ECLI:NL:RBNNE:2015:4833

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
18.730158-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen poging tot doodslag en diefstal van een voertuig tijdens politieachtervolging

Op 8 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal van een voertuig en medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte en zijn medeverdachte hebben op 11 mei 2015, tijdens een politieachtervolging, blokken hout uit een gestolen auto gegooid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van een Kia Sorento, toebehorende aan een ander, en dat hij samen met zijn medeverdachte opzettelijk de levens van politieambtenaren in gevaar had gebracht door hen met hoge snelheid te achtervolgen en voorwerpen uit de auto te gooien. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op de dood van de politieambtenaren bewezen, omdat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder het gebruik van drugs.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730158-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 10 mei 2015 op 11 mei 2015,
te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Heerenveen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(bedrijfs)auto (van het merk Kia, type Sorento en voorzien van het [kenteken 1]
), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de
verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in
kracht van gewijsde is gegaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 mei 2015,
te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Heerenveen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (bedrijfs)auto (van het merk Kia, type Sorento en voorzien van het
[kenteken 1] ) en/of autosleutels heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die (bedrijfs)auto en/of die autosleutels wist(en) dat
het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2015,
in de gemeente Heerenveen en/of in de gemeente Weststellingwerf en/of elders
in het arrondissement Noord-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer toen aldaar dienstdoende ambtenaren van politie
(te weten: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6]
en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] )
opzettelijk van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen,
met dat opzet,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) met een (personen)auto met
hoge snelheid, althans met een aanzienlijke snelheid, over een of meer
weg(en), aldaar, re(e)d(en),
vanuit die (personen)auto en die door voornoemde politieambtena(a)r(en) werd
achtervolgd, in elk geval werd achterna gereden,
meermalen, blokken hout, althans harde en/of stevige voorwerpen en/of
schroeven/pennen, althans metalen voorwerpen
heeft gegooid op de rijbanen van die wegen en/of naar of in de richting van
de (politie)auto('s) en/of op/tegen de (politie)auto('s) waarin die
politieambtena(a)r(en) zich toen bevond(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 subsidiair en 2 (medeplegen poging doodslag) ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde meldplicht bij de reclassering.

Beoordeling van het bewijs

Feit 1
Verdachte heeft verklaard dat hij van een vriend heeft vernomen dat deze sleutels, waaronder een autosleutel, uit een deur van een hokje heeft weggenomen. Verdachte heeft deze sleutels vervolgens onder zich gekregen en is op zoek gegaan naar de bijbehorende auto. De vriend die over de sleutels beschikte heeft de auto niet verplaatst, zo begrijpt de rechtbank de verklaring van verdachte. Verdachte heeft de auto hierna met de bijbehorende sleutels gestart en weggenomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich door aldus te handelen heeft schuldig gemaakt aan diefstal van het voertuig. