ECLI:NL:RBNNE:2015:549

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
12 februari 2015
Zaaknummer
18.850381-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van subsidiegelden door voorzitter bewonersorganisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als voorzitter van een bewonersorganisatie gedurende een periode van ruim twee jaar verduistering heeft gepleegd van subsidiegelden. De verdachte heeft in totaal € 82.291,- verduisterd, geld dat bestemd was voor de verbetering van een achterstandswijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die de enige gemachtigde was van de bankrekeningen van de bewonersorganisatie, grote bedragen van deze rekeningen naar zijn privé-rekeningen heeft overgeboekt en contante opnamen heeft gedaan zonder toestemming van het bestuur. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen zijn visie op de zaak gegeven, maar de rechtbank oordeelde dat hij voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunten naar voren te brengen en dat er geen sprake was van een schending van het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verduistering en heeft hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte geen inzicht heeft getoond in de onjuistheid van zijn handelen en dat hij volhardde in ongeloofwaardige verklaringen. De uitspraak benadrukt het belang van goed bestuur en toezicht bij het omgaan met gemeenschapsgeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/850381-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
1 september 2014 en 29 januari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2011 tot en met 21 mei 2013, te
[pleegplaats], althans in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk een geldbedrag(en) (in totaal 82.291,- euro), (telkens) geheel of
ten dele toebehorende aan [bewonersorganisatie], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte
(telkens) anders dan door misdrijf, te weten (telkens) uit hoofde van zijn
functie als voorzitter van die [bewonersorganisatie], onder zich
had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Voorvragen

Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM nu hij geen gelegenheid heeft gekregen stukken van overtuiging toe te voegen aan het procesdossier en dat hij aldus geen eerlijk proces heeft gehad.
Standpunt van de officier van justitie
Verdachte heeft tijdens het onderzoek door de politie de gelegenheid gehad zijn visie daarop te geven. Verdachte heeft eveneens de gelegenheid gehad te reageren tijdens het onderzoek naar het wederrechtelijk verkregen voordeel. Verdachte heeft daarvan evenwel geen gebruik gemaakt. Verdachte heeft de mogelijkheid gehad tot inzage in het dossier en was in de gelegenheid stukken toe te voegen aan het dossier. Het verzoek van verdachte tot het horen van een getuige bij de rechter-commissaris is toegewezen. Bovendien is de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 1 september 2014 aangehouden in het belang van verdachte. Van enige schending van het EVRM is dan ook geen sprake.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte voldoende in de gelegenheid is gesteld om tijdens het strafrechtelijk en financieel onderzoek door de politie zijn visie in te brengen. Een afschrift van het dossier is aan de raadsman van verdachte verstrekt. Verdachte heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad kennis te nemen van het dossier en daaraan schriftelijke stukken toe te voegen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de behandeling ter terechtzitting van 1 september 2014 gedurende een periode van 5 maanden is aangehouden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [secretaris], waarin verslag wordt gedaan van een gesprek met verdachte. Verdachte heeft in dat gesprek aangegeven dat hij een bedrag van € 75.000,- van de [bewonersorganisatie] voor eigen doeleinden heeft gebruikt. De aangifte wordt ondersteund door de getuigenverklaring die is afgelegd door [getuige 1]. Daarnaast wordt de aangifte van [secretaris] bevestigd door de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3]. De aangifte en de getuigenverklaringen zijn betrouwbaar en overtuigend te noemen.
