ECLI:NL:RBNNE:2015:4847

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2015
Publicatiedatum
20 oktober 2015
Zaaknummer
18.930122-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van noodweer en noodweer exces bij mishandeling van meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van drie personen op 12 juli 2014 in de gemeente Tynaarlo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een drietal personen heeft mishandeld, maar heeft hem van alle rechtsvervolging ontslagen op grond van noodweer en noodweer exces. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.J. de Boer, was aanwezig tijdens de zitting op 6 oktober 2015, waar het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een situatie bevond waarin hij zich bedreigd voelde door de agressieve benadering van de slachtoffers, wat leidde tot een hevige gemoedstoestand. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de vader van de dochter, die hem aanviel na een verkeersongeval.

De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was voor de mishandelingen van de moeder en de dochter, omdat deze handelingen voortkwamen uit de hevige gemoedsbeweging die was ontstaan door de eerdere aanranding. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de schade die zij hadden geleden. De uitspraak benadrukt de toepassing van noodweer en noodweer exces in strafzaken, waarbij de context van de gebeurtenissen cruciaal is voor de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930122-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 06 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. verdachte op of omstreeks 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) krachtig op/tegen diens neus, althans in/tegen het gezicht/hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
- in een sloot/greppel te duwen en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer 1] op zijn rug in die sloot/greppel lag) op diens buik/borst/ribben, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te springen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Tynaarlo, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] geheten),
- meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) krachtig op/tegen diens neus, althans in/tegen het gezicht/hoofd, te slaan en/of te stompen en/of
- in een sloot/greppel te duwen en/of (vervolgens) (nadat die [slachtoffer 1] op zijn rug in die sloot/greppel lag) op diens buik/borst/ribben, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te springen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. verdachte op of omstreeks 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , althans) in de gemeente Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) aan een persoon, (te weten [slachtoffer 2] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2]
- meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) (krachtig) in/tegen het gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan en/of
- tegen be(e)n(en) en/of lichaam te trappen en/of te schoppen,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Tynaarlo, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2] geheten)
- meermalen, in elk geval eenmaal, (zeer) (krachtig) in/tegen het gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan en/of
- tegen de/een be(e)n(en) te schoppen en/of te trappen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3. verdachte op of omstreeks 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , althans) in de gemeente Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, (te weten [slachtoffer 3] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 3] (zeer) (krachtig) in/tegen het gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Tynaarlo, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3] geheten) (zeer) (krachtig) in/tegen het gezicht/hoofd te stompen en/of te slaan; waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van 240 uren werkstraf subsidiair 120 dagen hechtenis;
- oplegging van een gevangenisstraf van 123 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, proeftijd 3 jaren;
- gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

Met betrekking tot het onder 2 primair en 3 primair is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het genoemde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel is te kwalificeren. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van deze feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Uit de letselrapportage die met betrekking tot [slachtoffer 1] is opgemaakt blijkt allereerst dat niet is komen vast te staan dat de ontstane verwondingen tot zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen leiden, en daarnaast dat de geconstateerde letsels binnen redelijke termijn restloos zullen genezen.
Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot de ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 06 oktober 2015.
2. een proces-verbaal van aangifte [1] d.d. 14 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
3. een letselrapportage d.d. 13 januari 2015 opgemaakt door de forensisch arts J. Dekker, aangaande het waargenomen letsel bij [slachtoffer 1] .
4. een proces-verbaal van aangifte [2] d.d. 13 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
5. een letselrapportage d.d. 6 januari 2015 opgemaakt door de forensisch arts J. Dekker, aangaande het waargenomen letsel bij [slachtoffer 3] .
6. een proces-verbaal van aangifte [3] d.d. 13 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
7. een letselrapportage d.d. 8 januari 2015 opgemaakt door de forensisch arts J. Dekker, aangaande het waargenomen letsel bij [slachtoffer 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. verdachte op 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door
- hem eenmaal krachtig tegen diens neus te stompen en
- hem in een greppel te duwen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2. verdachte op 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer 2] , heeft mishandeld door haar tegen de benen te schoppen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3. verdachte op 12 juli 2014, te of nabij [pleegplaats] , opzettelijk een persoon te weten [slachtoffer 3] heeft mishandeld door haar tegen het gezicht te slaan, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. mishandeling.
