ECLI:NL:RBNNE:2015:4804

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
18.830173-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging en opzetheling met betrekking tot gestolen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging en opzetheling. De verdachte werd op 2 juni 2015 aangehouden na de diefstal van brandstof bij een tankstation in Groningen. Tijdens de aanhouding werden in de auto van de verdachte goederen aangetroffen die op dezelfde dag waren weggenomen bij woninginbraken. De rechtbank oordeelde dat de woninginbraken niet bewezen konden worden, maar dat er wel voldoende bewijs was voor opzetheling. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, omdat er een rechtstreeks verband bestond tussen de helingshandeling en de door de benadeelde partij geleden schade.

De verdachte, bijgestaan door mr. S.S. Ilahi, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder diefstal van brandstof en goederen uit woningen. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De rechtbank oordeelde dat de diefstal van de brandstof en de kentekenplaten bewezen konden worden, maar sprak de verdachte vrij van de inbraken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een geldboete van € 1.475,00. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die schadevergoeding eiste voor de geleden schade door de diefstal.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van woninginbraken op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere vermogensdelicten. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte niet opnieuw naar Nederland zou komen om strafbare feiten te plegen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830173-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
25 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [land] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 juni 2015, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, bij een tankstation, gelegen aan/nabij [straat 1] , heeft weggenomen brandstof (ongeveer 64,60 liter diesel), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Hoogeveen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan [adres 1] , heeft weggenomen (ondermeer):
- een laptop/notebook (merk Lenovo), en/of
- een laptop/notebook (merk HP), en/of
- een tas (merk Hummel), en/of
- een oplader en/of computermuis, en/of
- een horloge (merk Jacob en Co), en/of
- een zonnebril met koker (merk Gucci),
in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 juni 2015, in de gemeente Smallingerland en/of Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer):
- een laptop/notebook (merk Lenovo), en/of
- een laptop/notebook (merk HP), en/of
- een tas (merk Hummel), en/of
- een oplader en/of computermuis, en/of
- een horloge (merk Jacob en Co), en/of
- een zonnebril met koker (merk Gucci),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat bovengenoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 2 juni 2015, te [pleegplaats 2] , althans in de gemeente Oisterwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, vanaf een geparkeerd staande auto aan/nabij [straat 2] , heeft weggenomen kentekenplaten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 2 juni 2015 te [pleegplaats 3] , althans in de gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 2] heeft weggenomen (onder meer) een laptop (merk Toshiba) en/of (een) oorsteker(s), althans (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen laptop en/of oorsteker(s), althans siera(a)d(en), onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 juni 2015, in de gemeente Smallingerland en/of Epe, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (onder meer):
- een laptop/notebook (merk Toshiba), en/of
- een of meer oorstekers, althans (een) siera(a)d(en),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat bovengenoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De diefstal van de brandstof en de diefstal van de kentekenplaten zijn door verdachte bekend. Gelet ook op de andere stukken in het dossier kunnen de feiten onder 1 en 3 wettig en overtuigend worden bewezen. In de periode tussen de diefstal van de kentekenplaten en de diefstal van de brandstof zijn twee inbraken gepleegd. In de auto van verdachte zijn goederen aangetroffen welke zijn weggenomen bij die inbraken. Er is onvoldoende bewijs aanwezig om ten aanzien van verdachte de inbraken te kunnen bewijzen, zodat hij van de onder 2 en 4 primair ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De opzetheling zoals onder 2 en 4 subsidiair ten laste gelegd kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft voor het aantreffen van de gestolen goederen in de auto geen afdoende verklaring gegeven.
Standpunt van de verdediging
De feiten zoals tenlastegelegd onder 1 en 3 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden. Van het onder 2 en 4 primair en subsidiair ten laste gelegde dient verdachte vrijgesproken te worden. Verdachte wist niet dat de goederen in de auto van diefstal afkomstig waren en had dit ook niet kunnen vermoeden.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 2 primair en 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Beoordeling van het bewijs
Feit 1
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2015, opgenomen op p. 290 e.v. van dossier met nummer PL0100-2015156734 d.d. 20 juli 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [persoon] namens [bedrijf 1] , [locatie] .
Feit 3
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 3 juni 2015, met nummer PL2000-2015139911, van Politie Zeeland-West-Brabant, opgenomen op p. 300 e.v. van dossier met nummer PL0100-2015156734 d.d. 20 juli 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Feiten 2 subsidiair en 4 subsidiair
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
(Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.)