Voorts is onderzoek gedaan naar de rekeningen van de [bewonersorganisatie], de [bankrekening 1] en de [bankrekening 2]. Van deze rekeningen zijn grote bedragen overgeboekt naar de privérekening van verdachte. Daarnaast wijst de officier van justitie op de pintransacties door verdachte vanaf de [bankrekening 2] van [bewonersorganisatie] die niet in de administratie zijn verantwoord. Verder zijn er door verdachte privé betalingen verricht vanaf deze rekening. Bedragen bestemd voor de bewonersvereniging zijn nimmer voor dit doel aangewend. De bedragen die naar de privérekeningen van verdachte zijn overgeboekt zijn niet gestaafd met administratie. Verdachte had geen toestemming van het bestuur van [bewonersorganisatie] om het geld van [bewonersorganisatie] voor privé doeleinden te gebruiken. In totaal heeft verdachte een bedrag verduisterd van € 82.291,-.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar betalingen heeft verricht met contant geld, maar dat uit het ontbreken van de boekhouding niet voortvloeit dat sprake is van een wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte was niet verantwoordelijk voor het ontbreken van de boekhouding nu hij niet de penningmeester was. Verdachte was niet de enige bestuurder van de [bewonersorganisatie]. De overboekingen van de rekeningen van [bewonersorganisatie] naar privérekeningen van verdachte is op zichzelf niet voldoende voor de conclusie dat sprake is van een wederrechtelijke toe-eigening. Deze overboekingen waren in overeenstemming met de afspraken die verdachte met het bestuur van [bewonersorganisatie] had gemaakt. Het doel van de overboekingen was dat zo min mogelijk contante opnamen zouden plaatsvinden, zodat alles giraal traceerbaar zou zijn. De in het overzicht opgenomen uitgaven door verdachte zijn gedaan met toestemming van het bestuur. Er is niet gebleken dat er openstaande vorderingen niet zijn voldaan en dat er schuldeisers zijn.
Bij de overboekingen naar de privé-rekeningen is een duidelijke omschrijving gegeven van het doel waarvoor deze zijn betaald. Hoewel er voor de posten geen bonnen zijn overgelegd, betekent dat niet dat het geld is verduisterd. Met uitzondering van [naam], bestaat er derhalve geen onduidelijkheid over de overboekingen naar de [bankrekening 1] van verdachte. Daardoor kan een bedrag van € 5.690,42 van de berekening worden afgetrokken.
Ook de overboekingen naar de [bankrekening 2] zijn grotendeels te herleiden naar doelen bestemd voor de bewonersvereniging. De boekingen van 23-06-12, 18-11-2012, 20-11-12 zijn slecht traceerbaar, maar leveren daarmee nog geen verduistering op. De overboekingen naar de rekening die eindigt op 646 zijn evenmin als verduistering aan te merken.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat indien de rechtbank tot een veroordeling komt het wederrechtelijk verkregen voordeel maximaal € 46.632,- bedraagt. De overige opnamen in de vorm van pintransacties zijn gedaan ten behoeve van [bewonersorganisatie]. Ook de benzinekosten en de telefoonkosten zijn gemaakt voor [bewonersorganisatie]. Van de kosten die verdachte bij [bedrijf 1] en [bedrijf 2] heeft gemaakt is aannemelijk dat deze zijn gemaakt voor [bewonersorganisatie]. De kosten op de luchthaven zijn in overleg met [secretaris] uitgegeven en verrekend met de telefoonkosten waar verdachte recht op had.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
De door verdachte op de terechtzitting van 29 januari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende
Ik was voorzitter van de [bewonersorganisatie] te [pleegplaats] van 29 maart 2011 tot mei 2013. Ik was de enige gemachtigde van het [bankrekening 2] nummer van [bewonersorganisatie] met nummer [rekeningnummer 1]. Van het [bankrekening 1] [rekeningnummer 2] was ik gemachtigde samen met [persoon].
Een proces-verbaal aangifte d.d. 22 mei 2013, opgenomen op p. 250 e.v. in Dossier OFFANGE, proces-verbaal met nummer (PLO1KG 2013050286) 01GHR13030 d.d. 21 november 2013, van Politie Eenheid Noord-Nederland, district [pleegplaats], inhoudende de verklaring van [secretaris]
Ik doe aangifte mede namens de benadeelde [bewonersorganisatie]. Ik doe aangifte van verduistering van een bedrag van mogelijk 75.000 euro. Ik ben secretaris van [bewonersorganisatie], en ben gemachtigd om namens de bewonersorganisatie aangifte te doen. [verdachte] vertelde mij mij dat het geld van de [bewonersorganisatie] allemaal weg was. [verdachte] zei dat hij 75.000 euro voor eigen doeleinden had gebruikt, zonder medeweten van het bestuur van de [bewonersorganisatie].