2. mishandeling.
3. mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft betoogd dat verdachte een beroep toekomt op noodweer ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer 1] (de vader) en een beroep op noodweer exces ten aanzien van de mishandelingen van [slachtoffer 3] (de moeder) en [slachtoffer 2] (de dochter).
De raadsman heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte is betrokken geraakt bij een verkeersongeval waarbij hij met zijn hand tegen de spiegel van een hem tegemoetkomende auto is aangekomen waardoor het kapje van de spiegel op de grond is gevallen.
Verdachte stopt, maar als de inzittenden van de auto schreeuwend op hem afkomen voelt hij zich ongemakkelijk en besluit verder te fietsen. De auto, met dochter achter het stuur en vader ernaast, komt achter hem aan en probeert hem tot stoppen te dwingen, onder andere door hem van de weg te drukken en door te proberen vast te pakken met de hand uit het raam van de rijdende auto. Ook wordt de auto dwars voor hem op de weg gezet om hem de weg te versperren. Verdachte wil niet stoppen omdat hij zich door deze gedragingen bedreigd voelt. Uiteindelijk ziet hij zich gedwongen te stoppen.
Tot dat moment is er geen enkele agressie van de zijde van de verdachte geweest.
De vader stapt als eerste uit en komt met een slaande beweging op verdachte af. Verdachte verdedigt zich tegen de aanval van de vader waarna er een worsteling ontstaat. Verdachte en de vader belanden in de sloot. Verdachte wordt van achteren vastgegrepen door de dochter. Zij trekt zodanig hard aan de helm van verdachte dat de kinband van de helm in de keel van verdachte wordt gedrukt waardoor verdachte geen lucht meer krijgt. Uiteindelijk komt de fietshelm los van het hoofd van de verdachte. Verdachte wordt tegen het hoofd geschopt door de dochter.
Door deze gebeurtenissen verkeerde verdachte in een hevige gemoedstoestand van angst, pijn, verdriet en boosheid. Verdachte staat op, ziet een van zijn belagers die hem net tegen het hoofd geschopt heeft en tackelt haar. Verdachte wil weg maar wordt tegengehouden, zijn fiets wordt achtergehouden, spullen van hem liggen in de auto, en hij wordt nog belaagd met een stok. In die situatie heeft verdachte de moeder geslagen, waarna verdachte is weggegaan.
De raadsman meent dat met betrekking tot de mishandeling van de vader sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding op grond waarvan verdachte zich mocht verdedigen.
Ten aanzien van de mishandeling van de moeder en de dochter is de raadsman van oordeel dat verdachte door de door de aanranding veroorzaakte hevige gemoedsbeweging verder is gegaan dan strikt noodzakelijk voor de verdediging geboden was, hetgeen onder die omstandigheden verontschuldigbaar moet worden geacht.
De raadsman bepleit verdachte ten aanzien van de gepleegde mishandelingen te ontslaan van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft aangegeven dat hij uitgaat van een andere feitelijke situatie waarin geen sprake is van een noodweer situatie. Het gevoerde verweer moet dan ook niet worden gevolgd.
De rechtbank gaat op grond van de verklaringen van [slachtoffer 1] (de vader), [slachtoffer 3] (de moeder), [slachtoffer 2] (de dochter) en verdachte uit van de volgende gang van zaken.
Op enig moment op 12 juli 2014 passeren aangevers in de auto van de dochter en verdachte op zijn racefiets, elkaar op een smalle weg nabij [pleegplaats] . Verdachte raakt de spiegel van de auto van de dochter en de kap van de spiegel valt op de grond. De dochter schrikt en brengt haar auto tot stilstand. Verdachte is ondertussen ook gestopt en raapt de kap van de spiegel op. De dochter en de moeder stappen uit en de moeder spreekt de verdachte met stemverheffing aan. Verdachte besluit zonder iets te zeggen weg te fietsen. Naar eigen zeggen voelde hij zich bedreigd door de agressieve toon van de aangevers. De moeder bevestigt dat verdachte wegfietste zonder ook maar iets te zeggen. De moeder en de dochter roepen verdachte na dat hij moet stoppen omdat er schade aan de auto is. Verdachte verklaart hierover dat het aanspreken een hoog agressie gehalte had en dat deed hem besluiten om door te fietsen.