De door verdachte op de terechtzitting van 11 september 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 1] heeft mij zelf verteld dat hij de laptops heeft gekocht. We stopten vaak onderweg, ook bij winkels.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2015 met nummer PL0100-2015156778, opgenomen op p. 306 e.v. van dossier met nummer 2015156734 d.d. 20 juli 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Het weggenomene behoort mij geheel in eigendom toe. Mijn partner is op dinsdag 02 juni 2015, omstreeks 9.15 uur, weg gegaan. Ze heeft de woning afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op bovengenoemde datum, omstreeks 14.30 uur, kwam mijn partner thuis. Ze zag dat de bovenste helft van de voordeur open stond. Het hout van de deur was vernield. Als je de voordeur doorloopt, dan kom je in de hal. In de hal staat een kastje. Dit kastje was doorzocht, de lades stonden open en er lagen spullen op de grond. Als je rechtdoor de hal doorloopt, kom je in de keuken en de woonkamer. Alle keukenlades en kastjes zijn doorzocht. Vanuit de hal naar rechts heb je de bijkeuken, badkamer en een werkruimte. Dader is ook in deze ruimtes geweest en heeft alle kastjes en lades leeg getrokken.
De eerste slaapkamer rechts is volledig doorzocht. Hier zijn zelfs kastdeurtjes vernield.
Ik denk dat de linkerkamer, dit is de slaapkamer waar we zelf slapen, het meest overhoop lag. De kledingkasten waren helemaal leeg getrokken en er lag van alles op het bed.
Goederen die zijn weggenomen:
- Lenovo Idea Pad in de kleur zwart
- laptop van het merk HP Probook, sticker [bedrijf 2]
- zwarte voetbaltas
- 2 dameshorloges.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2015 met nummer PL0600-2015265772 van politie Oost-Nederland, opgenomen op p. 331 e.v. van voormeld dossier inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
De weggenomen goederen behoren mij en [mijn vrouw] geheel in eigendom toe. Ik woon samen met mijn vrouw in de woning, gelegen aan [adres 2] te [pleegplaats 3] , gemeente Epe. Op dinsdag 2 juni 2015, omstreeks 08:00 uur bracht ik mijn vrouw naar het treinstation in [plaats 1] . Ik heb alle ramen en deuren afgesloten. Op dinsdag 02 juni 2015, omstreeks 14:30 uur kwam ik terug bij mijn woning.
Ik liep door mijn woning en zag dat alle kasten en laden op de begane grond open stonden. Ik zag dat meerdere goederen op de grond lagen. Op de eerste verdieping zak ik ook dat alle kasten en laden open stonden. In de woonkamer is een deur. Deze deur gaat naar buiten. Deze deur is geforceerd. Het kozijn van deze deur is beschadigd. De deur kan niet meer afgesloten worden. Voor deze deur hing een rolluik. Dit luik is vernield.
Na onderzoek bleek dat de volgende goederen zijn weggenomen:
- zeker twintig (20) paar oorbellen, stekers en creolen
- laptop: merk Toshiba Satellite.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2015, opgenomen op p. 26 e.v. van voormeld dossier, inhoudende:
Op 2 juni 2015 zagen wij de zwarte Audi met [kenteken] voor ons rijden. In de Audi zaten drie manspersonen. Wij verbalisanten hebben vervolgens de drie verdachten aangehouden voor diefstal van brandstof danwel gestolen of rijden met gestolen kentekenplaten. Hierop hebben wij de auto in beslaggenomen. In de kofferbak zagen wij drie tassen liggen. In één van de tassen zaten drie notebooks.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juni 2015, opgenomen op p. 29 e.v. van voormeld dossier, inhoudende:
Op 03 juni 2015 omstreeks 15.30 uur, doorzocht, ik, verbalisant, het genoemde voertuig. Ik, verbalisant, trof in het dashboard kastje van de auto de volgende goederen aan:
- een brillenkoker van het merk Gucci, zwart van kleur met een groen-rood-groene streep erover.