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De officier van justitie heeft een veroordeling bepleit voor het impliciet primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag op de in de tenlastelegging genoemde politieambtenaren. Verdachte kan als medepleger worden aangemerkt, aangezien er sprake is geweest van een gezamenlijk doel, te weten ontkomen aan en afschudden van de politie. Zowel verdachte als de medeverdachte hebben bijgedragen aan dat doel. Verdachte heeft de auto bestuurd en daarbij vol gas gegeven en de medeverdachte heeft blokken hout uit de auto gegooid. In de auto is gesproken over het gooien van de blokken. Nu verdachte bij dat gesprek aanwezig was (zo hij daar niet aan heeft deelgenomen), zich niet heeft gedistantieerd van de door de medeverdachte uitgevoerde handelingen en hij evenmin heeft geprobeerd hem hiervan te weerhouden, dient verdachte als medepleger te worden aangemerkt. Er is sprake geweest van een aanmerkelijke kans op de dood en een bewuste aanvaarding van deze kans bij verdachte en de medeverdachte. Contra-indicaties hiervoor acht de officier van justitie niet aanwezig. Gedurende geruime tijd heeft de medeverdachte er meermalen bewust voor gekozen blokken hout uit de auto te gooien, zodat de politieambtenaren afstand zouden nemen, omdat het anders te gevaarlijk zou worden. Verdachte en de medeverdachte hebben door hun handelen bewust het leven van de achtervolgende politiemensen in de waagschaal gelegd, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging tot doodslag, subsidiair poging tot zware mishandeling, op politieambtenaren. Hiertoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat de kans op een ongeval aanmerkelijk was. Niet kan worden gezegd dat de kans voor een dergelijk ongeval voor alle verbalisanten gelijk was, aangezien het gevaar voor de personen die in een achterliggende positie minder groot was dan voor de personen die in de voorste positie hebben gereden. Voorts is er geen onderzoek gedaan naar de voorwerpen en de impact daarvan in de betreffende omstandigheden. Ook heeft de raadsman naar voren gebracht dat de impact kleiner zal zijn geweest in de bebouwde kom, gelet op de lagere snelheden die aldaar bereikt zijn. Nu hiernaar geen technisch onderzoek is verricht en daarnaast onduidelijk is op welke afstand van het door verdachte bestuurde voertuig de politieambtenaren reden, kan niet worden bewezen dat sprake was van een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval. Temeer niet nu ook is gebleken dat de politievoertuigen meermalen geraakt zijn, maar dit steeds niet tot een ongeval heeft geleid. Reeds om deze reden moet in de visie van de raadsman een vrijspraak volgen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte ten aanzien van het gooien van de blokken hout. Niet is duidelijk geworden dat er tussen beide verdachten overleg is gevoerd. Het enkele feit dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de handelingen van de medeverdachte, acht de raadsman onvoldoende om verdachte als medepleger aan te merken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Feiten
De rechtbank stelt het volgende vast. In de nacht van 11 mei 2015 bevonden verdachte, de medeverdachte en een vrouw zich te Heerenveen in een gestolen auto van het merk Kia. Verdachte trad op als bestuurder van het voertuig. Nadat politieambtenaren [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] een stopteken aan verdachte hadden gegeven, reed hij weg. Er ontstond een achtervolging van het voertuig waarin onder meer verdachte en de medeverdachte zich bevonden, een Kia, door een politievoertuig. Er werd met hoge snelheden gereden, van de bebouwde kom richting de snelweg om uiteindelijk in de bebouwde kom te eindigen. Gedurende deze rit sloten meerdere politievoertuigen zich aan bij de achtervolging op de Kia, waarbij op de snelweg met snelheden tussen 160 en 180 kilometer per uur gereden werd. Gedurende deze rit werden door de medeverdachte, die zich achterin de door verdachte bestuurde auto bevond, op diverse momenten houten blokken/balken uit het door verdachte bestuurde voertuig gegooid. Door de achtervolgende politieambtenaren moesten uitwijkmanoeuvres worden uitgevoerd om de voorwerpen te ontwijken, maar niet kon worden voorkomen dat diverse surveillancevoertuigen werden geraakt, waaronder het voertuig van verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dat op de snelweg het dichtst achter de Kia reed. Ook in de bebouwde kom zijn diverse malen blokken hout uit de auto gegooid. Uiteindelijk is het door verdachte bestuurde voertuig tot stilstand gebracht en zijn de inzittenden, waaronder verdachte aangehouden.
