ECLI:NL:RBNNE:2015:5260

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
16 november 2015
Zaaknummer
4062128 CV EXPL 15-5037
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en afwijzing van schadeclaim door verzekeraar wegens schending mededelingsplicht

In deze zaak vordert de eiser, [eiser in conventie/gedaagde in reconventie], een schadevergoeding van € 3.379,99 van Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. wegens schade door inbraak. De verzekeraar heeft echter de schadeclaim afgewezen op basis van een vermeende schending van de mededelingsplicht. De eiser had bij het aanvragen van de verzekering op 12 maart 2014 vragen over zijn schadeverleden ontkennend beantwoord, terwijl hij in de afgelopen acht jaar meerdere schadeclaims had ingediend bij andere verzekeraars. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn mededelingsplicht heeft geschonden, omdat hij relevante informatie over zijn schadeverleden niet heeft gedeeld. De rechtbank oordeelt dat Nationale-Nederlanden, indien zij op de hoogte was geweest van deze informatie, de verzekering niet zou hebben afgesloten. De vordering van de eiser wordt afgewezen, terwijl de reconventionele vordering van Nationale-Nederlanden om het reeds uitgekeerde bedrag van € 1.985,00 terug te vorderen, wordt toegewezen. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 4062128 CV EXPL 15-5037
Vonnis d.d. 11 november 2015
inzake
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] ,
wonende te [adres] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie, hierna [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] te noemen,
gemachtigde: mr. F.M. Meis,
tegen
de naamloze vennootschap
Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te (2595 AK)’s-Gravenhage, Prinses Beatrixlaan 35,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna Nationale-Nederlanden te noemen,
gemachtigde: mr. C. Bruin.

1.PROCESGANG

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (met producties);
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie (met producties);
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie (met producties).
1.2.
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft geen gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te concluderen voor dupliek in reconventie.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Op 12 maart 2014 heeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] online een inboedel- en aansprakelijkheidsver-zekering (hierna: woonverzekering) bij Nationale-Nederlanden aangevraagd. Op het desbetreffende aanvraagformulier staan onder meer de volgende vragen vermeld:
Is er sprake geweest van aanraking met de politie of justitie terzake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf?
Heeft een maatschappij u een verzekering geweigerd of opgezegd, of zijn er beperkende voorwaarden of verhoogde premies aangekondigd dan wel verplicht gesteld?
Heeft u of de personen met wie u (in gezinsverband) samenwoont de afgelopen 8 jaar schades veroorzaakt of geleden waarvoor de gevraagde verzekeringen dekking bieden?
2.2.
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft voormelde vragen alle drie met ‘nee’ beantwoord.
2.3.
Op 22 december 2014 heeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] telefonisch aan Nationale-Nederlanden gemeld dat er in de nacht van 19 op 20 december 2014 in zijn woning is ingebroken. Vervolgens heeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] op 29 december 2014 een schadeopgave alsmede een kopie van het proces-verbaal van aangifte aan Nationale-Nederlanden toegezonden. De door [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] geclaimde schade bestond uit audiovisuele apparatuur en computerapparatuur, computerspellen, geld, inboedel (drank en kleding) en lijfsieraden.
2.4.
CED BrandVaria, ingeschakeld door Nationale-Nederlanden, heeft vervolgens een onderzoek verricht naar de omvang van de schade. De schadeomvang is in overleg met [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] vastgesteld op € 6.294,00. CED BrandVaria heeft haar bevindingen neergelegd in het onderzoeksrapport d.d. 11 februari 2015.
2.5.
Bij brief van 25 februari 2015 heeft Nationale-Nederlanden aan [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] bericht dat in totaal een bedrag van € 1.985,00 (na aftrek van het eigen risico van € 100,00) aan hem wordt betaald ter zake van de aangetoonde audiovisuele apparatuur en computerapparatuur, een deel van het geld, te weten het in de polis gemaximeerde bedrag van € 250,00, en een deel van de lijfsieraden, te weten een horloge. Nationale-Nederlanden heeft in de brief vermeld dat de overige schadeposten niet door [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] zijn aangetoond en deze daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen.