- een zonnebril van het merk Gucci, zwart van kleur met een groen-rood-groene streep op de poten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2015, opgenomen op p. 28 e.v. van voormeld dossier, inhoudende:
Op een van de inbeslaggenomen laptops/notebooks zat een sticker van [bedrijf 2] . Ik, verbalisant, heb op 03 juni 2015, omstreeks 9.30 uur telefonisch contact gehad met de heer [naam] van [bedrijf 2] . Ik verbalisant, hoorde dat [naam] mij vertelde dat de eerdergenoemde laptop/notebook op 02 juni 2015 gestolen was uit de woning van een medewerker van [bedrijf 2] . Het kon blijken dat er op 02 juni 2015 tussen 09.15 en 14.30 uur een inbraak is gepleegd aan [adres 1] te [pleegplaats 1] . Bij deze inbraak werd de genoemde laptop/notebook weggenomen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 19 juni 2015 met nummer PL0100-2015156778, opgenomen op p. 324 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik herken een aantal goederen die u mij toont. De laptop van het merk Lenova en lader en de laptop van het merk HP, lader en muis herken ik als mijn eigendom. Verder herken ik een zonnebril in een Gucci tasje. Deze is van [mijn zoon] . Ook herken ik het zwarte horloge van het merk Jacob & Co. Deze is ook van [mijn zoon] . De zwarte sporttas van het merk Hummel herken ik voor 100 procent als mijn eigendom.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2015, opgenomen op p. 344 e.v. van voormeld dossier, inhoudende:
Op woensdag 24 juni 2015, omstreeks 10:30 uur, was ik [verbalisant 1] en collega [verbalisant 2] op het [adres 2] te [pleegplaats 3] . Aldaar hadden wij afgesproken met aangever [slachtoffer 3] , aldaar woonachtig, met zijn vrouw. Wij confronteerden aangever en zijn vrouw met een aantal goederen die door de politie op 2 juni in beslag waren genomen bij de aanhouding van de 3 verdachten van Poolse afkomst, te weten
verdachte 1: [verdachte]
verdachte 2: [medeverdachte 1]
verdachte 3: [medeverdachte 2]
Aangever en zijn vrouw werden door ons verbalisanten geconfronteerd met de laptop merk Thosiba [serienummer] , goed nummer PL100-2015156734-547971 kennisgeving van inbeslagneming 2015156734-10 en verder gereedschappen, sieraden etc. die door de politie waren aangetroffen in de audi A4 waarin verdachten op 2 juni 2015 waren aangetroffen en waren aangehouden. Wij verbalisanten hoorden dat aangever [slachtoffer 3] en zijn vrouw, zeiden dat zij dit goed laptop merk Toshiba, [serienummer] , herkenden als hun eigendom en waarvan zij onder 201565772-1 bij de politie aangifte hadden gedaan. Wij verbalisanten hoorden dat zij van de overig goederen een zilveren oorsteker, kennisgeving van inbeslagneming 2015156734-78, herkenden als hun eigendom waarvan zij onder 201565772-1 bij de politie aangifte hadden gedaan.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juni 2015, opgenomen op p. 159 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
De auto is van mij. Het is een Audi A4, kleur zwart. Ik reed in de auto. Bij mij in de auto zaten de personen die samen met mij zijn aangehouden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ik wist wel dat er drie laptops in de auto lagen. Ik heb die laptops aangeraakt en bekeken. Ze waren zwart. Gisteren heb ik ze bekeken in de auto. Het was voor het tanken. Die laptops heb ik niet uit [land] meegenomen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 juni 2015, opgenomen op p. 172 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Nadat ik die kentekenplaten heb verwisseld, vanaf dat moment hebben wij de hele tijd samen gereisd.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 juni 2015, opgenomen op p. 183 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik ben met een kennis van mij met wie ik aangehouden ben genaamd [medeverdachte 1] in het hotel geweest. Ik ben 's morgens vertrokken bij het hotel. Ik weet nog wel dat de twee anderen ergens zijn uitgestapt terwijl ik de kentekenplaat stal. We stopten op meerdere plaatsen. Ik ben de andere wel eens uit het oog verloren. Ik sluit niet uit dat ze daarna met goederen weer zijn ingestapt.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 6 augustus 2015, inhoudende de verklaring van verdachte gehoord als getuige door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland:
U vraagt of de laptops in de auto zijn gekomen tussen [plaats 2] en [plaats 3] . Ja. De rechter-commissaris vraagt of [medeverdachte 2] al bij me was toen ik ze voor het eerst zag. Ik heb ze in [plaats 3] gezien en daar waren we met 3 personen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 19 juni 2015, opgenomen op p. 215 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik ken [verdachte] en [medeverdachte 2] uit [plaats 4] . Het zijn kameraden. De laptops, zonnebril, horloges en tas zijn aangekocht. Twee waren middelgroot en 1 klein. De zonnebril was denk ik zwart. Deze tas hebben we gekocht van mensen van Turkse of Armeense afkomst. Ik weet niet waar dat was.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 juni 2015, opgenomen op p. 233 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik kan de laptops wel omschrijven, maar ik snap niet waarom.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten ten aanzien van de feiten onder 2 subsidiair en 4 subsidiair overweegt de rechtbank het volgende. Een deel van de bij de inbraken weggenomen goederen zijn aangetroffen in de auto waarin verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangehouden. Uit de verklaringen van verdachten valt af te leiden dat zij die dag samen hebben gereisd, in ieder geval vanaf het moment dat verdachte de kentekenplaten heeft gestolen. De goederen zijn op dezelfde dag als waarop de inbraken zijn gepleegd in de auto terecht gekomen. Hier is derhalve een zeer kort tijdsbestek mee gemoeid geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat goederen als in de tenlastelegging omschreven vaak worden buitgemaakt bij woninginbraken. Volgens [medeverdachte 1] zijn de goederen gekocht van Turkse of Armeense mannen van wie hij geen nadere personalia verschaft. Ook weet hij niet meer waar de beweerdelijke koop zou hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft – anders dan de medeverdachte - verklaard dat de goederen onderweg mogelijk gekocht zijn in een winkel. Gelet op voorgaande omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte geweten heeft dat de in de auto aangetroffen goederen van diefstal afkomstig waren. Verdachten hebben zich derhalve gezamenlijk schuldig gemaakt aan opzetheling.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 2 juni 2015, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, bij een tankstation, gelegen aan/nabij [straat 1] , heeft weggenomen brandstof (ongeveer 64,60 liter diesel), toebehorende aan [bedrijf 1] ,
2.