Door diverse verbalisanten wordt voorts gerelateerd dat tevens metalen voorwerpen, te weten schroeven of pennen, uit het vluchtende voertuig werden gegooid. Nu uit het dossier de reden van wetenschap niet blijkt en zowel verdachte als de medeverdachte hebben verklaard dat zij niet met metalen voorwerpen hebben gegooid, noch hebben gezien of gemerkt dat de ander dit heeft gedaan, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte en de medeverdachte met dergelijke voorwerpen is gegooid.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank stelt voorop dat zij niet bewezen acht dat bij verdachte “vol opzet” op het toebrengen van dodelijk letsel bij de achtervolgende politiemensen aanwezig was. Ter beoordeling staat de vraag of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op dit gevolg.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg -zoals hier ten laste gelegd dodelijk letsel- is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is gelet op de door haar vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat door het handelen van verdachte en de medeverdachte ten aanzien van de inzittenden van het voertuig dat op de snelweg vooraan in de achtervolging heeft gereden een aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat een ongeval zou plaatsvinden waarbij de inzittenden van de achtervolgende politieauto zouden komen te overlijden. Immers, indien tijdens een achtervolging met blokken/balken hout met een lengte van ongeveer een halve meter uit een auto wordt gegooid, waarbij door beide verkeersdeelnemers met een snelheid tussen 160 en 180 kilometer per uur wordt gereden, is de kans naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk dat de bestuurder van het achtervolgende voertuig de macht over het stuur verliest door ofwel een uitwijkmanoeuvre voor een naderend houten voorwerp, waarvan onvoorspelbaar is welke kant dit opstuitert, ofwel als reactie op het geraakt worden door een houten balk. De rechtbank overweegt hierbij dat de houten blokken door de voorruit van de politieauto hadden kunnen gaan, waarbij de bestuurder daarvan had kunnen worden geraakt. Wanneer de bestuurder de macht over het voertuig zou hebben verloren, had het voertuig met een hoge snelheid de vangrail of een ander voertuig op de weg hebben kunnen raken. Een ongeval bij dergelijke snelheden leidt daarnaast naar algemene ervaringsregels in grote mate van waarschijnlijkheid tot de dood van de inzittenden.
De rechtbank is van oordeel dat het voorgaande enkel geldt voor de achtervolgende politiemensen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , aangezien deze personen zich gedurende de rit op de snelweg in het voertuig bevonden dat direct achter het door verdachte bestuurde voertuig reed. Dat ook ten aanzien van de overige personen een aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval in het leven is geroepen, acht de rechtbank gelet op het ontbreken van voldoende informatie over de afstand tot het vluchtvoertuig, niet wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank laat voorts de gedragingen die zich in de bebouwde kom hebben afgespeeld buiten beschouwing. Alhoewel de achtervolgende politiemensen door deze gedragingen in gevaar zijn gebracht, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat de kans op een dodelijk ongeval aanmerkelijk is geweest, gelet op beperktere snelheid waarmee op dat moment gereden werd.
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of bij verdachte sprake is geweest van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op een dodelijk ongeval. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte en de medeverdachte de bedoeling hadden om aan de politie te ontkomen. Om dit te bereiken werden door de medeverdachte voorwerpen uit de auto gegooid, opdat zij niet zouden worden ingehaald. Meermalen zijn hiertoe op verschillende momenten voorwerpen uit de auto gegooid. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte en de medeverdachte bewust en weloverwogen uit waren op gevaarzetting. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het veroorzaken van een zwaar ongeval met dodelijke afloop gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
Medeplegen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begreep dat door de medeverdachte die zich achterin de auto bevond houten blokken/balken uit de auto werden gegooid. Verdachte heeft voorts verklaard dat zowel hij als de medeverdachte de politie van zich af wilden schudden en dat zijn rol uit het besturen van de auto bestond en dat de medeverdachte aan het doel bijdroeg door de voorwerpen uit het voertuig te gooien. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de medeverdachte er niet van heeft weerhouden deze handelingen te verrichten.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat verdachte en de medeverdachte beiden bijdroegen aan het gezamenlijke doel. Verdachte heeft op geen enkel moment geprobeerd zijn medeverdachte ervan te weerhouden de voorwerpen uit het voertuig te gooien, terwijl hij als bestuurder hiertoe wel de mogelijkheid had door eenvoudigweg de auto stil te zetten. Aldus is er geen sprake van een situatie van enkel niet distantiëren. De rechtbank is derhalve van oordeel dat sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte gericht op voltooiing van het feit dat verdachte als medepleger van het tenlastegelegde dient te worden aangemerkt.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op twee politieambtenaren.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven.
