ECLI:NL:RBNNE:2015:5479

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
18.930012-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van verkrachting en ontuchtige handelingen met wilsonbekwame

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van verkrachting en ontuchtige handelingen met een wilsonbekwame. De zaak vond plaats op 10 september 2015, na een zitting op 27 augustus 2015. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. J.B. Pieters, werd beschuldigd van het seksueel misbruiken van een slachtoffer, die volgens de aanklacht niet in staat was haar wil te bepalen door een geestelijke beperking. De officier van justitie stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verklaringen van het slachtoffer niet ondersteund werden door andere bewijsmiddelen. De verdediging steunde dit standpunt en pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen tot seksuele handelingen. De verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer waren tegenstrijdig, en de rechtbank vond de verklaringen van het slachtoffer niet voldoende gedetailleerd om de beschuldigingen te onderbouwen. Bovendien werd vastgesteld dat het slachtoffer, ondanks haar geestelijke beperking, mogelijk in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank concludeerde dat de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van het slachtoffer niet van dien aard was dat zij niet in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op 10 september 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/930012-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 augustus 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de maand maart 2014 te [pleegplaats] , (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen op een bank te gaan liggen en/of
- de voordeur van de woning waarin die [slachtoffer] en verdachte zich bevonden,
op slot heeft gedraaid en de sleutel bij zich heeft gestoken en/of
- is doorgegaan met zijn handelingen ondanks het door die [slachtoffer] geboden verbaal
verzet en/of
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de maand maart 2014 te [pleegplaats] , (telkens) met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, (telkens) wist dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de maand maart 2014 te [pleegplaats] , (telkens) met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, (telkens) wist dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
hebbende verdachte (telkens)
- de borsten van die [slachtoffer] betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of
- zijn penis in en/of tegen de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer] laten aftrekken.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigen kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Niet is gebleken dat verdachte door geweld of bedreiging daarmee aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van de door haar gestelde handelingen. Alleen aangeefster verklaart hierover en haar verklaring vindt geen steun in overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat uit het dossier niet blijkt dat aangeefster aan een dusdanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen.
Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, waarbij het standpunt van de officier van justitie is onderschreven.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank stelt voorop, dat van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake is als de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Verder is voor een veroordeling van genoemd artikel vereist dat die dwang geschiedt door middel van geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid.
In onderhavige zaak stelt de rechtbank op basis van de verklaringen van verdachte en aangeefster vast dat er seks heeft plaatsgevonden tussen hen. Verdachte heeft verklaard dat dit op vrijwillige basis is gebeurd terwijl aangeefster heeft verklaard dat zij hiertoe door verdachte werd gedwongen. Bij de seks waren geen anderen aanwezig dan verdachte en aangeefster. Het overige bewijs moet gelet op de tegengestelde verklaringen van verdachte en aangeefster kritisch worden beschouwd.
Aangeefster heeft met diverse mensen in haar omgeving gesproken waaronder haar persoonlijk begeleider, van wie ook een verklaring in het dossier is opgenomen. Aangeefster heeft haar begeleider verteld dat ze seksueel misbruikt is; verdachte over een grens is gegaan en zij dat niet wilde.
Voorts blijkt uit gespreksverslagen zoals opgenomen in het dossier, dat aangeefster ook aan haar psychiater heeft gemeld dat ze seksueel is misbruikt door verdachte.
Voornoemde verklaringen zijn niet gedetailleerd.
Het voorgaande is onvoldoende voor het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot seks. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
Voor een veroordeling op grond van artikel 243 en 247 Sr is, gelet op de tekst van de bepaling en de wetsgeschiedenis, vereist dat vast komt te staan dat het slachtoffer aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat zij daardoor niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Hiervoor is vereist dat degene tot wie de seksuele handeling is gericht, een psychische stoornis heeft die te kwalificeren valt als een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Voorts is een oorzakelijk verband vereist tussen die stoornis en het onvermogen van deze persoon om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden omtrent de seksuele handeling. De hier vereiste psychische stoornis moet wel van zodanige aard en ernst zijn, dat zij de wilsbepaling, de wilsuiting en het weerstandvermogen van het slachtoffer ten aanzien van de seksuele handeling in zeer ernstige mate frustreert. Degene die, ondanks de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis wel in staat is te bepalen of hij of zij de seksuele handelingen wenst, behoeft dan ook (de rechtbank voegt toe: in strafrechtelijke zin) geen bescherming. Hiermee wordt voorkomen dat psychisch gehandicapten geheel seksueel onaantastbaar worden, zodat in het artikel een evenwichtige afweging is gemaakt tussen het vrijheidsbeginsel en het beschermingsbeginsel van deze personen.
Uit de door de begeleider van aangeefster overgelegde kopieën van een rapportage van het persoonsbeeld van aangeefster blijkt dat zij een IQ heeft van 60 en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Uit de rapportage valt niet af te leiden dat door de hiervoor genoemde gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis, aangeefster niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de vermeende gepleegde seksuele handelingen te bepalen, kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
In het dossier zijn voor het overige evenmin wettige en overtuigende bewijsmiddelen aanwezig waarmee de voorgenoemde bestanddelen bewezen kunnen worden verklaard
Nu de rechtbank van oordeel is dat op basis van het dossier niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat aangeefsters gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van dien aard is dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil ten aanzien van de gepleegde seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag (het zogenaamd dubbel vereiste)
of verdachte wist van die geestestoestand en het daaruit voortvloeiende wilsgebrek,
dan wel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daarvan sprake was (zogenaamd voorwaardelijk opzet).
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte van het subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen acht zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering benadeelde partij
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.V. Nolta, voorzitter, P.H.M. Smeets en M.J.B. Holsink, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2015.