2.6.
Daarop heeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] bij brief van 26 februari 2015 een klacht bij Nationale-Nederlanden ingediend. Naar aanleiding van deze klacht heeft Nationale-Nederlanden onder meer haar registers geraadpleegd. Hieruit bleek dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] in de afgelopen acht jaren diverse schades had veroorzaakt c.q. geleden, waarvoor een inboedelverzekering dekking bood. Het gaat daarbij om de volgende schades:
  • 10 september 2010: inboedelschade na woninginbraak op zijn inboedelverzekering bij FBTO;
  • 18 december 2011: schade aan (eigen) laptop op zijn inboedelverzekering bij Interpolis;
  • 29 januari 2012: inboedelschade na woninginbraak op zijn inboedelverzekering bij Interpolis.
2.7.
Naast voormelde schades is Nationale-Nederlanden gebleken dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] op 12 september 2012 door Unigarant is geregistreerd in het Externe Verwijzingsregister (hierna: EVR). Unigarant heeft deze registratie gedaan vanwege het feit dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] met betrekking tot een bij haar ingediende schadeclaim een verkeerde voorstelling van zaken had gegeven. Unigarant heeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] hierover op 14 september 2012 bericht.
2.8.
Op 24 april 2015 heeft Nationale-Nederlanden [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] bericht dat zij in verband met de constatering van het schadeverleden van [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] een onderzoek zal verrichten vanwege mogelijke schending van zijn mededelingsplicht ex artikel 7:228 e.v. van het Burgerlijke Wetboek (BW) jo. artikel 6.2.3. van de toepasselijke polisvoorwaarden (IWV03). Daarbij is aan [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] te kennen gegeven dat hij nog geïnformeerd zal worden over eventuele consequenties.
2.9.
Door het door Nationale-Nederlanden ingeschakelde onderzoeksbureau is vervolgens tevergeefs getracht om een afspraak met [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] te maken. Vervolgens heeft Nationale-Nederlanden op 28 mei 2015 [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] daarom per e-mail aan zijn gemachtigde een aantal vragen voorgelegd over zijn schadeverleden, de registratie van [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] in het EVR alsmede vragen over de niet aangetoonde schade met betrekking tot de door [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] geclaimde lijfsieraden.
2.10.
Op 1 juni 2015 heeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] per e-mailbericht gereageerd op voormelde vragen. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij de vraag naar zijn schadeverleden op het aanvraagformulier d.d. 12 maart 2014 kennelijk verkeerd heeft begrepen. Hij wijst er in dat verband op dat hij de Nederlandse taal vanwege zijn afkomst niet geheel machtig is. Ten aanzien van de vermelding in het EVR heeft hij laten weten dat de afwikkeling van de schadeclaim lang op zich had laten wachten waardoor hij de precieze datum van het voorval niet meer wist en deze daardoor verkeerd heeft doorgegeven. In het e-mailbericht geeft [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] ten slotte aan dat hij de vragen over de geclaimde lijfsieraden vooralsnog niet relevant acht.
2.11.
Bij brief van 23 juni 2015 heeft National-Nederlanden de schademelding met betrekking tot de inbraakschade van 19 op 20 december 2014 afgewezen wegens schending van de mededelingsplicht als opgenomen in artikel 7:928 BW. Nationale-Nederlanden heeft de woonverzekering van [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] daarbij op grond van artikel 7:229, lid 2, BW jo. artikel 6.2.3 van de polisvoorwaarden per 23 juni 2015 opgezegd. Naast de hiervoor genoemde schending, heeft Nationale-Nederlanden zich in de brief van 23 juni 2015 onder verwijzing naar haar polisvoorwaarden tevens beroepen op schending van de op [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] rustende informatie- en medewerkingsplicht in verband met de vaststelling van de schade c.q. het recht op uitkering voor de lijfsieraden.

3.De vorderingen in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] vordert in conventie om Nationale-Nederlanden te veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van € 3.379,99, te vermeerderen met een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten van € 463,00 en de wettelijke rente, één en ander met veroordeling van Nationale-Nederlanden in de proceskosten.
3.2.
