In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen en twee eisers, die beiden bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). De rechtbank behandelt de intrekking van de bijstandsuitkering van eiser en de terugvordering van onterecht ontvangen bijstand over een periode van bijna zeven jaar. De verweerder heeft de uitkering van eiser ingetrokken en een bedrag van € 112.292,74 teruggevorderd, omdat eiser zijn inlichtingenverplichting zou hebben geschonden door niet te melden dat hij werkzaamheden verrichtte in het café van zijn partner en dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds 1 juni 1994 bijstand ontving en dat er vermoedens waren van sociale zekerheidsfraude, wat leidde tot een onderzoek door de Sociale Recherche Fryslân. De rechtbank concludeert dat eiser inderdaad op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht in het café van zijn partner en dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de ontvangen bijstand terecht zijn, maar dat de benadelingsperiode moet worden beperkt tot vier jaar voor de arbeid en vijf jaar voor de gezamenlijke huishouding. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten voor zover deze betrekking hebben op de herziening vóór 1 augustus 2009 en op de terugvordering en de hoofdelijke aansprakelijkheid. De rechtbank draagt verweerder op om nieuwe besluiten op bezwaar te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers en moet het griffierecht worden vergoed.