Op 17 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing en het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De feiten vonden plaats op 29 mei 2015 in Delfzijl, waar de verdachte samen met een mededader het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen in een woning vasthield om een schuld te innen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader, en dat de bedreigende situatie gericht was op het dwingen van het slachtoffer tot betaling van een geldbedrag. De rechtbank achtte de poging tot afpersing en de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen, maar sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, omdat niet kon worden vastgesteld dat het wapen op het hoofd van het slachtoffer was gericht. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een behandeltraject en reclasseringstoezicht.