ECLI:NL:RBNNE:2015:5485

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
4467423/AR VZ 15-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Gebroeders Pol B.V. een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met werknemer [A] te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Het verzoek is ingediend op 23 september 2015, na een reeks van conflicten en problemen in de samenwerking tussen partijen. [A] heeft op 14 oktober 2015 een verweerschrift ingediend, waarin hij een voorwaardelijk tegenverzoek heeft gedaan. Tijdens de zitting op 26 oktober 2015 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er weliswaar fricties en geschilpunten zijn tussen partijen, maar dat deze niet zodanig zijn dat van Pol in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Pol onvoldoende inspanningen heeft verricht om tot een werkbare relatie te komen en dat er alternatieve oplossingen, zoals professionele hulp, niet zijn overwogen. Het incident op 2 september 2015, waarbij [A] een lichtmast uit de grond trok, werd niet als voldoende grond voor ontbinding beschouwd. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en Pol veroordeeld in de proceskosten van [A].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer.: 4467423/AR VZ 15-21
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671b lid 1 BW d.d. 18 november 2015
de besloten vennootschap
GEBROEDERS POL B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.F. Veenstra,
tegen
[A] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. J.P. Volk.
Partijen zullen hierna Pol en [A] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Pol heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ingekomen ter griffie op 23 september 2015. [A] heeft op 14 oktober 2015 een verweerschrift ingediend tevens inhoudende een voorwaardelijk tegenverzoek.
1.2.
Op 26 oktober 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van [A] heeft het standpunt van zijn cliënt toegelicht aan de hand van pleitnotities.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Pol exploiteert een grondwerkbedrijf dat gespecialiseerd is in kabel- en leidingaanleg, grond- en straatwerk, gestuurde boringen, verlichtingssystemen, beheer en onderhoud.
2.2.
[A] , geboren [geboortedatum] , is op [in dienst getreden] bij Pol. De functie die [A] thans bij Pol vervult is die van monteur (openbare) verlichting tegen een salaris van [salaris] bruto per vier weken, exclusief vakantietoeslag en emolumenten.
2.3.
Als monteur (openbare) verlichting is [A] verantwoordelijk voor onderhoud en reparatie van (openbare) verlichting. Het gaat daarbij voornamelijk om lichtmasten langs openbare wegen.
2.4.
Van 19 november 2012 tot 1 april 2014 en van 22 januari 2015 tot 20 april 2015 heeft [A] wegens arbeidsongeschiktheid niet (volledig) kunnen werken.
2.5.
Pol heeft bij brief van 27 maart 2015 aan [A] meegedeeld (voor zover hier van belang):
(….)
Uw gedrag en werkhouding leiden tot grote irritaties bij uw collega's binnen het bedrijf, verziekt het werkplezier en daarmee ook de productiviteit. Er zijn zelfs collega's die hebben aangegeven zeer grote moeite te hebben om met u samen te werken. Daarnaast vragen wij ons af, gezien de gesprekken en de niet-constructieve samenwerking in de afgelopen jaren, of wij überhaupt aan uw verwachtingen kunnen voldoen en kunnen komen tot een samenwerking die zonder langdurige ziektes of conflicten kan voortduren. Wij zullen ook naar onze collega's moeten luisteren en zorgdragen dat deze situatie niet als een olievlek uitspreid over de motivatie en betrokkenheid van onze collega's.
Op vrijdag 20 maart 2015 hebben [B] en [C] met u gesproken. Doel van het gesprek was om de situatie te bespreken en u een spiegel voor te houden. Op maandag 13 oktober 2014, woensdag 3 december 2014 en woensdag 21 januari 2015 heeft u ook een dergelijke gesprek gehad met voorgenoemde [B en C] . Ook tijdens deze gesprekken is getracht u een spiegel voor te houden om aan te geven dat het niet aan alle collega's en Gebroeders Pol kan liggen maar wellicht ook een beetje aan u. Ondanks dat u tijdens deze gesprekken heeft aangegeven dat u zichzelf hierin niet herkent en hieraan hard werkt, samen met een therapeut, en diverse toezeggingen van uw kant om uw gedrag aan te passen, hebben deze gesprekken nog niet het gewenste resultaat gehad.
