ECLI:NL:RBNNE:2015:5219

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
c17/144938/KG RK 15-467
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in verkeersboetezaak

Op 12 november 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van [A] tegen mr. M. Sanna, die de behandeling van zijn beroep tegen een verkeersboete verzorgde. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een procedurele beslissing van mr. Sanna, waarbij zij op 6 juli 2015 het verzoek van [A] om getuigen te horen had afgewezen. [A] stelde dat mr. Sanna vooringenomenheid jegens hem koesterde, omdat zij cruciale getuigen niet had gehoord. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend en dat de afwijzing van het getuigenverzoek geen aanwijzing gaf voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De enkele afwijzing van het verzoek om getuigen te horen was niet voldoende om te concluderen dat mr. Sanna vooringenomen was. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij de beslissing openbaar werd uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/144938 / KG RK 15/467
beslissing van 12 november 2015 van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek in de zin van artikel 12a Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[A],
verzoeker tot wraking,
hierna te noemen: [A] ,
gemachtigde: L.A.A.M. van Dinter,
van
mr. M. Sanna(hierna te noemen mr. Sanna), rechter van deze rechtbank.

1.Het procesverloop

1.1
Op 27 december 2014 heeft [A] beroep ingesteld tegen de beslissing van
17 november 2014 van de officier van justitie (OvJ) inzake het opleggen van een boete van
€ 308,00 (inclusief administratiekosten) aan [A] in verband met een door hem op
12 september 2014 gepleegde snelheidsovertreding.
1.2
Het beroep is door mr. Sanna behandeld ter terechtzitting van 22 juni 2015. De behandeling van het beroep is voortgezet tijdens de terechtzitting van 26 oktober 2015, overeenkomstig de beschikking van 6 juli 2015 van mr. Sanna.
1.3
Bij brief van 25 oktober 2015, ter griffie binnengekomen op 27 oktober 2015, heeft [A] mr. Sanna gewraakt. Bij brief van 30 oktober 2015 heeft mr. Sanna de wrakingskamer laten weten dat zij niet berust in de wraking en heeft zij verweer gevoerd tegen het wrakingsverzoek.
1.4
Bij separate brieven van 2 november 2015 heeft de wrakingskamer [A] ,
mr. Sanna en de OvJ laten weten dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 10 november 2015 om 14:30 uur, op de locatie Leeuwarden, en hen uitgenodigd om hierbij aanwezig te zijn.
1.5
Bij brief van 8 november 2015 aan de rechtbank heeft [A] zijn wrakingsverzoek nader toegelicht. Daarnaast heeft hij de wrakingskamer laten weten dat hij en zijn gemachtigde niet aanwezig zullen zijn bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek. Omdat de wrakingskamer geen termen aanwezig achtte om de mondelinge behandeling desalniettemin te laten plaatsvinden, is hiervan afgezien. De wrakingskamer heeft mr. Sanna en de OvJ hierover op 10 november 2015 geïnformeerd.

2.Het wrakingsverzoek en het hiertegen gevoerde verweer

2.1
[A] stelt - samengevat - dat mr. Sanna jegens hem vooringenomenheid koestert. Mr. Sanna heeft namelijk bij haar beschikking van 6 juli 2015 zijn verzoek om een aantal personen als getuigen te horen, afgewezen, terwijl mr. Sanna had moeten en kunnen weten dat deze getuigen cruciaal zijn voor de beoordeling van het beroep.
2.2
Mr. Sanna stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, namelijk ruim drie maanden na de beschikking van 6 juli 2015. [A] heeft aldus gehandeld in strijd met artikel 37 lid 1 Rv (de wrakingskamer verstaat: artikel 513 lid 1 Sv). Zij stelt bovendien dat de processuele beslissing geen blijk geeft van vooringenomenheid. Het verzoek dient volgens haar dan ook te worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.1
De wrakingskamer stelt bij de beoordeling voorop dat artikel 513 lid 1 Sv bepaalt dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Voor de inhoudelijke beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 512 Sv. Daarin is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens de verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Bij beschikking van 6 juli 2015 heeft mr. Sanna het verzoek van [A] om een aantal personen als getuigen te horen, afgewezen. Daartoe heeft mr. Sanna overwogen dat niet is gebleken dat deze personen uit eigen waarneming kunnen verklaren ter zake de overtreding waarvoor [A] een boete heeft gekregen. Het al dan niet gebruik maken van de bevoegdheid getuigen op te roepen is een zogeheten procedurele beslissing. Het is de wrakingskamer duidelijk dat [A] het niet eens is met de afwijzing van zijn verzoek om getuigen te horen. Het is echter niet aan de wrakingskamer die beslissing inhoudelijk te toetsen, nu een wrakingsverzoek niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen de inhoud van zo'n beslissing. Een procedurele beslissing kan slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit die procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen. Dit is het geval indien de rechter een procedurele beslissing heeft genomen die zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Daarvan is in dit geval niet gebleken. De enkele omstandigheid dat mr. Sanna het verzoek van [A] om getuigen op te roepen heeft afgewezen, vormt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij met betrekking tot de beoordeling van het beroep ten opzichte van [A] vooringenomen is dan wel dat de bij [A] bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Het wrakingsverzoek zal derhalve worden afgewezen.
3.3
Gelet op het voorgaande kan in midden blijven of de wraking tijdig is gedaan, nu uit het voorgaande reeds volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Brinksma, voorzitter, en mr. S.B. van Baalen en
mr. W.S. Sikkema als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2015.
griffier voorzitter