ECLI:NL:RBNNE:2015:4832

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
18.730159-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag op politieambtenaren tijdens achtervolging

Op 8 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een achtervolging door de politie. Tijdens deze achtervolging, die plaatsvond op 11 mei 2015, gooide de verdachte blokken hout uit de auto, terwijl zij met hoge snelheid reden. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. Scholtmeijer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op twee politieambtenaren, die tijdens hun werkzaamheden in gevaar werden gebracht door het gooien van de blokken hout. De rechtbank overwoog dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de politieambtenaren ernstig letsel of de dood zou overkomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling voor zijn psychische problematiek. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730159-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2015,
in de gemeente Heerenveen en/of in de gemeente Weststellingwerf en/of elders
in het arrondissement Noord-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer toen aldaar dienstdoende ambtenaren van politie
(te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] )
opzettelijk van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
met dat opzet,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een (personen)auto met
hoge snelheid, althans met een aanzienlijke snelheid, over een of meer
weg(en), aldaar, re(e)d(en),
vanuit die (personen)auto en die door voornoemde politieambtena(a)r(en) werd
achtervolgd, in elk geval werd achterna gereden,
meermalen, blokken hout, althans harde en/of stevige voorwerpen en/of
schroeven/pennen, althans metalen voorwerpen
heeft gegooid op de rijbanen van die wegen en/of naar of in de richting van
de (politie)auto('s) en/of op/tegen de (politie)auto('s) waarin die
politieambtena(a)r(en) zich toen bevond(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde (medeplegen poging doodslag);
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht en een ambulante verslavings- en psychische behandeling.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft een veroordeling bepleit voor het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag op de in de tenlastelegging genoemde politieambtenaren. Er was sprake van een gezamenlijk doel van verdachte en de medeverdachte, te weten ontkomen aan en afschudden van de politie. Zowel verdachte als de medeverdachte hebben bijgedragen aan dat doel. De medeverdachte heeft de auto bestuurd en daarbij vol gas gegeven en verdachte heeft blokken hout uit de auto gegooid. Er is voorts sprake geweest van een aanmerkelijke kans op de dood en een bewuste aanvaarding van deze kans bij verdachte en de medeverdachte. Contra-indicaties hiervoor acht de officier van justitie niet aanwezig. Gedurende geruime tijd heeft verdachte er meermalen bewust voor gekozen blokken hout uit de auto te gooien, zodat de politieambtenaren afstand zouden nemen, omdat het anders te gevaarlijk zou worden. Verdachte en de medeverdachte hebben door hun handelen bewust het leven van de achtervolgende politiemensen in de waagschaal gelegd, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling, op politieambtenaren. Hiertoe heeft de raadsman met een beroep op diverse uitspraken naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat de kans op een ongeval aanmerkelijk was, waarbij hij heeft gewezen op het feit dat de verbalisanten zich in auto’s bevonden en dus minder kwetsbaar waren dan in het geval zij op een motor hadden gereden. Voorts is er geen onderzoek gedaan naar de voorwerpen en de impact daarvan in de betreffende omstandigheden, terwijl onduidelijk is op welke afstand van het door verdachte bestuurde voertuig de politieambtenaren reden. Derhalve kan niet worden bewezen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval. Temeer niet nu ook is gebleken dat de politievoertuigen meermalen geraakt zijn, maar dit steeds niet tot een ongeval heeft geleid. Reeds om deze reden moet in de visie van de raadsman een vrijspraak volgen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is geweest van het bewust aanvaarden van een aanmerkelijke kans op de dood van politieambtenaren. Verdachte heeft verklaard dat hij de houten balken uit het raam heeft geworpen, zodat de politie afstand zou nemen en hij uit de auto kon stappen. Bovendien heeft verdachte gehandeld uit paniek. Hij heeft nooit de ambtenaren van politie in gevaar willen brengen. Aldus wordt niet uitgesloten dat verdachte – zo hij al weet heeft gehad van het risico – het risico niet bewust heeft aanvaard, maar dat hij uit (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld.
De rechtbank overweegt het volgende.
Feiten
De rechtbank stelt het volgende vast. In de nacht van 11 mei 2015 bevonden verdachte, de medeverdachte en een vrouw zich te [plaats 1] in een gestolen auto van het merk Kia. De medeverdachte trad op als bestuurder van het voertuig. Nadat politieambtenaren [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] een stopteken hadden gegeven, reed de medeverdachte weg. Er ontstond een achtervolging van het voertuig waarin onder meer verdachte en de medeverdachte zich bevonden, een Kia, door een politievoertuig. Er werd met hoge snelheden gereden, van de bebouwde kom richting de snelweg om uiteindelijk in de bebouwde kom te eindigen. Gedurende deze rit sloten meerdere politievoertuigen zich aan bij de achtervolging op de Kia, waarbij op de snelweg met snelheden tussen 160 en 180 kilometer per uur gereden werd. Gedurende deze rit werden door verdachte, die zich achterin de door de medeverdachte bestuurde auto bevond, op diverse momenten houten blokken/balken uit het voertuig gegooid. Door de achtervolgende politieambtenaren moesten uitwijkmanoeuvres worden uitgevoerd om de voorwerpen te ontwijken, maar niet kon worden voorkomen dat diverse surveillancevoertuigen werden geraakt, waaronder het voertuig van verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] dat op de snelweg het dichtst achter de Kia reed. Ook in de bebouwde kom zijn diverse malen blokken hout uit de auto gegooid. Uiteindelijk is het door de medeverdachte bestuurde voertuig tot stilstand gebracht en zijn de inzittenden, waaronder verdachte aangehouden.
Door diverse verbalisanten wordt voorts gerelateerd dat tevens metalen voorwerpen, te weten schroeven of pennen, uit het vluchtende voertuig werden gegooid. Nu uit het dossier de reden van wetenschap niet blijkt, en zowel verdachte als de medeverdachte hebben verklaard dat zij niet met metalen voorwerpen hebben gegooid, noch hebben gezien of gemerkt dat de ander dit heeft gedaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte en de medeverdachte met dergelijke voorwerpen is gegooid.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank stelt voorop dat zij niet bewezen acht dat bij verdachte “vol opzet” op het toebrengen van dodelijk letsel bij de achtervolgende politiemensen aanwezig was. Ter beoordeling staat de vraag of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op dit gevolg.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier ten laste gelegd dodelijk letsel- is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is gelet op de door haar vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat door het handelen van verdachte en de medeverdachte ten aanzien van de inzittenden van het voertuig dat op de snelweg vooraan in de achtervolging heeft gereden een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat een ongeval zou plaatsvinden waarbij de inzittenden van de achtervolgende politieauto zouden komen te overlijden. Immers, indien tijdens een achtervolging met blokken/balken hout met een lengte van ongeveer een halve meter uit een auto wordt gegooid, waarbij door beide verkeersdeelnemers met een snelheid tussen 160 en 180 kilometer per uur wordt gereden, is de kans naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk dat de bestuurder van het achtervolgende voertuig de macht over het stuur verliest door ofwel een uitwijkmanoeuvre voor een naderend houten voorwerp, waarvan onvoorspelbaar is welke kant dit opstuitert, ofwel als reactie op het geraakt worden door een houten balk. De rechtbank overweegt hierbij dat de houten blokken door de voorruit van de politieauto hadden kunnen gaan, waarbij de bestuurder daarvan had kunnen worden geraakt. Wanneer de bestuurder de macht over het voertuig zou hebben verloren, had het voertuig met een hoge snelheid de vangrail of een ander voertuig op de weg hebben kunnen raken. Een ongeval bij dergelijke snelheden leidt daarnaast naar algemene ervaringsregels in grote mate van waarschijnlijkheid tot de dood van de inzittenden.