Naar uw mening moeten uw collega's en de organisatie zich maar aanpassen. Dit gaat niet. U geeft alleen de organisatie de schuld aan alles. Dat is niet juist. Beide partijen moeten samen werken en er samen uit komen. Beide partijen moeten erbij gebaat zijn. Wij kunnen niet voor een persoon continu een uitzondering maken.
(…...)
Wij gaan ervan uit dat er nu voldoende duidelijk is voor een goede samenwerking. Wel willen wij benadrukken dat dit onze laatste poging is om tot een goede samenwerking te komen. Indien er weer een conflict ontstaat, zullen wij ons genoodzaakt zien om direct over te gaan tot stappen die leiden naar het ontbinden van de arbeidsovereenkomst.
(…..)
2.6.
De gemachtigde van [A] heeft in reactie hierop bij brief van 14 april 2015 aan Pol meegedeeld (voor zover hier van belang):
(…..)
Uiteraard wil [A] indien nodig c.q. gewenst meewerken om tot een goede samenwerking te komen, echter het is hem niet helemaal duidelijk wat er concreet van hem verwacht wordt. Een verbetertraject hieromtrent ontbreekt namelijk. Voor zover [A] bekend heeft hij twee officiële gesprekken gehad met [B] en [C] . (…..) maar nu in dit gesprek ook zijn functioneren ter sprake werd gebracht heeft hij ook kunnen aangeven wat zijn frustraties waren m.b.t. zijn werk en ook dat hij aan zichzelf werkte om beter om te kunnen gaan met die frustraties. (…..)
(…..)
[A] hoopt in ieder geval dat met dit schrijven voldoende duidelijk is gemaakt dat er geen reden voor een zogenaamde waarschuwing bestaat, laat staan van een laatste poging om tot een goede samenwerking te komen, bij gebreke waarvan de arbeidsovereenkomst ontbonden zou moeten worden.
(…..)
2.7.
Bij brief van 21 mei 2015 heeft Pol aan de gemachtigde van [A] meegedeeld (voor zover hier van belang):
(…..)
(…..) Medewerkers willen geen werkzaamheden meer uitvoeren die [A] laat liggen omdat ze niet zo leuk zijn om uit te voeren (dit is het beeld van de collega's). Daarnaast zijn ze er altemaal klaar mee dat [A] veelal voor 15:00 uur stopt met werkzaamheden omdat hij vroegtijdig op kantoor moet zijn. Bij zijn collega's komt [A] over als iemand die veel klaagt en het altijd beter weet. Hij kan altijd een excuus vinden waarom hij bepaalde werkzaamheden niet heeft kunnen uitvoeren terwijl een andere collega de werkzaamheden zonder problemen een dag later heeft uitgevoerd. [A] beroep zich dan veelal op het veilig werken. En buigt de regels naar zijn eigen goeddunken of interpreteert ze zeer halsstarrig zodat geen werk uitgevoerd kan worden. Hierdoor heeft [A] veelal een negatieve invloed op zijn collega's, en hiermee op de sfeer binnen het bedrijf.
Met [A] zijn meer gesprekken gevoerd dan de door u aangegeven twee officiële gesprekken. Deze gesprekken zijn niet allemaal officieel vastgelegd aangezien wij van mening waren dat we er onderling goed uit konden komen en dat een goed gesprek voldoende zal zijn. [A] heeft hierin ook de indruk gewekt dat alles volstrekt duidelijk was en wij konden rekenen op zijn medewerking. Aangezien we hebben moeten constateren dat dit niet het geval bleek te zijn en wij geen verandering hebben gezien, hebben wij gemeend het ditmaal een meer officieel karakter te geven en tegelijkertijd ook aan te geven dat voor ons de maat vol is. Er kan niet van een werkgever worden verwacht eindeloos door te gaan met het voeren van gesprekken als duidelijk blijkt dat de werknemer niet wil veranderen. (….) Gebroeders Pol heeft alle inspanningen verricht om tot een goede samenwerking te komen en wij vinden dat we nu wel mogen eisen dat [A] zich volledig gaat inzetten.
