ECLI:NL:RBNNE:2015:4681

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
7 oktober 2015
Zaaknummer
18.720155-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van portier en bedrijfsleider van discotheek in discriminatiezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een portier en een bedrijfsleider van een discotheek, die beschuldigd werden van discriminatie op basis van ras. De zaak kwam voort uit een incident op 1 januari 2014, waarbij een man van Antilliaanse afkomst de toegang tot de discotheek werd geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de reden voor de weigering niet kon worden bewezen als zijnde gebaseerd op het ras van de man. De rechtbank oordeelde dat de portier en de bedrijfsleider verklaarden dat de man dronken was en dat dit de reden was voor de weigering van toegang. De rechtbank heeft de verklaringen van de man en zijn vriendin, die stelden dat alle personen met een donkere huidskleur de toegang werd geweigerd, niet als voldoende bewijs beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de weigering van toegang aan de man was gebaseerd op zijn ras. Daarom heeft de rechtbank de verdachten vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. De vordering van de benadeelde partij werd ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in discriminatiezaken en de noodzaak om te kunnen aantonen dat een weigering van toegang daadwerkelijk op raciale gronden plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720155-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] .
De zaak is ter terechtzitting van 20 februari 2015 door de politierechter verwezen naar de meervoudige kamer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 februari 2015 en 22 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T.E. Heslinga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2014 te [pleegplaats] , in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk als portier bij [discotheek] , een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, door die [slachtoffer] , van Antilliaanse afkomst, de toegang tot die [discotheek] te weigeren;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 januari 2014 te [pleegplaats] , in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk als portier bij [discotheek] , een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, door die [slachtoffer] , van Antilliaanse afkomst, de toegang tot die [discotheek] te weigeren
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een geldboete van € 500,00 subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, waarvan € 250,00 subsidiair vijf dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 300,00 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

In de artikelen 137g, eerste lid, en 429quater, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is strafbaar gesteld het in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf (al dan niet opzettelijk) discrimineren van personen wegens hun ras.
Deze zaak spitst zich toe op de vraag of [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in de nacht van 31 december 2013 op 1 januari 2014 de toegang tot [discotheek] is geweigerd op grond van zijn ras.
Verdachte en [medeverdachte] waren de desbetreffende nacht werkzaam in [discotheek] , verdachte als portier en [medeverdachte] als bedrijfsleider. Verdachte en [medeverdachte] hebben verklaard dat zij [slachtoffer] die nacht de toegang tot [discotheek] hebben geweigerd omdat hij dronken was en zij hebben ontkend dat de reden daarvoor was gelegen in zijn ras.
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat niet uitdrukkelijk tegen [slachtoffer] is gezegd dat hij de discotheek niet mocht betreden op grond van zijn ras.
De enige bewijsmiddelen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de reden voor de weigering was gelegen in het ras (de donkere huidskleur en/of de Antilliaanse afkomst) van [slachtoffer] zijn de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van [getuige] , de vriendin van [slachtoffer] (hierna: [getuige] ). Zij hebben beiden - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij, toen zij in de rij voor de discotheek stonden, hebben gezien dat alle personen met een donkere huidskleur de toegang tot de discotheek werd geweigerd en dat blanke personen wel naar binnen mochten.
Voor deze verklaring van [slachtoffer] en [getuige] zou mogelijk steun kunnen worden gevonden in de verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2014. Deze verklaring houdt in dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) heeft verklaard dat hij de opdracht had gekregen "dat we geen Antillianen binnen laten vannacht" en dat [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) heeft verklaard dat een week geleden in de club een vechtpartij zou hebben plaatsgevonden waarbij diverse Antilliaanse mannen betrokken zouden zijn geweest en dat dit de reden was waarom [slachtoffer] en de andere Antillianen geweigerd werden. De beide verbalisanten hebben deze verklaring later echter genuanceerd in het proces-verbaal van bevindingen van 1 april 2015. Hierin hebben zij - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij uit de woorden van [medeverdachte] niet hebben begrepen dat alle Antillianen die nacht werden geweigerd, maar dat [slachtoffer] deel had uitgemaakt van de groep Antillianen die de week daarvoor betrokken zou zijn geweest bij de vechtpartij en dat [slachtoffer] en de andere bij die vechtpartij betrokken Antillianen om deze reden werden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van dit op ambtseed opgemaakte proces-verbaal.
De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] , inhoudende dat alle personen met een donkere huidskleur de toegang werd geweigerd en alle personen met een blanke huidskleur werden toegelaten, vinden evenmin steun in andere bewijsmiddelen. Tegenover deze verklaringen staan de ontkennende verklaringen van verdachte en [medeverdachte] . Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de reden voor weigering gelegen was in het ras.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] de toegang tot [discotheek] heeft geweigerd op grond van zijn ras. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 oktober 2015. Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,
Van Emst