hij op 2 juni 2015, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, (onder meer):
- een laptop/notebook (merk Lenovo), en
- een laptop/notebook (merk HP), en
- een tas (merk Hummel), en
- een oplader en computermuis, en
- een horloge (merk Jacob en Co), en
- een zonnebril met koker (merk Gucci), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die bovengenoemde goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
hij op 2 juni 2015, te [pleegplaats 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, vanaf een geparkeerd staande auto aan/nabij [straat 2] , heeft weggenomen kentekenplaten, toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
4.
hij op 2 juni 2015, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met anderen, (onder meer):
- een laptop/notebook (merk Toshiba), en
- een oorsteker, voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die bovengenoemde goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
primair diefstal door twee of meer verenigde personen

2. subsidiair medeplegen van opzetheling

3. primair diefstal

4. subsidiair medeplegen van opzetheling

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 72 dagen, alsmede een geldboete van € 1.475,00.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een lagere straf dan geëist, omdat zij van mening is dat enkel het onder 1 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Daarnaast wijst de raadsvrouw er op dat verdachte lange tijd in beperking heeft gezeten en door het voorarrest demotie in zijn baan heeft opgelopen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals deze op de dagvaarding is vermeld en dat door verdachte is erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal vermogensdelicten, te weten tweemaal diefstal, waarvan eenmaal in vereniging en tweemaal opzetheling in vereniging. Het lijkt er sterk op dat verdachte enkel en alleen naar Nederland is gekomen om strafbare feiten te plegen. De kentekenplaten zijn door verdachte gestolen met als doel te kunnen tanken zonder te betalen en daar vervolgens de consequenties niet voor te hoeven dragen. Dat verdachte de eigenaar van de kentekenplaten wilde laten opdraaien voor de diefstal van de brandstof acht de rechtbank zeer kwalijk. In de periode tussen de diefstal van de kentekenplaten en de diefstal van de brandstof zijn twee inbraken gepleegd in woningen. De ten laste gelegde inbraken zijn niet bewezen geacht, wel de opzetheling van de goederen die bij de woninginbraken zijn weggenomen. Woninginbraken leiden in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid en het is doorgaans kostbaar om de schade te herstellen en eventueel weggenomen goederen te vervangen. Verdachte had kort na de woninginbraken de gestolen goederen voorhanden en heeft daarmee geprofiteerd van een misdrijf. De door de woninginbraak gecreëerde onrechtmatige vermogensrechtelijke toestand is door het handelen van verdachte in stand gehouden. Dit rekent de rechtbank verdachte ten zeerste aan.
Alles afwegende zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de voorlopige hechtenis opleggen, alsmede de door de officier van justitie geëiste geldboete en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte ervan wordt weerhouden in de toekomst opnieuw naar Nederland te komen zonder enig ander doel dan het plegen van strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij met betrekking tot het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 3.868,62 aan materiële schade en
€ 250,00 aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, nu zij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank acht de ten laste gelegde woninginbraak niet bewezen. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 24 maart 1998 (NJ 1998/537) is de rechtbank desondanks van oordeel dat er voldoende rechtstreeks verband bestaat tussen de helingshandeling van verdachte en de door de benadeelde partij geleden schade. Verdachte is immers kort nadat de woninginbraak is gepleegd op dezelfde dag aangehouden terwijl hij de gestolen goederen voorhanden had en heeft daarvoor geen afdoende verklaring gegeven.
Nu de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, kan deze aan hem als een gevolg van zijn handelen worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 36f, 47, 57, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en 4 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 74 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Betaling van een geldboete ten bedrage van
€ 1.475,00(zegge: veertienhonderdvijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt veroordeelde mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.118,62(zegge: vierduizendhonderdachttien euro en tweeënzestig eurocent) in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt veroordeelde in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 4.118,62 (zegge: vierduizendhonderdachttien euro en tweeënzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 51 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 3.868,62 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien veroordeelde aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. de Jong en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2015.