2.8.
De gemachtigde van [A] heeft bij brief van 1 juni 2015 aan Pol bericht (voor zover hier van belang):
(…..)
(…..) Als cliënt meent dat de werkzaamheden niet uitgevoerd kunnen worden, overlegt hij altijd met kantoor, [C] Dit betekent dat als is besloten om niets te doen, dat altijd na overleg met kantoor, dus gezamenlijk, is beslist.
Ook inzake het gestelde van de sfeer binnen het bedrijf wil cliënt het volgende niet onopgemerkt laten. Cliënt durft rustig te stellen dat de negatieve sfeer ligt aan de manier van werken op kantoor. Hierover is al eens een gesprek met de vakbond gevoerd. Naar de mening van cliënt schort het nog immer aan correcte aansturing vanuit kantoor. Verbetering is mogelijk door de werksituatie van tevoren te verkennen, juist materiaal te bestellen, opdrachtgever te bellen of er nog andere werkzaamheden, zoals bestraten, op dat moment op de werkplek plaatsvinden, etc.
Tevens wil cliënt benadrukken dat hij zich als monteur Openbare Verlichting volledig inzet voor Gebroeders Pol en ook altijd naar eer en geweten heeft gedaan. Dat iets anders wordt geïnsinueerd stuit hem tegen de borst. Hij wil ook niet dat zijn goede naam als monteur te grabbel wordt gegooid door broddelwerk te leveren en regels met voeten te treden. Immers, het gaat wel over elektriciteit en werken aan de weg en dat kan levensgevaarlijk zijn. Cliënt houdt zich dus inderdaad aan de regels en levert vakwerk. Dat is immers tot op heden bij ieder functioneringsgesprek bevestigd. Dit wordt ook nog een bekrachtigd doordat opdrachtgevers speciaal naar hem vragen omdat hij vakwerk levert.
(…..)
2.9.
Na nog drie brieven in augustus 2015 heeft Pol bij brief van 3 september 2015 aan [A] meegedeeld (voor zover hier van belang):
Vanaf vandaag, 3 september, bent u vrijgesteld van uw werkzaamheden. Reden voor uw vrijwstelling is gelegen in het voorval dat heeft plaatsgevonden op 2 september jl. aan de [locatie] .
Woensdag 2 september heeft u de opdracht gekregen om samen met [D] een mast te vervangen aan de [locatie] (…..) Om de juiste kabel te kunnen selecteren is er spanning op de [locatie] gezet. Op dat moment trekt u de schademast uit de grond en ontstaat er kortsluiting. U college, [D] was op dat moment bij [E] aan het kijken in de schakelkast. Zowel [D] als [E] hebben beide aangegeven dat er geen teken was gegeven dat de kabel vrij was en dat u de mast uit de grond kon halen. Volgens de voorschriften en de werkwijze van de BEI mag u geen mast verwijderen of ondergronds werken voordat u het teken heeft gekregen dat de mast vrij is geschakeld.
U heeft vervolgens bij [E] aangegeven dat uw fout te wijten valt aan de hoge werkdruk die aan u wordt opgelegd door Gebroeders Pol. (…..)
(…..) U bent gisteren in ernstige mate tekort geschoten. Deze incidenten zijn een gevolg van uw laakbare houding en inzet. Wij hebben gegronde reden om aan te nemen dat de kans groot is dat u nog meer schade kan aanrichten. Aangezien u daarnaast ook nog eens de schuld direct probeert toe te wijzen aan Gebroeders Pol is de vertrouwensrelatie dermate beschadigd dat wij ons genoodzaakt achten u per direct vrij te stellen van werkzaamheden. Wij kunnen u niet handhaven in risico volle werkzaamheden. Daarnaast willen wij u geen werkzaamheden laten uitvoeren bij, voor Gebroeders Pol, zeer belangrijke opdrachtgevers.
2.10.
[A] is sinds 3 september 2015 arbeidsongeschikt.

3.Het verzoek en het verweer van Pol

3.1.
