In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van verkrachting en ontuchtige handelingen met een wilsonbekwame. De zaak vond plaats op 10 september 2015, na een zitting op 27 augustus 2015. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. J.B. Pieters, werd beschuldigd van het seksueel misbruiken van een slachtoffer, die volgens de aanklacht niet in staat was haar wil te bepalen door een geestelijke beperking. De officier van justitie stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verklaringen van het slachtoffer niet ondersteund werden door andere bewijsmiddelen. De verdediging steunde dit standpunt en pleitte voor vrijspraak.
De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen. De verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer waren tegenstrijdig, en de rechtbank vond de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende gedetailleerd om de beschuldigingen te onderbouwen. Bovendien werd vastgesteld dat het slachtoffer, ondanks haar geestelijke beperking, mogelijk in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank concludeerde dat de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van het slachtoffer niet van dien aard was dat zij niet in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 10 september 2015.