Feit 1
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was in de ochtend van 10 mei 2015 in [pleegplaats] in de gemeente Heerenveen. Ik heb toen een autosleutel van een vriend gekregen. Mijn vriend had mij verteld dat deze sleutel afkomstig was uit een hokdeur van een pand ergens achter het station in [pleegplaats] . Ik begreep dat het geen eerlijke auto was en nam aan dat deze auto niet van mijn vriend was. Ik ben vervolgens met de sleutel gericht op zoek gegaan naar de bijbehorende auto en heb uiteindelijk de auto van het merk Kia aangetroffen en meegenomen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015133266-A, gesloten op 18 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2015132991-1, d.d. 10 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (p. 18 e.v.):
Ik verklaar over het incident dat plaatsvond te [pleegplaats] tussen zondag 10 mei 2015 te 2.30 uur en zondag 10 mei 2015 te 14.00 uur het volgende. Ik ben als eigenaar en houder bevoegd tot het doen van aangifte van inbraak in mijn woning, gevolgd door diefstal van mijn auto, merk Kia Sorento, en voorzien van [kenteken 1] . Vanmorgen, zondag
10 mei omstreeks 2.30 uur parkeerde ik de auto in een parkeerhaventje. Ik heb de autosleutels in de kamer van mijn woning gelegd. Vanochtend zag ik dat mijn sleutels weg waren. Toen ik ze aan het begin van de middag niet kon vinden, zag ik dat ook mijn auto weg was.
2.2.
een schriftelijk stuk bestaande uit een kennisgeving van inbeslagneming waaruit volgt dat onder [verdachte] in beslag is genomen een Kia Sorento, [kenteken 1] (p. 39).
3. Een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie, voor zover inhoudende dat verdachte op 22 januari 2015 ter zake diverse (gekwalificeerde) diefstallen bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot gevangenisstraf.
Feit 2
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 augustus 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 mei 2015 bevond ik mij onder andere met [medeverdachte 1] in een auto. Ik zat achter het stuur. Toen er een politieauto achter ons kwam, besloot ik gas te geven om te proberen te vluchten. Ik ben [pleegplaats] uitgereden richting [plaats 1] en daarna via de snelweg naar [plaats 2] en weer terug naar [pleegplaats] . Ik probeerde de politie van me af te schudden. Dat lukte niet en vervolgens heeft [medeverdachte 1] , die achterin de auto zat, blokken hout uit de auto gegooid. Ik had tevoren al gezien dat deze blokken in de auto lagen. Ik heb niet gezien dat de blokken werden gegooid, maar ik wist wel dat hij dat meermalen deed. Op de snelweg is er met 180 kilometer per uur gereden. Het kwam mij wel goed uit dat [medeverdachte 1] de voorwerpen uit de auto gooide. Hij wilde ook een steentje bijdragen aan het afschudden van de politie. Ik heb [medeverdachte 1] niet van het gooien weerhouden en heb hem niet tegengehouden. Ik was bezig met de weg. Samen zijn we bezig geweest afstand te creëren. De afstand werd echter niet echt groter. Op de snelweg wilde de politie mij inhalen. Het voertuig was toen erg dichtbij.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015133266-A, gesloten op 18 juni 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015133266-48, d.d. 19 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4] (p. 30 e.v.):
Op maandag 11 mei 2015 omstreeks 01:25 uur was ik samen met mijn collega [slachtoffer 5] , belast met de noodhulp te [pleegplaats] . Wij zijn toen betrokken geraakt in een achtervolging van een, naar later bleek gestolen, personenauto, merk Kia Sorento, [kenteken 1] .
Ik wil bij deze aangifte doen tegen de inzittenden van dat voertuig. Ik vind dat deze inzittenden van dat voertuig tijdens de achtervolging mijn leven evenals dat van mijn collega’s die bij deze achtervolging betrokken waren zeer ernstig in gevaar hebben gebracht. Door hun gevaarlijke rijgedrag en het uit de auto gooien van grote blokken hout die daarbij op ons dienstvoertuig en voor ons voertuig op het wegdek terecht kwamen, ontstonden vele situaties, waarbij wij dodelijk verwond hadden kunnen raken.
