ECLI:NL:RBNNE:2015:4730

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2015
Publicatiedatum
11 oktober 2015
Zaaknummer
18.830170-15 ontn
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepplantage

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 september 2015 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had op 6 augustus 2015 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat de verdachte had genoten uit de verkoop van de oogst van een hennepplantage, wordt geschat. De verdachte had een kwekerij met 55 planten en verklaarde dat hij ongeveer € 8.000,-- had verdiend aan de oogst. De rechtbank heeft de vordering behandeld op de zitting van 3 september 2015.

De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op een rapport dat was opgesteld over de hennepkwekerij. Dit rapport ging uit van een kwekerij van 60 planten, maar de verdachte heeft verklaard dat hij slechts 55 planten had. De rechtbank heeft deze verklaring gevolgd en de berekening van het voordeel aangepast aan het aantal planten dat de verdachte had opgegeven. De rechtbank heeft de bruto opbrengst berekend op basis van de verkoopprijs van hennep en de kosten die de verdachte had gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte € 7.435,30 aan wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten.

De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie is voor het overige afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830170-15
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 17 september 2015 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte] ,

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [verblijfplaats] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 6 augustus 2015 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 8.137,60 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 3 september 2015. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie subsidiair gevorderd de vordering toe te wijzen tot een bedrag dat gebaseerd is op 55 planten, in plaats van 60 planten.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1.
een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, opgenomen op p. 142 e.v. van dossier nummer 2015177697 d.d. 25 juni 2015;
2.
een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 juni 2015, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Een paar maanden geleden had ik ook een kwekerij. Die is halverwege februari geoogst. Dat ging om 55 planten. Ik heb deze één keer geoogst en de oogst in de stad verkocht aan een coffeeshop. Hier heb ik ongeveer 8000 euro voor gekregen. Ik kreeg 5200 à 5300 euro per kilo.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 17 september 2015 in de zaak met parketnummer 18/830170-15 veroordeeld ter zake onder meer het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Op grond van de inhoud van bovenstaande wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de baten van een ander strafbaar feit waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank neemt het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormeld strafbaar feit wordt geschat. In dit rapport wordt een (abstracte) berekening gemaakt waarbij is uitgegaan van een kwekerij van 60 planten. Veroordeelde heeft echter verklaard dat hij een kwekerij van 55 planten had. Nu er geen aanwijzingen zijn om uit te gaan van een groter aantal planten dan veroordeelde zelf heeft aangegeven, zal de rechtbank uitgaan van 55 planten. De in het rapport gevolgde rekenmethode zal de rechtbank wel overnemen, maar toepassen op 55 in plaats van 60 planten. De minimum verkoopprijs van een kilo hennep wordt in dit rapport gesteld op
€ 5.200,--, hetgeen overeenkomt met de verklaring van veroordeelde. Veroordeelde heeft bij de politie eveneens verklaard dat hij ongeveer € 8.000,-- heeft verdiend aan de oogst, hetgeen ook ongeveer overeenkomt met de uitkomst van de standaardberekening. Dat veroordeelde zich bij de politie heeft vergist in dit bedrag en dat het slechts de helft was, hetgeen veroordeelde en diens raadsman ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, acht de rechtbank mede bezien in het licht van het voorgaande niet aannemelijk. Anders dan door de raadsman is aangevoerd, dienen de door veroordeelde in zijn verhoor bij de politie genoemde investeringskosten ad € 1.000,-- niet volledig in mindering te worden gebracht op de bruto opbrengst. Slechts een vaste afschrijving per oogst, € 150,--, komt voor aftrek in aanmerking.
Dit levert de volgende berekening op.
Bruto opbrengst:
55 planten x 28,2 gram = 1,551 kilogram.
1,551 kilogram x € 5200,-- = € 8.065,20
Kosten:
- afschrijvingskosten: € 150,00
- hennepstekken: € 156,75
- variabele kosten: € 183,15
- elektriciteitskosten: € 140,00
Totaal: € 629,90
Netto opbrengst (bruto opbrengst min kosten) = € 7.435,30
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat veroordeelde € 7.435,30 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 7.435,30.
Legt [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 7.435,30 (zegge: zevenduizendvierhonderdvijfendertig euro en dertig cent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter, mr. M. Haisma en
mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 september 2015.