De bankrekeningen die door de [bewonersorganisatie] worden gebruikt zijn:
- [bank 1] rekening nummer [rekeningnummer 2]
- [bank 2] rekening nummer [rekeningnummer 1]
Ik heb samen met de nieuwe penningmeester contact gehad met de juridisch medewerker van de [bank 1]. Geen van ons heeft toegang tot de rekening gegevens van de [bewonersorganisatie]. Alleen [verdachte] zou hier toegang toe hebben.
Een proces-verbaal verhoor aangever d.d. 24 mei 2013, opgenomen op p. 253 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [secretaris]
Ik ben secretaris van [bewonersorganisatie]. Het bestuur bestaat uit zes personen.
[bewonersorganisatie] doet dingen in overleg met de gemeente die de [wijk 1] en de [wijk 2] aangaan. Wij krijgen van de gemeente Groningen subsidie; ongeveer 12000 euro per jaar. Daarnaast krijgt de [wijk 2] extra geld van de gemeente en woningbouwverenigingen omdat het een aandachtswijk is. Dit kan een bedrag zijn tussen de 50.000 euro en 100.000 euro per jaar. Wij fungeren als een soort bank van de gemeente om deze projecten te betalen. De voorzitter [verdachte] van [bewonersorganisatie] was de enige gemachtigde van de rekening op de [bank 2]. En hij beheerde de rekening. Op zaterdag 18 mei 2013 omstreeks 11.00 uur was ik op het kantoor van [verdachte] op de [laan]. Toen ik binnen kwam zag ik dat het niet goed ging met [verdachte]. Ik hoorde dat hij zei dat hij 75000 euro van [bewonersorganisatie] had en niet kon terugbetalen.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 29 mei 2013, opgenomen op p. 321 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1]
Ik kreeg in het weekend van Pinksteren een sms van [verdachte] of ik zo spoedig mogelijk contact met hem kon opnemen. Deze sms had hij verstuurd op 18 mei 2013 11.39 uur. Ik ben toen naar hem toe gereden. [secretaris] van het bestuur van [bewonersorganisatie] was daar ook aanwezig. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij een grote fout had gemaakt. [secretaris] vroeg op een gegeven ogenblik aan [verdachte] of het met het geld van de [bewonersorganisatie] te maken had. Ik hoorde dat [verdachte] zei " ja" Ik hoorde dat [secretaris] vroeg "om hoeveel geld gaat het dan totaal? [verdachte] zei dat het om 75.000,- euro ging.
Een SMS-bericht d.d. 18 mei 2013, opgenomen op p. 327 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende een SMS-bericht van [verdachte]
Van:+[telefoonnummer 1]
Verzonden: 18 mei 2013 11:39
Hi [getuige 1] zou je kunnen zo snel mogelijk met mij contact opnemen?
SMS
Aan: [telefoonnummer]
Verzonden: 18 mei 2013 12:01
Was net uit bed, rij nu jouw kant op.
Tot zo.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 3 juni 2013, opgenomen op p. 380 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon]
Ik ben bestuurslid van de bewonersraad van [wijk 2] voor de wijkkrant. [verdachte] heeft vanaf het begin dat hij kwam de penningmeestertaken op zich genomen. Hij heeft dit continu gedaan.
[verdachte] vroeg aan mij of ik mee wilde om die [bankrekening 1] op naam te zetten. Ik heb alleen getekend om het op papier goed te krijgen. Er moesten twee mensen gemachtigd moesten zijn voor die rekening. Ik heb me verder nergens mee bemoeid.Ik had geen inlogcodes van die rekening.
Als bestuur hebben we geen toestemming gegeven aan [verdachte] om het geld voor [bewonersorganisatie] voor andere doeleinden te gebruiken dan de projecten die daar voor bestemd waren.
Een geschrift, te weten een inzage uittreksel KvK- nummer [nummer], opgenomen op p. 141 van voornoemd dossier
Daaruit blijkt het volgende:
[Adviesbureau] is een eenmanszaak, gestart op 05-12-2011 (datum registratie: 05-12-2011), gevestigd aan de [straat] te [pleegplaats]. De eigenaar is [verdachte], geboren op [geboortedatum].
Rapport 01GHR13030 FIN-001 berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex art. 36e als los document opgenomen in voornoemd dossier
[verdachte] beschikt over meerdere bankrekeningnummers:
Bank rekeningnummer betreft tenaamstelling
[bank 1] Betaalrekening [verdachte]
[bank 2] directrekening [verdachte].
