ECLI:NL:RBNNE:2015:4846

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
18.930171-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot verkrachting en veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot verkrachting, omdat er onvoldoende bewijs was voor een begin van een uitvoeringshandeling. De aangeefster had geen verklaring afgelegd die de poging tot verkrachting kon onderbouwen, en het dossier bood geen aanknopingspunten voor bewijs in voorwaardelijke zin. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Dit was bewezen op basis van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte zelf, die aangaven dat de verdachte de aangeefster van haar fiets had getrokken en zich aan haar had vertoond terwijl hij masturbeerde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, rekening houdend met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die immateriële schade had geleden, toegewezen tot een bedrag van €1500, met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor deze schade en legde een schadevergoedingsmaatregel op. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, en de rechtbank vond een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930171-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende in [land] ,
thans verblijvende [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 06 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2015 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- zijn penis heeft afgetrokken, althans trekkende bewegingen met zijn penis heeft gemaakt, althans zijn penis aan die [slachtoffer] heeft getoond (terwijl die [slachtoffer] hem, verdachte, op de fiets naderde) en/of
- die [slachtoffer] (plotseling/onverhoeds) (met kracht) van haar fiets heeft getrokken en/of zich (daarbij) aan die [slachtoffer] heeft vertoond terwijl zijn gezicht/hoofd (gedeeltelijk) was bedekt met een bivakmuts, althans met textiel en/of
- het hoofd en/of de haren van die [slachtoffer] heeft (vast) gepakt en/of het hoofd van die [slachtoffer] in de directe nabijheid van zijn ontblote penis heeft getrokken/geduwd/gebracht en/of heeft gehouden (terwijl die [slachtoffer] zich op haar knieën voor hem, verdachte bevond) en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Don't scream" en/of "I kill you" en/of (in de Duitse taal) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij met haar naar bed wilde, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 juni 2015 te [pleegplaats] , door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende verdachte
- die [slachtoffer] (plotseling/onverhoeds) (met kracht) van haar fiets getrokken en/of zich (daarbij) aan die [slachtoffer] vertoond terwijl zijn gezicht/hoofd (gedeeltelijk) was bedekt met een bivakmuts, althans met textiel en/of
- het hoofd en/of de haren van die [slachtoffer] (vast) gepakt en/of het hoofd van die [slachtoffer] in de directe nabijheid van zijn ontblote penis getrokken/geduwd/gebracht en/of gehouden (terwijl die [slachtoffer] zich op haar knieën voor hem, verdachte bevond).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van 4500 euro, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken nu uit het dossier niet is gebleken van een begin van een uitvoeringshandeling die zou hebben moeten leiden tot de verkrachting van aangeefster.
Aangeefster verklaart daar niet over. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt om tot het bewijs te komen, ook niet in voorwaardelijke zin.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte gepoogd heeft aangeefster te verkrachten.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 25 juni 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Op donderdag 25 juni 2015 fietste ik over het fietspad tussen [pleegplaats] en [plaats] .
Ik zag op een gegeven moment opeens een man het fietspad op komen lopen. Hij kwam uit de richting van het pad aan de rechterzijde van het fietspad.
Toen ik om de man heen fietste werd ik plotseling van mijn fiets getrokken. Ik kwam op de
grond terecht. Ik zat op mijn knieën en zag dat de man een bivakmuts op had. Ik zag dat de man voor me stond. Ik zag dat zijn lul uit zijn broek was, ik zag dat hij er aan zat te trekken.
De man had zijn andere hand aan de zijkant van mijn hoofd.
2. een proces-verbaal van verhoor verdachte [2] d.d. 25 juni 2015, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
Ik heb mijn auto in een bospad neergezet en toen kwam er een vrouw op een fiets aangereden.
Ik heb mijn penis uit de broek gehaald.
Ik ben naar de fiets gelopen en heb haar de weg versperd. Ik heb de fiets vastgepakt.
Ik heb mezelf afgetrokken met de hand. Ik wilde dat ze keek.
Ik heb haar vastgehouden en trok me verder af.
Zij rende als eerste weg.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 25 juni 2015 te [pleegplaats] , door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, hebbende verdachte
- die [slachtoffer] onverhoeds met kracht van haar fiets getrokken en zich daarbij aan die [slachtoffer] vertoond terwijl zijn gezicht was bedekt met een bivakmuts en
- het hoofd van die [slachtoffer] in de directe nabijheid van zijn ontblote penis gehouden terwijl die [slachtoffer] zich op haar knieën voor hem, verdachte bevond.
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte een beroep toekomt op vrijwillige terugtred nu verdachte eerder zou zijn weggerend dan aangeefster.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog.
Uit de verklaring van verdachte zoals hij die bij de politie heeft afgelegd volgt dat aangeefster als eerste is weggerend en verdachte daarna. Voorts valt uit het dossier niet af te leiden dat verdachte tot inkeer was gekomen van zijn foutief handelen en daarom is weggerend. Integendeel, verdachte heeft verklaard dat hij wilde dat het slachtoffer zou toekijken terwijl hij zich aftrok. Daaraan kwam pas een einde omdat aangeefster weg rende.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van de reclassering en psycholoog H.R.J. ter Berg, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte kwam uit de bosjes met een bivakmuts op en heeft het slachtoffer, die laat op de avond naar huis fietste, van haar fiets afgetrokken om haar te dwingen toe te kijken terwijl hij masturbeerde.
Uit de aangifte en ook uit de getuigenverklaringen blijkt dat dit voor het slachtoffer een buitengewoon angstige situatie is geweest. Het slachtoffer heeft, zo blijkt uit haar toelichting op de civiele vordering, hetgeen haar is overkomen nog steeds niet kunnen verwerken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen een sociaal ethische norm in hoge mate heeft overschreden Verdachte heeft daarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en heeft zijn eigen gerief laten prevaleren. ook ter terechtzitting heeft verdachte geen enkel blijk van begrip voor of medeleven met het slachtoffer getoond.
Het betreft naar het oordeel van de rechtbank een ernstig delict dat dient te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank betrokken dat verdachte in [land] eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering gegrond en voor een bedrag van 1500 euro toewijsbaar. De rechtbank komt tot een lager bedrag nu in vergelijkbare gevallen een dergelijk bedrag wordt vastgesteld.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal geen contact- of gebiedsverbod opleggen nu niet gebleken is dat verdachte voornemens is op enige wijze contact te zoeken met de benadeelde partij.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2015 tot de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1500,-- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen,
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2015 tot de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mrs. M.A.A. van Capelle en M. van der Veen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2015, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 55 ev van het dossier nr. 2015182177 (het dossier)
2.pag. 83 ev van het dossier nr. 2015182177 (het dossier)