Nationale-Nederlanden vordert in reconventie om [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 1.985,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, één en ander met veroordeling van [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] in de (na)kosten van deze procedure.
3.3.
Partijen hebben de vorderingen over en weer betwist. Waar nodig zal de kantonrechter hierna bij de beoordeling nader op de stellingen van partijen ingaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft kort gezegd aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij de niet door Nationale-Nederlanden vergoede schade wel degelijk heeft onderbouwd en hij meent in conventie dan ook aanspraak te kunnen maken op uitkering van die schade.
4.2.
Nog los van de al dan niet aangetoonde schade, stelt Nationale-Nederlanden samengevat dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] - naar haar achteraf is gebleken - in het geheel geen recht heeft op uitkering van schade en vordert in reconventie het reeds aan [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] uitgekeerde bedrag van € 1.985,00 terug. Zij beroept zich ter zake primair op artikel 7:928 BW en 7:929 BW.
4.3.
In artikel 7:928, lid 1, BW is een mededelingsplicht opgenomen die luidt dat de verzekeringnemer verplicht is om vóór het sluiten van de overeenkomst aan de verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen, en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen.
4.4.
In het vierde lid van artikel 7:928 BW is daaraan - voor zover relevant - toegevoegd dat de mededelingsplicht niet betreft feiten die niet tot een voor de verzekeringnemer ongunstiger beslissing zouden hebben geleid.
4.5.
In essentie is in geschil of [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] bij het afsluiten van de verzekering zijn mededelingsplicht als bedoeld in voormeld artikel heeft geschonden. Met Nationale-Nederlanden is de kantonrechter van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.6.
Partijen twisten in de eerste plaats over het antwoord op de vraag welke uitleg moet worden toegekend aan de op het aanvraagformulier weergegeven tekst “Heeft u of de personen met wie u (in gezinsverband) samenwoont de afgelopen 8 jaar schades veroorzaakt of geleden waarvoor de gevraagde verzekeringen dekking bieden?” [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] stelt dat hij deze vraag aldus heeft begrepen dat uitsluitend schades waarvoor de gevraagde verzekering dekking biedt relevant zouden zijn en dat de door hem (bij Nationale-Nederlanden) gevraagde verzekering (uiteraard) geen dekking biedt voor schades uit het verleden. Volgens [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft hij de vraag dan ook terecht met ‘nee’ beantwoord. De kantonrechter volgt [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] niet in deze uitleg. Indien de door [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] voorgestane uitleg zou worden gevolgd dan zou - zoals ook Nationale-Nederlanden heeft betoogd - de desbetreffende vraag op het aanvraagformulier immers nutteloos zijn, aangezien geen enkele aspirant-verzekeringnemer schade heeft geleden of veroorzaakt op een nog niet-bestaande, gevraagde verzekering. Naar het oordeel van de kantonrechter had [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] - mede gelet op het kader waarin de vraag is gesteld - moeten begrijpen dat met de vraag schades zijn bedoeld die onder de dekking van
eeninboedelverzekering vielen.
4.7.
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft de desbetreffende vraag op het aanvraagformulier van 12 maart 2014 ontkennend beantwoord. Vaststaat echter dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] in zowel het jaar 2010 als het jaar 2012 inbraakschade heeft geleden en hiervan vergoeding heeft geclaimd bij zijn toenmalige verzekeraar. Verder moet worden vastgesteld - zoals Nationale-Nederlanden onweersproken aangeeft - dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] ten aanzien van de schade aan zijn laptop in december 2011 in één week tweemaal een claim heeft neergelegd bij twee verschillende verzekeraars, te weten Interpolis en Unigarant. Daarnaast staat bovendien vast dat Unigarant [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] naar aanleiding van deze laatste schade op 12 september 2012 heeft geregistreerd in het EVR, waarover Unigarant [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] op 14 september 2012 heeft geïnformeerd. Deze diverse door [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] geleden schades hadden voor hem reden moeten zijn om bedoelde vraag op het aanvraagformulier met ‘ja’ te beantwoorden.