[bank 3] Bankrekening [verdachte].
Voor deze rekeningnummers is [verdachte] enige gemachtigde.
ONDERZOEK BANKAFSCHRIFTEN BEWONERSVERENIGING
Er zijn bankafschriften opgevraagd van drie bankrekeningen op naam van de bewonersvereniging. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat deze rekeningen gebruikt zijn voor de vermeende verduistering.
TABEL 1 BANK
REKENINGNUMMER
BETREFT
TENAAMSTELLING
[bank 3]
[rekeningnummer 3]
Zakelijk sparen
[bewonersorganisatie]
[bank 1]
[rekeningnummer 2]
Zakelijke rekening
[bewonersorganisatie]
[bank 2]
[rekeningnummer 1]
Rabo Verenigingspakket
[bewonersorganisatie]
[bank 1] [rekeningnummer 2] ([bewonersorganisatie])
Voor dit rekeningnummer is [verdachte] de enige gemachtigde ([pasnummer]) van 10 juni 2011 tot 7 juni 2013.
[bank 2] [rekeningnummer 1] ([bewonersorganisatie])
[verdachte] is, sinds 4 april 2011, als enige gemachtigd. De rekening is door [bank 2] omschreven als [verenigingspakket]'.
SAMENVATTING ALLE ONDERZOCHTE BANKREKENINGEN
In totaal zijn de volgende bedragen van de twee bankrekeningen ten name van de [bewonersorganisatie] overgeboekt naar de drie privérekeningen van verdachte
[verdachte]:
[bank 2]
[bankrekening 2]
[verdachte]
€ 40.849,35
[bank 1]
[bankrekening 1]
[verdachte]
€ 5.690,42
[bank 3]
[bankrekening 3]
[verdachte]
€ 26.484,13
€ 73.023,90 totaal
CONTANTE OPNAMEN BEWONERSVERENIGING
Vastgesteld is dat er vanaf het [bank 2] bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] van de bewonersvereniging gedurende de onderzoeksperiode in totaal de volgende contante opnamen zijn verricht ten bedrage van € 15.254,-
Deze opnamen zijn niet gestaafd met opnamebewijzen dan wel facturen en zijn niet teruggestort. Deze bedragen zijn niet verantwoord in de beschikbare administratie van de bewonersvereniging.
totaal: € 15.254 -
Er zijn terugboekingen van in totaal € 11.450,00, zodat er netto ontvangen is door verdachte
€ 73.023,90
€ 15.254 +
€ 11.450 -
totaal
€ 76.827,90
OVERIGE BETALINGEN OP REKENING BEWONERSVERENIGING
Naast de overboekingen naar privé, de daarop plaatsgevonden terugboekingen en de hiervoor beschreven kasopnamen zijn er van [rekeningnummer 1] verscheidene betalingen verricht die ook niet gestaafd konden worden met bonnen en facturen. Bovendien zijn het betalingen geweest waarvoor door het bestuur geen toestemming is gegeven en niet annex zijn met de werkzaamheden van bewonersvereniging (bijvoorbeeld hotelkosten, benzinekosten, ICentre en Mediamarkt). Deze betalingen zijn niet in de administratie verantwoord.