Ik reed en mijn collega [slachtoffer 5] zorgde voor de communicatie met de meldkamer en de
andere voertuigen. Toen ze de eerste keer iets uit het raam gooiden zag ik grote blokken van ongeveer een halve meter bij 20 centimeter bij 10 centimeter uit de rechterkant van de auto komen en voor ons op de weg stuiteren. Ik schrok toen echt. Het was ook een behoorlijke klap als er zo’n blok tegen onze auto kwam. Het gevaarlijke was dat je niet wist waar die
blokken terecht zouden komen. Ze stuiterden op de weg en daarna wist je niet welke
kant ze op zouden gaan. Het was heel moeilijk om de blokken te ontwijken. Er zijn
dan ook meerdere blokken tegen ons dienstvoertuig gekomen.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015133266-49, d.d. 20 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 5] (p. 33 e.v.):
Op maandag 11 mei 2015 omstreeks 01:25 uur was ik samen met mijn collega [slachtoffer 4]
, belast met de noodhulp te [pleegplaats] . Wij zijn toen betrokken geraakt in
een achtervolging van een, naar later bleek gestolen, personenauto, merk Kia
Sorento, [kenteken 1] . Ik wil bij deze aangifte doen tegen de inzittenden van dat voertuig. Ik doe dat omdat de inzittenden van dat voertuig tijdens de achtervolging mijn leven op dat moment zeer ernstig in gevaar hebben gebracht. Door hun gevaarlijke rijgedrag en het uit de auto gooien van grote blokken hout, die daarbij op ons dienstvoertuig en voor ons voertuig op het wegdek terecht kwamen, ontstonden vele situaties, waarbij wij dodelijk verwond hadden kunnen raken. Er werden blokken hout vanuit de verdachte auto gegooid. Het waren echt grote houtblokken van een halve meter lang bij ongeveer 10 cm bij 6 cm. Een aantal van die blokken konden we ontwijken, maar ook een aantal raakte de auto. Ik had echt het gevoel dat we daardoor wel van de weg konden raken.
De blokken werden op willekeurige momenten vanuit de auto in onze richting gegooid. Het was erg onvoorspelbaar waar de blokken terecht zouden komen. Dit omdat ze op de weg alle kanten op stuiterden. [slachtoffer 4] , die de auto bestuurde, moest steeds manoeuvreren om de blokken te ontwijken. Hij kon niet voorkomen dat er nog diverse blokken op of onder ons dienstvoertuig terecht kwamen. Met name op de snelweg tussen [plaats 1] en [plaats 2] was het levensgevaarlijk. Er werd toen met zo’n hoge snelheid gereden rond de 180 kilometer
per uur.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015133266-2, d.d. 11 mei 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als hun bevindingen (p. 58 e.v.):
Wij, verbalisanten, [slachtoffer 5] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, [slachtoffer 4] , hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland en Anno Zondervan, hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland, verklaren het volgende:
Op maandag 11 mei 2015, omstreeks 01:25 uur, bevonden wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en
[slachtoffer 5] , ons in uniform gekleed en belast met autosurveillance, op de openbare weg, [straat 1]
te [pleegplaats] . Wij zagen een personenauto rijden, merk Kia Sorento, kleur grijs, voorzien van het [kenteken 2] . Wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gaven de bestuurder daarop, middels het verlichte transparant op ons surveillancevoertuig, de bestuurder van de voornoemde Kia een stopteken. Wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , zagen dat de bestuurder hieraan echter niet voldeed.
Op de A32 gekomen zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat de voornoemde Kia de snelheid opvoerde richting de 160 kilometer per uur. Ook zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat de voornoemde Kia wederom slingerend rijgedrag vertoonde van de linker- naar de rechterrijstrook. Op dat moment zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat er vanuit de rechterkant van de voornoemde Kia blokken hout werden gegooid, die nadien ongeveer 50 centimeter lang bleken te zijn. Doordat er met regelmaat houten blokken werden gegooid vanuit de voornoemde Kia, moesten wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , continu manoeuvres maken om te voorkomen dat ons surveillancevoertuig werd geraakt door de blokken hout. Ondanks dat zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat ons surveillancevoertuig op meerdere plaatsen werd geraakt door de blokken hout.
Wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , zagen dat even later, terwijl wij op [straat 2] reden, dat er vanuit de voornoemde Kia wederom blokken hout werden gegooid, waarbij wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , zagen en hoorden dat meerdere blokken hout daarbij ons surveillancevoertuig raakten. Op [straat 3] gekomen zagen wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat de voornoemde Kia de snelheid opvoerde tot 120 a 130 kilometer per uur en dat er wederom vanuit de rechterkant van het voertuig blokken hout werden gegooid, die daarbij ons surveillancevoertuig raakten op verschillende plaatsen.