De dochter en de vader stappen in de auto en gaan achter verdachte aan. De dochter gaat naast verdachte rijden en de vader vraagt verdachte door het geopende raam te stoppen. De vader probeert daarbij met zijn rechterarm uit het raam verdachte vast te pakken om hem tot stoppen te dwingen. Zowel de vader als de dochter roepen daarbij naar verdachte dat hij moet stoppen. Verdachte stopt niet en rijdt steeds verder de berm in om bij de auto vandaan te blijven. Aangevers bevestigen dat verdachte door de berm reed en bleef doorfietsen.
Dan volgt er een stoppoging waarbij de auto half voor verdachte wordt stilgezet. De vader probeert verdachte tegen te houden maar verdachte rijdt door de berm de auto voorbij.
Vervolgens rijdt de dochter verdachte opnieuw voorbij en zet haar wagen met piepende banden door het aantrekken van de handrem dwars op de weg om verdachte de doorgang te blokkeren. Verdachte ziet geen kans meer om weg te komen en stapt van zijn fiets.
De vader stapt uit en gaat op verdachte af. De dochter zet haar auto weer recht op de weg.
De rechtbank volgt hier de lezing van verdachte, nu ook uit de verklaring van de moeder blijkt dat de auto midden op de weg stond op het moment dat zij aan kwam rennen. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat de vader het gevecht met de verdachte is aangegaan. Daarmee volgt de rechtbank dus niet de lezing van de vader dat verdachte de dochter aanviel waarna hij met verdachte in worsteling is gekomen.
In die omstandigheden, waarbij de rechtbank ook betrekt de herhaalde pogingen van de vader en de dochter om verdachte tot stoppen te dwingen, en de pogingen van verdachte om de agressie en de bedreigende situatie te ontvluchten, kan naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen
verdachte zich mocht verdedigen.
Met betrekking tot de vader komt verdachte derhalve een beroep op noodweer toe.
Verdachte en de vader belanden op enig moment in de sloot. De rechtbank volgt niet de lezing van de vader dat verdachte moedwillig en met kracht bovenop hem is gesprongen toen hij in de greppel viel, maar stelt vast dat verdachte bovenop de vader is beland. De dochter wil haar vader ontzetten en trekt de fietshelm van verdachte naar achteren waardoor de kinband van de fietshelm de keel van verdachte afknelt. Als verdachte zijn fietshelm af heeft wordt hij door de dochter nog tweemaal tegen zijn hoofd geschopt. Als verdachte dan uit de sloot is gekomen ziet hij de dochter die hem – zo blijkt uit de door haar gemaakte opname met haar mobiele telefoon – uitscheldt en achterna loopt. Verdachte keert om en schopt haar vervolgens tegen de benen.
Met betrekking tot deze mishandeling van de dochter acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat verdachte handelde als gevolg van een hevige gemoedsbeweging. Verdachte was kort daarvoor bijna gestikt door het trekken aan de fietshelm door de dochter, en was daarna nog tot twee maal toe door de dochter tegen zijn hoofd geschopt. Hoewel met betrekking tot de mishandeling van de dochter de acute noodsituatie voorbij was, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat verdachte de dochter als gevolg van een hevige gemoedsbeweging door de eerdere noodsituatie tegen de benen heeft geschopt.
Ook met betrekking tot het slaan van de moeder acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de hevige gemoedsbeweging nog steeds bij verdachte bestond. Als verdachte de dochter tegen haar benen heeft geschopt, wil hij weg. De moeder komt aangerend en roept tegen verdachte dat het wel genoeg is geweest. Verdachte slaat de moeder vervolgens tegen het hoofd.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte niet strafbaar is met betrekking tot de bewezenverklaarde mishandeling van de vader en dat de bewezenverklaarde mishandelingen van de dochter en de moeder verontschuldigbaar moeten worden geacht.
Verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de verdachte een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweer exces, verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gevorderde schade. De benadeelde partijen dienen niet ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen. Zij kunnen deze slechts bij de burgerlijk rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van deze feiten van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet ontvankelijk zijn in de vorderingen en dat deze vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. C.M.M. Oostdam en M. van der Veen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2015, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 14 ev van het dossier PL031W-2014060132 (het dossier)
2.pag. 38 ev van het dossier
3.pag. 47 ev van het dossier