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande enkel geldt voor de achtervolgende politiemensen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] , aangezien deze personen zich gedurende de rit op de snelweg in het voertuig bevonden dat direct achter het door verdachte bestuurde voertuig reed. Dat ook ten aanzien van de overige personen een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval in het leven is geroepen, acht de rechtbank gelet op het ontbreken van voldoende informatie over de afstand tot het vluchtvoertuig, niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank laat voorts de gedragingen die zich in de bebouwde kom hebben afgespeeld buiten beschouwing. Alhoewel de achtervolgende politiemensen door deze gedragingen in gevaar zijn gebracht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de kans op een dodelijk ongeval aanmerkelijk is geweest, gelet op beperktere snelheid waarmee op dat moment gereden werd.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of bij verdachte sprake is geweest van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte en de medeverdachte de bedoeling hadden om aan de politie te ontkomen. Om dit te bereiken werden door verdachte voorwerpen uit de auto gegooid, opdat zij niet zouden worden ingehaald. Meermalen zijn hiertoe op verschillende momenten voorwerpen uit de auto gegooid. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte en de medeverdachte bewust en weloverwogen uit waren op gevaarzetting. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het veroorzaken van een zwaar ongeval met dodelijke afloop gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte gericht op voltooiing van het feit dat verdachte als medepleger van het tenlastegelegde dient te worden aangemerkt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op twee politieambtenaren.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik bevond mij op 11 mei 2015 in een auto met onder andere [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] bestuurde de auto en ik zat achterin de auto. We bevonden ons in [plaats 1] toen de politie achter ons aankwam. [medeverdachte 1] besloot te vluchten voor de politie. Er reden meerdere politieauto’s achter ons en afschudden zou waarschijnlijk niet lukken. Ik wilde wel afstand creëren. Ik heb vervolgens blokken hout uit het rechterachterraam gegooid. Ik dacht dat ze daar niet gemakkelijk overheen zouden rijden. Ik heb meerdere blokken, ongeveer vijftien, uit het raam van de auto gegooid. Ik gooide op verschillende momenten als de politie dichterbij kwam. Ik heb gezien dat een politievoertuig op de snelweg naast onze linkerzijde kwam te rijden.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015133266-A, gesloten op 18 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015133266-48, d.d. 19 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3] (p. 23 e.v.):
Op maandag 11 mei 2015 omstreeks 01:25 uur was ik samen met mijn collega [slachtoffer 4] , belast met de noodhulp te [plaats 1] . Wij zijn toen betrokken geraakt in een achtervolging van een, naar later bleek gestolen, personenauto, merk Kia Sorento, [kenteken 1] .
Ik wil bij deze aangifte doen tegen de inzittenden van dat voertuig. Ik vind dat deze inzittenden van dat voertuig tijdens de achtervolging mijn leven evenals dat van mijn collega’s die bij deze achtervolging betrokken waren zeer ernstig in gevaar hebben gebracht. Door hun gevaarlijke rijgedrag en het uit de auto gooien van grote blokken hout die daarbij op ons dienstvoertuig en voor ons voertuig op het wegdek terecht kwamen, ontstonden vele situaties, waarbij wij dodelijk verwond hadden kunnen raken.
Ik reed en mijn collega [slachtoffer 4] zorgde voor de communicatie met de meldkamer en de
andere voertuigen. Toen ze de eerste keer iets uit het raam gooiden zag ik grote blokken van ongeveer een halve meter bij 20 centimeter bij 10 centimeter uit de rechterkant van de auto komen en voor ons op de weg stuiteren. Ik schrok toen echt. Het was ook een behoorlijke klap als er zo’n blok tegen onze auto kwam. Het gevaarlijke was dat je niet wist waar die
blokken terecht zouden komen. Ze stuiterden op de weg en daarna wist je niet welke
kant ze op zouden gaan. Het was heel moeilijk om de blokken te ontwijken. Er zijn
dan ook meerdere blokken tegen ons dienstvoertuig gekomen.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015133266-49, d.d. 20 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4] (p. 26 e.v.):
Op maandag 11 mei 2015 omstreeks 01:25 uur was ik samen met mijn collega [slachtoffer 3]
, belast met de noodhulp te [plaats 1] . Wij zijn toen betrokken geraakt in
een achtervolging van een, naar later bleek gestolen, personenauto, merk Kia
Sorento, [kenteken 1] . Ik wil bij deze aangifte doen tegen de inzittenden van dat voertuig. Ik doe dat omdat de inzittenden van dat voertuig tijdens de achtervolging mijn leven op dat moment zeer ernstig in gevaar hebben gebracht. Door hun gevaarlijke rijgedrag en het uit de auto gooien van grote blokken hout, die daarbij op ons dienstvoertuig en voor ons voertuig op het wegdek terecht kwamen, ontstonden vele situaties, waarbij wij dodelijk verwond hadden kunnen raken. Er werden blokken hout vanuit de verdachte auto gegooid. Het waren echt grote houtblokken van een halve meter lang bij ongeveer 10 cm bij 6 cm. Een aantal van die blokken konden we ontwijken, maar ook een aantal raakte de auto. Ik had echt het gevoel dat we daardoor wel van de weg konden raken.
De blokken werden op willekeurige momenten vanuit de auto in onze richting gegooid. Het was erg onvoorspelbaar waar de blokken terecht zouden komen. Dit omdat ze op de weg alle kanten op stuiterden. [slachtoffer 3] , die de auto bestuurde, moest steeds manoeuvreren om de blokken te ontwijken. Hij kon niet voorkomen dat er nog diverse blokken op of onder ons dienstvoertuig terecht kwamen. Met name op de snelweg tussen [plaats 3] en [plaats 4] was het levensgevaarlijk. Er werd toen met zo’n hoge snelheid gereden rond de 180 kilometer
per uur.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015133266-2, d.d. 11 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als hun bevindingen (p. 34 e.v.):
Wij, verbalisanten, [slachtoffer 4] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland en [slachtoffer 5] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, verklaren het volgende:
Op maandag 11 mei 2015, omstreeks 01:25 uur, bevonden wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 4] , ons in uniform gekleed en belast met autosurveillance, op de openbare weg, de
[straat 1] te [plaats 1] . Wij zagen een personenauto rijden, merk Kia Sorento, kleur grijs, voorzien van het [kenteken 2] . Wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gaven de bestuurder daarop, middels het verlichte transparant op ons surveillancevoertuig, de bestuurder van de voornoemde Kia een stopteken. Wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zagen dat de bestuurder hieraan echter niet voldeed.
Op de A32 gekomen zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dat de voornoemde Kia de snelheid opvoerde richting de 160 kilometer per uur. Ook zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dat de voornoemde Kia wederom slingerend rijgedrag vertoonde van de linker- naar de rechterrijstrook. Op dat moment zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dat er vanuit de rechterkant van de voornoemde Kia blokken hout werden gegooid, die nadien ongeveer 50 centimeter lang bleken te zijn. Doordat er met regelmaat houten blokken werden gegooid vanuit de voornoemde Kia, moesten wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , continu manoeuvres maken om te voorkomen dat ons surveillancevoertuig werd geraakt door de blokken hout. Ondanks dat zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dat ons surveillancevoertuig op meerdere plaatsen werd geraakt door de blokken hout.
Wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zagen dat even later, terwijl wij op [straat 2] reden, dat er vanuit de voornoemde Kia wederom blokken hout werden gegooid, waarbij wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , zagen en hoorden dat meerdere blokken hout daarbij ons surveillancevoertuig raakten. Op de [straat 3] gekomen zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dat de voornoemde Kia de snelheid opvoerde tot 120 a 130 kilometer per uur en dat er wederom vanuit de rechterkant van het voertuig blokken hout werden gegooid, die daarbij ons surveillancevoertuig raakten op verschillende plaatsen.
