Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv d.d. 4 november 2015
[A] ,
[gedaagde 5] ,
[gedaagde 6],
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak vordert eiseres, [A], in kort geding een onkostenvergoeding van € 95,00 netto per maand vanaf mei 2014, alsook achterstallig loon en betaling van 100% loon tijdens arbeidsongeschiktheid. Eiseres is sinds 1 september 2005 in dienst bij [B] en heeft in 2013 een verzoek gedaan om een deel van haar bruto loon om te zetten in een netto onkostenvergoeding. Dit verzoek werd ingewilligd, maar na haar arbeidsongeschiktheid ontving zij geen onkostenvergoeding meer. De kantonrechter oordeelt dat eiseres geen recht heeft op de gevorderde onkostenvergoeding, omdat zij de kosten waarvoor deze vergoeding was bedoeld niet meer maakt. Ook de vordering tot achterstallig loon wordt afgewezen, omdat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden in 2013 op verzoek van eiseres is gebeurd. De kantonrechter concludeert dat [B] niet verplicht is om het loon van eiseres te verhogen naar het oorspronkelijke niveau. De vordering tot betaling van 100% loon tijdens arbeidsongeschiktheid wordt eveneens afgewezen, omdat eiseres op grond van de wet slechts recht heeft op 70% van haar loon. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten.