013 te [pleegplaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan/nabij de [straat 2] heeft weggenomen een kassalade inhoudende kleingeld en snoeischaren en lampen in doos en transformatoren in doos en drie beeldschermen en klimaatcontrolers en circulatiepompen en bijlen en heggenscharen en een laptop merk Medion, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam 6] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/850036-15:
2. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
6. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
7. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
in de zaak met parketnummer 18/124627-14:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot strafoplegging komt, verzocht het onderzoek te heropenen voor het laten verrichten van nader onderzoek over de persoon van verdachte. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de reclassering heeft geadviseerd een Pro Justitia rapportage te laten opmaken. Nader onderzoek is aangewezen om meer te weten te komen over de persoonlijkheid van verdachte en inzicht te verkrijgen in de psychische factoren die een rol spelen bij zijn delictgedrag. Mogelijk heeft een en ander ook invloed op de mate van toerekeningsvatbaarheid.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat er nader onderzoek wordt verricht over verdachte. Uit het briefrapport van 9 juli 2015 blijkt dat een gedragsdeskundige van het NFIP reeds met verdachte heeft gesproken. Het uitbrengen van een Pro Justitia rapportage werd niet geïndiceerd geacht. Ook in hetgeen uit de stukken en tijdens het onderzoek ter terechtzitting over de persoon van verdachte naar voren is gekomen, ziet de rechtbank geen aanleiding voornoemd onderzoek te gelasten.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapporten van 19 november 2014 en 26 augustus 2015, het briefrapport van het NIFP van 9 juli 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 19 mei 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in steeds wisselende samenstellingen schuldig gemaakt aan vier bedrijfsinbraken en twee pogingen daartoe. De delicten gingen gepaard met veel schade. Bij de meeste delicten was verdachte de initiatiefnemer en had hij een leidende rol. Verdachte heeft met deze delicten te kennen gegeven geen enkel respect voor het eigendom van anderen te hebben en zijn eigen materiële belangen boven die van anderen te stellen. Feiten, zoals door verdachte gepleegd, hebben een grote impact op de getroffen eigenaren en het personeel van de bedrijven en brengen gevoelens van onveiligheid teweeg in de samenleving.
Verdachte heeft een zeer aanzienlijk strafblad en is meermalen veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. Het strafblad van verdachte werkt dan ook strafverzwarend.
In het recente reclasseringsrapport wordt vermeld dat verdachte al op jonge leeftijd is begonnen met het plegen van bedrijfsinbraken. Bij hem is sprake is van een delictpatroon dat zeer hardnekkig is. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. In 2013 is verdachte door Verslavingszorg Groningen gediagnosticeerd met zwakbegaafdheid en antisociale trekken. Hij kan zich beperkt inleven in anderen.
Tussen 2011 en 2013 stond verdachte onder toezicht van de reclassering. Het lijkt erop dat het in die periode op justitieel gebied rustig was.
Verdachte heeft al jarenlang fysieke klachten en ook binnen detentie spelen deze klachten een grote rol. In het kader van de bijzondere voorwaarden acht de reclassering het geboden dat verdachte nader wordt onderzocht binnen een forensische polikliniek.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Benadeelde Partij
[benadeelde partij 1] heeft zich namens [bedrijfsnaam 12] voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 1. ten laste gelegde.
Beoordeling
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij
[benadeelde partij 2] heeft zich namens [bedrijfsnaam] voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder feit 2. ten laste gelegde feit. Gevorderd is een bedrag van € 1.360,50 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat uit de stukken blijkt niet dat [benadeelde partij 2] bevoegd is tot het indienen van een vordering
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat de benadeelde partij [bedrijfsnaam] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 2. ten laste van verdachte bewezen verklaarde feit.
De rechtbank kan de benadeelde partij echter niet in haar vordering ontvangen, nu uit het formulier noch de processtukken blijkt dat [benadeelde partij 2] bevoegd is tot het indienen van de vordering namens [bedrijfsnaam] .
Nu verdachte naar burgerlijk recht wel aansprakelijk is bevonden voor het onder 2. bewezen verklaarde feit en de gestelde schade door de verdediging niet is weersproken, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het volledige bedrag van
€ 1.360,50.
Benadeelde partij
[benadeelde partij 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 3. ten laste gelegde.
Beoordeling
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij
[slachtoffer 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 7. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. . De vordering bestaat uit een bedrag van € 750,- aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen tot het bedrag dat nog niet reeds in beslag is genomen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering moet worden toegewezen tot een bedrag van
€ 250,-. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat tijdens het opsporingsonderzoek € 500,- is teruggevonden. Dit bedrag dient in mindering gebracht te worden op de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling
De rechtbank overweegt als volgt.
Het door benadeelde partij [slachtoffer 5] gevorderde heeft betrekking op het geldbedrag dat verdachte en zijn mededader(s) hebben weggenomen uit de sporthal. Uit het dossier blijkt weliswaar dat een deel van het geldbedrag dat is buitgemaakt in beslag is genomen, maar er is niet gebleken dat dit bedrag aan de rechthebbende is teruggegeven. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het in beslag genomen bedrag niet in mindering brengen op het gevorderde bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 1. en 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/850036-15 onder 2., 4., 5., 6. en 7. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/124627-14 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
acht maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde na zijn ontslag uit detentie zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen, op dagen en tijdstippen als door de reclassering aan te geven;
2. dat veroordeelde zich zal laten onderzoeken, ook als dit onderzoek ondergaan moet worden bij het Expertisecentrum voor epileptologie, slaapgeneeskunde en neurocognitie Kempenhaeghe te Heeze en indien nodig zich ambulant zal laten behandelen door een forensische polikliniek.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam 12] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] niet ontvankelijk is.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam] , te betalen een bedrag van € 1.360,50 (zegge: dertienhonderdzestig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 23 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van € 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag betreft materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door F. de Jong, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2015.
Mrs. H.H.A. Fransen en P.J. van Steen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.