Gekomen op de A32 nabij de [afrit] sloot ik, [slachtoffer 5] , aan bij de collega’s [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en gaf hun al rijdende ondersteuning. Wij, verbalisanten, [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , zagen dat de voornoemde Kia richting [plaats 2] reed en daarbij de snelheid van 180 kilometer per uur bleef aanhouden. Ook zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , dat er wederom vanuit de rechterkant van de voornoemde Kia continu blokken hout op de rijbaan werden gegooid die daarbij ook wederom ons surveillancevoertuig raakten. Ik, verbalisant [slachtoffer 5] , reed op dat moment achter verbalisanten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Richting [plaats 1] zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dat er vanuit de rechterkant van de voornoemde Kia wederom diverse malen houten blokken werden gegooid die daarbij ook wederom ons beider surveillancevoertuig raakten. Op de A7 rijdende zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat er wederom uit de voornoemde Kia blokken hout werden gegooid die daarbij tevens ons beider surveillancevoertuig raakten. Op maandag 11 mei 2015, te 02:00 werden de inzittenden van de voornoemde Kia aangehouden. Wij, verbalisanten [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] zagen dat het om drie inzittenden ging, die ons ambtshalve bekend waren als zijnde [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2015 in het arrondissement Noord-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, toen aldaar dienstdoende ambtenaren van politie (te weten: [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet,
terwijl verdachte en verdachtes mededader met een personenauto met hoge snelheid over meerdere wegen, aldaar, reden, en door voornoemde politieambtenaren werd achtervolgd, vanuit die personenauto meermalen blokken hout hebben gegooid op de rijbanen van die wegen en naar of in de richting van de politieauto en op/tegen de politieauto waarin die politieambtenaren zich toen bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte heeft gehandeld uit psychische overmacht. Hiertoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte afstand moest creëren, en aldus moest meewerken aan een strafbaar feit, aangezien hij anders de auto niet mocht verlaten. Om deze reden heeft verdachte vervolgens ten gevolge van externe drang de houten blokken uit het raam geworpen. Van verdachte kon gelet op de psychische stresstoestand waarin hij zich bevond, in combinatie met zijn ADHD, redelijkerwijs niet gevergd worden dat hij in de gegeven omstandigheden anders zou hebben gehandeld.
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat sprake is geweest van een zodanige druk dat van hem redelijkerwijs niet gevergd kon worden anders te handelen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op een tweetal politieambtenaren. Terwijl verdachte en zijn medeverdachte met hoge snelheid in een gestolen auto probeerden te ontkomen aan de achtervolgende politieambtenaren, hebben zij diverse malen blokken hout uit de auto gegooid. Verdachte heeft hiermee het leven van politieambtenaren die bezig waren met de uitoefening van hun werkzaamheden op het spel gezet.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte reeds veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, voornamelijk bestaande uit vermogensdelicten. Verdachte is niet eerder voor een geweldsdelict veroordeeld.
Over verdachte is voorts een reclasseringsrapport opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer het volgende. Voorafgaand aan zijn detentie had verdachte een baan en een werkende vriendin. Er was sprake van vast inkomen. Er zijn echter wel risicofactoren. Verdachte is bekend met psychische problematiek in de vorm van ADHD. Daarnaast is hij bekend met middelengebruik en gebruikte hij dagelijks GHB voordat hij gedetineerd raakte. Verdachte heeft thans aangegeven open te staan voor hulp en begeleiding. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, bestaande uit behandeling voor zijn verslavings- en psychische problematiek.
Alles afwegende, en gelet op het feit dat de rechtbank komt tot een beperktere bewezenverklaring dan de officier van justitie, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend. Alhoewel verdachte niet de initiator van de vluchtpoging lijkt te zijn geweest, heeft hij door het gooien van de voorwerpen een belangrijke rol gespeeld. De rechtbank zal overgaan tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hieraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht bij de reclassering en het volgen van ambulante behandeling voor zijn problematiek verbinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering VNN, Verslavingszorg Noord-Nederland op het [adres] en dat verdachte zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich voor zijn verslavingsproblematiek onder behandeling zal stellen van Verslavingszorg Noord-Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, ook indien dit inhoudt het meewerken aan urinecontroles;
3. dat de veroordeelde zich voor zijn psychische problematiek onder behandeling zal stellen van GGZ-Friesland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,