Voor zover [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft gesteld dat hij de Nederlandse taal niet goed machtig is, kan die stelling hem niet baten. Al aangenomen dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] de Nederlandse taal niet goed beheerst, komt die omstandigheid bij deelneming aan het Nederlands rechtsverkeer voor zijn rekening en risico.
4.8.
Uit artikel 7:928, lid 1, BW volgt dat de mededelingsplicht is beperkt tot feiten waarvan [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] wist of behoorde te begrijpen dat deze van belang waren, of konden zijn, voor Nationale-Nederlanden. De vraag die vervolgens aan de orde is is dan ook of [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] had moeten begrijpen dat het meedelen van zijn schadeverleden voor het sluiten van de verzekering van belang kon zijn. Nationale-Nederlanden heeft in dit verband verwezen naar (onder meer) het arrest van de Hoge Raad van 15 mei 1998 (NJ 1998,623). Uit dit arrest volgt dat een verzekeraar met de door hem in de vragenlijst opgenomen vragen te kennen geeft welke feiten voor hem van belang zijn voor zijn beslissing of hij de verzekering zal sluiten en, zo ja, op welke voorwaarden. Verder volgt uit het arrest dat de verzekeringnemer zich er daarom niet op kan beroepen dat hij niet heeft begrepen en ook niet heeft behoeven te begrijpen dat de beslissing van de verzekeraar om de verzekering aan te gaan, afhing van kennis van de feiten waarnaar de verzekeraar had gevraagd (r.o. 3.3). In lijn met dit arrest oordeelt de kantonrechter dat [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] het belang dat Nationale-Nederlanden heeft bij de bewuste vraag had moeten dan wel behoren te begrijpen.
4.9.
Ten slotte moet - ingevolge het vierde lid van artikel 7:928 BW - de vraag worden beantwoord of het door [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] verzwegen schadeverleden bij mededeling daarvan al dan niet tot een voor hem ongunstiger beslissing zou hebben geleid. Nationale-Nederlanden heeft gemotiveerd en onder verwijzing naar verklaringen van medewerkers gesteld dat zij geen verzekeringsovereenkomst met [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] zou zijn aangegaan indien zij bekend zou zijn geweest met het schadeverleden van [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] , waaronder de registratie in het EVR. [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] heeft dit standpunt van Nationale-Nederlanden als zodanig niet betwist. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat het door Nationale-Nederlanden toegelichte acceptatiebeleid niet afwijkt van dat van een redelijk handelende verzekeraar en dat op basis van dat beleid geen verzekering zou zijn afgesloten voor [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] indien hij had voldaan aan zijn mededelingsplicht.
4.10.
In artikel 7:930, lid 4, BW is bepaald dat geen uitkering (van schadevergoeding) verschuldigd is indien de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken geen verzekering zou hebben gesloten. Dit betekent dat Nationale-Nederlanden de reeds aan [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] gedane uitkering onverschuldigd betaald kan terugvorderen. De conclusie is dan ook dat de vordering in conventie integraal zal worden afgewezen en dat de vordering in reconventie voor wat betreft het reeds betaalde bedrag zal worden toegewezen. Ook zal de ter zake gevorderde rente als onweersproken worden toegewezen.
4.11.
[eiser in conventie/gedaagde in reconventie] zal ten slotte zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook zal een vergoeding voor nakosten worden toegewezen, met dien verstande dat deze op de gebruikelijke wijze wordt begroot op een half salaris punt. Daarbij zal worden aangehaakt bij de vordering in conventie. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is eveneens toewijsbaar.

5.Beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de vordering van [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] af;
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] in de kosten van het geding, aan de zijde van Nationale-Nederlanden tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 350,00 voor salaris van de gemachtigde, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis en voor het geval betaling niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Nationale-Nederlanden te betalen een bedrag van € 1.985,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2015 tot de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] in de kosten van het geding, aan de zijde van Nationale-Nederlanden tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 150,00 voor salaris van de gemachtigde, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis en voor het geval betaling niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [eiser in conventie/gedaagde in reconventie] indien niet binnen veertien dagen na heden vrijwillig aan dit vonnis is voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 87,50 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de beslissing vermeld onder 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 11 november 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: mb