De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van twaalf weken schuldig gemaakt aan negen misdrijven, te weten twee beledigingen van politieagenten, drie bedreigingen, wederspannigheid, twee winkeldiefstallen en een diefstal met geweld. In dit laatste geval heeft verdachte, nadat hij was aangesproken in verband met een winkeldiefstal, meerdere supermarktmedewerkers mishandeld en bedreigd. Dit betreft derhalve een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte was tijdens het plegen van al deze misdrijven onder invloed van alcohol.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in 2015 al drie keer eerder is veroordeeld, te weten voor winkeldiefstal, bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en poging tot zware mishandeling. Thans wordt de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen die bij twee van deze veroordelingen zijn opgelegd.
Uit het rapport van de reclassering van het Leger des Heils van 8 september 2015 blijkt dat verdachtes uitkering is stopgezet en het hem niet is gelukt een vast inkomen te regelen. Daardoor is verdachte uiteindelijk uit zijn woning gezet en op straat beland. Verdachte is meer alcohol gaan drinken om zijn problemen te vergeten, hetgeen lijkt te leiden tot agressief gedrag en het verliezen van de zelfcontrole. De reclassering ziet mogelijkheden voor gedragsverandering zodra er opnieuw sprake is van stabiliteit en de vicieuze cirkel wordt doorbroken. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog omdat er na de beëindiging van verdachtes detentie geen zicht is op huisvesting. Er heeft een intake plaatsgevonden bij [een woonvoorziening] van het Leger des Heils, en de inschatting is dat verdachte geschikt is om daar te worden geplaatst. Verdachte heeft echter aangegeven dit niet te willen. Daarom acht het Leger des Heils reclasseringstoezicht niet haalbaar en is geadviseerd verdachte onvoorwaardelijk af te straffen. Daarbij is echter aangegeven dat, indien verdachte ter terechtzitting wel gemotiveerd blijkt te zijn, kan worden overwogen hem een meldplicht en plaatsing in [een woonvoorziening] met eventueel begeleiding vanuit de verslavingszorg op te leggen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bereid is te verblijven in een instelling voor begeleid wonen, indien hij van daaruit naar school kan gaan en eenmaal per twee weken zijn kind kan zien. Uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat verdachte toch gemotiveerd is voor begeleid wonen. De rechtbank gaat ervan uit dat het mogelijk is dat verdachte vanuit een woonvoorziening een opleiding volgt en contact heeft met zijn kind.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsvrouw voorgestelde straf, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van maximaal vier maanden en daarnaast (subsidiair) een forse voorwaardelijke straf, geen recht doet aan het aantal feiten en de ernst van met name het laatste feit, te weten diefstal met geweld tegen meerdere personen.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte zodra hij vrijkomt uit detentie beschikt over woonruimte en een dagbesteding. Daarom zal de rechtbank hem veroordelen tot een gevangenisstraf van aanzienlijk kortere duur dan door de officier van justitie is geëist. Bovendien zal de rechtbank een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een werkstraf. Aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden van een meldplicht bij de reclassering en de verplichting te verblijven in een instelling voor begeleid wonen.
Mede gelet op de inschatting van het recidiverisico door de reclassering is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij na zijn detentie geen huisvesting heeft. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het daarop door de reclassering uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.