Pol verzoekt de arbeidsovereenkomst met [A] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), primair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g. BW (kort gezegd: een verstoorde arbeidsverhouding) en om de transitievergoeding die Pol aan [A] verschuldigd is vast te stellen op
€ 13.823,-.
3.2.
Pol stelt dat zich sinds 2006 meerdere strubbelingen hebben voorgedaan in de relatie tussen [A] en Pol. In 2007 was er sprake van een onwerkbare situatie in de verhouding tussen [A] en [F] , [F] . In 2010 hebben partijen een mediationtraject doorlopen in verband met een conflict over de functiebenaming en de inschaling van de functie van [A] . In 2012 heeft zich dit herhaald. Vervolgens is, tijdens de hervatting van de werkzaamheden door [A] na zijn eerste arbeidsongeschiktheid, een discussie ontstaat over het ter beschikking stellen van een auto of vrachtauto aan [A] voor woon/werkverkeer. In 2015 heeft zich dit herhaald. [A] heeft zich toen gemeld bij [G] , en geëist dat hem per direct een auto ter beschikking zou worden gesteld. Nadat [G] had uitgelegd dat hij geen aanspraak had op een auto, is [A] boos weggelopen en heef hij zich ziek gemeld. [A] zoekt volgens Pol bewust de confrontatie. Verzoeken van Pol aan [A] om de vrachtwagen voller te laden zodat hij minder vaak langs kantoor hoeft te rijden zodat er efficiënter gewerkt kan worden, worden door [A] op oneigenlijke wijze uitgelegd, met als gevolg dat hij weigert langs kantoor te rijden om een collega op te pikken. Op 17 augustus 2015 heeft [A] samen met een collega een hele dag in de vrachtwagen gezeten, zonder werkzaamheden uit te voeren, omdat het regende. [A] heeft toen geen contact opgenomen met kantoor om te vragen of er andere werkzaamheden uitgevoerd konden worden. Enkel dagen later heeft [A] geweigerd een werkopdracht uit te voeren, aldus Pol. Op 2 september 2015 heeft zich een incident voorgedaan dat bij Pol de spreekwoordelijke emmer heeft doen overlopen: [A] heeft een lichtmast al uit de grond getrokken terwijl [E] nog bezig was om de stroom er af te halen. Hierdoor is een levensgevaarlijke situatie voor [E] ontstaan, aldus Pol. [A] heeft hiervoor geen verantwoordelijkheid genomen, maar de schuld afgeschoven op Pol.
3.3.
Pol stelt er geen vertrouwen meer in te hebben dat [A] als monteur de opdrachten en aanwijzingen van Pol volgens het beleid van Pol uitvoert en dat hij de goede naam van Pol hoog zal houden. [A] frustreert de pogingen van Pol om tot een betere arbeidsverhouding te komen en toont geen zelfreflectie. [A] lijkt geen inzicht te hebben in het probleem en de ernst van zijn houding en gedrag, aldus Pol. Pol stelt voorts dat er diverse gesprekken met [A] zijn gevoerd over zijn (werk)houding en de negatieve gevolgen daarvan, waarbij hem uitdrukkelijk is gewezen op de noodzaak om zijn houding te verbeteren. Deze gesprekken hebben echter niet tot verbetering geleid, aldus Pol. De tegendraadse houding van [A] bemoeilijkt de pogingen om de bestaande meningsverschillen te beëindigen. Gesprekken zijn nauwelijks nog mogelijk omdat [A] dan boos wegloopt. Van Pol kan, zo concludeert zij, niet worden gevergd de arbeidsrelatie met [A] laten voortduren nu er geen enkel zicht is op verbetering daarvan.
3.4.
Pol stelt voorts dat herplaatsing van [A] binnen haar organisatie niet mogelijk is. Zij heeft slechts één filiaal. Herplaatsing naar een andere afdeling biedt geen oplossing, gelet op het grote aantal personen waarmee de verhouding vestoord is. De verstoorde verhouding doet zich voor ten aanzien van de directie, [G] , zijn leidinggevende en ook met de helft van de monteurs.
3.5.
