ECLI:NL:RBNNE:2015:5377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
23 november 2015
Zaaknummer
18.920204-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van veelpleger tot gevangenisstraf voor inbraak in woning

Op 24 november 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van inbraak. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer en vond zijn oorsprong in een zitting op 10 november 2015. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. H.W. Knottenbelt, werd aangeklaagd door het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De tenlastelegging omvatte twee inbraken, waarbij de verdachte op 28 juni 2015 een gouden ring heeft gestolen uit de woning van [slachtoffer 1] en in de periode van 8 tot 11 juli 2015 een aantal waardevolle goederen heeft weggenomen uit de woning van [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat het tweede feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, het eerste feit werd bewezen verklaard, waarbij de rechtbank concludeerde dat de verdachte zich toegang had verschaft tot de woning door middel van braak. De rechtbank overwoog dat de verdachte, die onder invloed van alcohol handelde, een frequent recidivist is en dat de inbraak een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers met zich meebracht. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 7 maanden op, met aftrek van voorarrest, en wees de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding van € 100 toe. De rechtbank benadrukte dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade en dat de schadevergoedingsmaatregel van toepassing is. De uitspraak werd gedaan door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mrs. M.A.A. van Capelle en P.J. van Steen, rechters, en is openbaar uitgesproken op 24 november 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.920204-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 28 juni 2015, te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straat 1] heeft weggenomen een (gouden) ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2. hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2015 tot en met 11 juli 2015 te [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [straat 2] heeft weggenomen een hoeveel-heid sieraden, een of meer camera's met toebehoren, een of meer telefoons, computertoe-behoren, een spelcomputer en/of een of meer computerspellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1 ten laste gelegde;
- oplegging van 7 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van 100 euro met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten dat verdachte bij de verweten inbraak betrokken is geweest. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 november 2015;
2. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 juni 2015 [1] , inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 28 juni 2015, te [pleegplaats] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straat 1] heeft weggenomen een gouden ring, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport 2 oktober 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft onder invloed van alcohol ingebroken in de woning van het slachtoffer. Verdachte heeft daarbij een raam geforceerd om in de woning te kunnen komen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door dergelijke feiten de privacy van de bewoners in hoge mate wordt aangetast en langdurige impact op hen kunnen hebben.
Het betreft naar het oordeel van de rechtbank een verwerpelijk en hinderlijk feit omdat het slachtoffer zich moeite moet getroosten om het financiële nadeel te minimaliseren.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting als uitgangspunt. Verdachte is aan te merken als een frequent recidivist en dat brengt de rechtbank tot het oordeel dat de eis van de officier van justitie moet worden gevolgd. De rechtbank zal geen voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf opleggen zoals de raadsman heeft verzocht. De rechtbank acht het onvoldoende aannemelijk dat verdachte daardoor zal worden weerhouden om strafbare feiten te plegen. Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven negatief te staan tegenover het toezicht en de begeleiding van de reclassering nu hij op vrijwillige basis regelmatig contact onderhoudt met het ACT-team van GGZ Drenthe.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 36f, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een gevangenisstraf voor de duur van
7 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 100,-- (zegge: honderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 100,-- (zegge: honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mrs. M.A.A. van Capelle en P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2015.
Mr. Van Steen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 29 van het dossier 2015184528