Gekomen op de A32 nabij de [afrit] sloot ik, verbalisant [slachtoffer 6] , aan bij de collega’s [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en gaf hun al rijdende ondersteuning. Wij, verbalisanten, [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , zagen dat de voornoemde Kia richting [plaats 3] reed en daarbij de snelheid van 180 kilometer per uur bleef aanhouden. Ook zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , dat er wederom vanuit de rechterkant van de voornoemde Kia continu blokken hout op de rijbaan werden gegooid die daarbij ook wederom ons surveillancevoertuig raakten. Ik, verbalisant [slachtoffer 6] , reed op dat moment achter verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Richting [pleegplaats] zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] dat er vanuit de rechterkant van de voornoemde Kia wederom diverse malen houten blokken werden gegooid die daarbij ook wederom ons beider surveillancevoertuig raakten. Op de A7 rijdende zagen en hoorden wij, verbalisanten [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , dat er wederom uit de voornoemde Kia blokken hout werden gegooid die daarbij tevens ons beider surveillancevoertuig raakten. Op maandag 11 mei 2015, te 02:00 werden de inzittenden van de voornoemde Kia aangehouden. Wij, verbalisanten [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] zagen dat het om drie inzittenden ging, die ons ambtshalve bekend waren als zijnde [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 10 mei 2015 te [pleegplaats] , in de gemeente Heerenveen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto van het merk Kia, type Sorento en voorzien van het [kenteken 1] , toebehorende aan [slachtoffer 1] , terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 11 mei 2015 in het arrondissement Noord-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, toen aldaar dienstdoende ambtenaren van politie (te weten: [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet,
terwijl verdachte en verdachtes mededader met een personenauto met hoge snelheid over meerdere wegen, aldaar, reden, en door voornoemde politieambtenaren werd achtervolgd, vanuit die personenauto meermalen blokken hout hebben gegooid op de rijbanen van die wegen en naar of in de richting van de politieauto en op/tegen de politieauto waarin die politieambtenaren zich toen bevonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
2. medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal van een voertuig en het medeplegen van een poging tot doodslag op een tweetal politieambtenaren. Terwijl verdachte en zijn medeverdachte met hoge snelheid in een gestolen auto probeerden te ontkomen aan de achtervolgende politieambtenaren, hebben zij diverse malen blokken hout uit de auto gegooid. Verdachte heeft hiermee niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van het voertuig, maar ook het leven van politieambtenaren die bezig waren met de uitoefening van hun werkzaamheden op het spel gezet.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte reeds veelvuldig is veroordeeld voor strafbare feiten, voornamelijk bestaande uit vermogensdelicten. Ook is verdachte eenmaal eerder, te weten in 2008, veroordeeld voor het medeplegen van een poging tot doodslag. Er is derhalve sprake van voor de strafoplegging relevante recidive.
Over verdachte is voorts een reclasseringsrapport opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer het volgende. Verdachte was ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten sinds korte tijd uit detentie ontslagen. In verband met spanningen door een ernstig motorongeluk van zijn broer, is verdachte weer drugs gaan gebruiken. De onderhavige strafbare feiten zijn ook onder invloed van drugs gepleegd. Verdachte is laag gemiddeld begaafd en heeft een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en vermijdende trekken. Hierdoor heeft hij diverse problemen op meerdere leefgebieden. De reclassering schat het recidiverisico als hoog in en adviseert bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht en een klinische behandeling.
Alles afwegende, en gelet op het feit dat de rechtbank komt tot een beperktere bewezenverklaring dan de officier van justitie, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend. Hieraan zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde bestaande uit een meldplicht bij de reclassering verbinden. De rechtbank zal niet overgaan tot de oplegging van de bijzondere voorwaarde bestaande uit een klinische behandeling, aangezien over de duur en omvang van een dergelijke behandeling onvoldoende informatie voorhanden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 43a, 45, 47, 57, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] .
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Jansen, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,