Pol betwist dat er sprake is van een ontslagverbod tijdens ziekte. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift was bij Pol niet bekend dat [A] arbeidsongeschikt was. Pol betwist in dat verband dat [A] zich tijdens het gesprek op 3 september 2015 met [B] ziek gemeld heeft. Achteraf is via de weekstaat gebleken dat [A] zich ziek had gemeld.

4.Het verweer van [A] en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
[A] heeft primair ten verwere aangevoerd dat er sprake is van een opzegverbod tijdens ziekte. [A] voert daartoe aan dat hij zich in het gesprek van 3 september 2015 met [B] ziek heeft gemeld. Deze ziekmelding vindt zijn oorzaak in de door [A] ervaren spanningsklachten. Gelet op deze spanningsklachten is er alle reden om het verzoek af te wijzen, aldus [A] .
4.2.
[A] erkent dat partijen een aantal malen een geschil hebben gehad, maar dat betekent niet dat er sprake zou zijn van een zodanig duurzaam verstoorde arbeidsverhouding dat voortzetting daarvan in redelijkheid niet van Pol kan worden gevergd. Het geschil met [F] dateert van 2007 en niet alleen [A] had problemen met [F] , ook de andere collega's. Met betrekking tot het geschil over het woon-werkverkeer voert [A] aan dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst in 2005 partijen mondeling overeengekomen zijn dat Pol aan [A] een auto ter beschikking zou stellen ten behoeve van woon-werkverkeer. In de periode van 2005 tot 2012 werd aan [A] daartoe een vrachtwagen ter beschikking gesteld. Omdat [A] tijdens zijn arbeidsongeschiktheidsperiode van 19 november 2012 tot 1 april 2014 tijdens de re-integratie niet mocht autorijden heeft [A] zelf voorgesteld om vanaf het station te carpoolen met collega's. [A] heeft dit steeds zelf moeten regelen. Vanaf het moment dat hij hervatte in de overeengekomen werkzaamheden als monteur heeft hij aanspraak gemaakt op de auto ten behoeve van woon-werkverkeer. Eerst nadat hij volledig was hersteld, werd aan hem opnieuw een vrachtwagen ter beschikking gesteld. In de ziekteperiode in 2015 heeft [A] wederom gebruik gemaakt van het openbaar vervoer voor woon-werkverkeer. Op 18 maart 2015 zou hij de overeengekomen werkzaamheden als monteur hervatten maar toen werd hem een auto ten behoeve van woon-werkverkeer geweigerd. Dit heeft bij [A] weer tot zodanig spanningsklachten geleid dat hij zich volledig arbeidsongeschikt moest melden.
4.3.
[A] betwist voorts dat hij zich negatief zou uitlaten over Pol tegenover collega's en opdrachtgevers. Pol heeft daarvan ook geen verklaringen overgelegd. Voorts betwist [A] de door Pol geschetste gang van zaken met betrekking tot het niet langs kantoor rijden om zo efficiënt te kunnen werken, met betrekking tot het niet werken tijdens regenval en het weigeren om werkzaamheden te verrichten.
4.4.
Met betrekking tot het incident op 2 september 2015 voert [A] aan dat hij de paal enigszins heeft aangetrokken waardoor kortsluiting is ontstaan. [E] was, als gevolg van veiligheidsvoorschriften, verplicht om van deze kortsluiting melding te maken. [A] heeft onder toezicht van [E] de ontstane kortsluiting verholpen en de voorgeschreven werkzaamheden afgemaakt. Er was geen sprake van een zodanige tekortkoming of gevaarzetting dat onmiddellijke beëindiging van de werkzaamheden bevolen werd.
4.5.
Voor het geval het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen verzoekt [A] om toekenning van een transitievergoeding van € 14.309,22 bruto en een billijke vergoeding van € 10.000,- bruto. Voorts verzoekt [A] om in dat geval Pol te verbieden zich negatief over [A] uit te laten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.3.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat de arbeidsongeschiktheid van [A] niet aan toewijzing van het verzoek in de weg staat, nu het verzoek naar het oordeel van de kantonrechter geen verband houdt met omstandigheden waarop het ontslagverbod van artikel 670 lid 1 BW betrekking heeft. Dat de verzochte ontbinding is ingegeven door de arbeidsongeschiktheid van [A] is niet gebleken. De kantonrechter acht daarbij van belang dat Pol reeds in maart 2015 heeft aangekondigd dat zij, indien partijen niet tot een goede samenwerking zouden komen, stappen zou ondernemen die zouden leiden naar een ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.4.
Pol stelt dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van Pol in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter is van oordeel dat deze grond het verzoek niet kan dragen. De kantonrechter overweegt daartoe dat uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken weliswaar blijkt dat er tussen partijen diverse geschilpunten en fricties bestaan en dat er over en weer frustraties zijn, maar zulks betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat van Pol in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [A] stelt om hem moverende redenen alles ter discussie en Pol ervaart dit als uitermate lastig, maar zulks betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de arbeidsverhouding duurzaam is verstoord. De kantonrechter overweegt voorts dat, gelijk [A] heeft aangevoerd en anders dan Pol meent, Pol onvoldoende heeft gedaan om tot een werkbare arbeidsverhouding te komen. Weliswaar hebben partijen in het verleden over de destijds bestaande geschillen tot tweemaal toe een mediationtraject gevolgd, doch zulks betekent niet dat die weg thans niet meer open zou staan met betrekking tot de huidige geschilpunten. Pol heeft getracht door middel van gesprekken tot een gedragsverandering bij [A] te komen, maar het feit dat zulks niet gelukt is, betekent niet dat op Pol geen verdere inspanningsverplichtingen rusten. Indien [A] geen inzicht heeft in de ernst van zijn houding en bedrag, zoals Pol heeft gesteld, dan is het aan Pol om die gevolgen voor [A] inzichtelijk te maken en indien zulks niet mogelijk is door [A] in gesprekken 'een spiegel voor te houden', dan ligt het op de weg van Pol als werkgever om daarvoor andere instrumenten te zoeken, zoals het inschakelen van professionele hulp voor [A] . Een en ander klemt temeer nu [A] thans is uitgevallen wegens spanningsklachten.
5.5.
Daar waar Pol heeft verwezen naar het incident van 2 september 2015 overweegt de kantonrechter dat, los van de vraag of het incident dusdanig gevaarlijk was als door Pol gesteld, er volgens Pol kennelijk sprake was van een verwijtbaar handelen van [A] . Dit is echter niet aan het verzoek ten grondslag gelegd. Dat dit handelen heeft bijgedragen aan de verstoring van de arbeidsverhouding heeft Pol naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Het incident betreft immers het functioneren van [A] als monteur. Dat het functioneren van [A] als monteur ter discussie zou staan, is van de zijde van Pol echter niet aangevoerd.
5.6.
Naast het ontbreken van een redelijke grond voor het beëindigen van de
arbeidsovereenkomst heeft Pol voorts naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat herplaatsing van [A] - overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van de Ontslagregeling - binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Hetgeen Pol daartoe heeft aangevoerd is naar het oordeel van de kantonrechter, gelet op het toetsingskader van artikel 7:669 BW, te summier. Dat de collega's [A] niet meer met hem samen willen werken heeft Pol niet aangetoond terwijl evenmin is gesteld of gebleken dat Pol zich heeft ingespannen om [A] buiten haar organisatie te herplaatsen.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Pol zal afwijzen zodat de arbeidsovereenkomst niet zal worden ontbonden.
5.8.
De proceskosten komen, als de partij die in het ongelijk wordt gesteld, voor rekening van Pol. De proceskosten tot op heden aan de zijde van [A] worden vastgesteld op
€ 600,- wegens salaris gemachtigde.
in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek
5.9.
Het door [A] ingediende voorwaardelijke tegenverzoek behoeft - nu niet aan de daaraan verbonden voorwaarde is voldaan - geen nadere bespreking.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de door Pol verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt Pol in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [A] vastgesteld op € 600,-.
Aldus gegeven te Leeuwarden en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2015 door mr. A. van der Meer, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: 471