In totaal : € 5.463,69
Het totaal door de [verdachte] vermoedelijk verduisterd bedrag bedraagt op basis van het vorenstaande:
Begunstigde/omschrijving Bedrag:
[bankrekening 2] t.n.v. [verdachte]
€ 40.849,35
[bankrekening 3] t.n.v. [verdachte]
€ 26.484,13
[bankrekening 1] t.n.v. [Adviesbureau]
€ 5.690,42
contante opname
€ 15.254,00
terugstorting [verdachte]
- € 11.450,00
Uitgaven luchthaven
€ 277,40
benzinekosten
€ 776,08
Makro
€ 675,72
[bedrijf 2] office
€ 1.086,91
Hotelkosten
€ 423,70
Media markt
€ 1.429,98
I Centre
€ 793,90
Totaal € 82.291,-
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte was voorzitter van de [bewonersorganisatie] te [pleegplaats] van 29 maart 2011 tot mei 2013. [bewonersorganisatie] ontving subsidie van de gemeente Groningen voor een bedrag van ongeveer € 12.000,- euro per jaar. [bewonersorganisatie] kreeg als aandachtswijk daarnaast extra geld van de gemeente en woningbouwverenigingen tussen de 50.000 euro en 100.000 euro per jaar. Het was de bedoeling dat [bewonersorganisatie] dit geld zou aanwenden voor de financiering van projecten ten behoeve van de [wijk 2]. De subsidies werden gestort op de bankrekeningen van de [bewonersorganisatie]. Dit was van de [bank 1] het bankrekening nummer [rekeningnummer 2] en van de [bank 2] het bankrekening nummer [rekeningnummer 1]. Verdachte was de enige gemachtigde van de bankrekening van de [bank 2]. Van het [rekeningnummer 2] was verdachte gemachtigde samen met [persoon], maar uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte feitelijk degene was die alle financiële handelingen verrichtte en dat [persoon] geen toegang had tot de rekening. Verdachte heeft van de twee bankrekeningen van de [bewonersorganisatie] bedragen overgeboekt naar zijn privé bankrekeningen. Deze overboekingen zijn niet onderbouwd met facturen dan wel bonnen. Verdachte heeft zonder medeweten van de overige bestuursleden overboekingen naar zijn privé bankrekeningen gedaan. Daarnaast heeft verdachte een groot aantal contante opnamen verricht van de [bankrekening 2] van [bewonersorganisatie]. Deze contante opnamen zijn evenmin gestaafd met opnamebewijzen dan wel facturen. Verdachte heeft dit eveneens zonder medeweten van de overige bestuursleden gedaan. De bedragen zijn voorts niet verantwoord in de administratie van [bewonersorganisatie]. Voorts zijn er vanaf de bankrekening van de [bank 2] ten name van [bewonersorganisatie] diverse betalingen verricht die niet gestaafd konden worden met bonnen en facturen. Verdachte had ook hiervoor geen toestemming van het bestuur. De betalingen zijn in de administratie niet verantwoord. De stelling van verdachte dat het geld ten gunste van [wijk 2] is aangewend, is niet onderbouwd met stukken noch anderszins aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte het geld van de [bewonersorganisatie] dat hij rechtmatig onder zich had, door middel van de overboekingen, contante opnamen en betalingen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 29 maart 2011 tot en met 21 mei 2013, te [pleegplaats],
meerdere malen, (telkens) opzettelijk geldbedragen, in totaal 82.291,- euro,
toebehorende aan [bewonersorganisatie],
welke geldbedragen verdachte (telkens) anders dan door misdrijf,
te weten (telkens) uit hoofde van zijn functie als voorzitter van
die [bewonersorganisatie], onder zich had,
(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
Verduistering
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast oplegging van bijzondere voorwaarden gevorderd in de vorm van een meldplicht, een ambulante behandeling voor de gokverslaving van verdachte indien en zolang de reclassering zulks nodig acht en de medewerking van verdachte aan het stellen van een diagnose en eventuele hulpverlening bij het AFPN of een soortgelijke instelling, indien en zolang de reclassering dat nodig acht. De reclassering dient te worden belast met het toezicht op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan verduistering van een bedrag van in totaal € 82.291,- van [bewonersorganisatie]. Verdachte was voorzitter van [bewonersorganisatie]. De [bewonersorganisatie] ontving van de gemeente Groningen en woningbouwverenigingen subsidiegeld, dat was bestemd voor verbetering van de [wijk 2], een achterstandswijk. Verdachte was er als voorzitter van de [bewonersorganisatie] mede verantwoordelijk voor dat dit geld op de juiste plekken terecht kwam en voor de juiste doeleinden zou worden aangewend. Verdachte had
- als enige gemachtigde - toegang tot het geld dat op de bankrekeningen van [bewonersorganisatie] werd gestort. Verdachte heeft van deze bevoegdheid misbruik gemaakt door grote bedragen van de bankrekeningen van [bewonersorganisatie] naar zijn eigen bankrekeningen over te maken, contant geld op te nemen en betalingen te doen voor privé doeleinden. Door aldus te handelen heeft verdachte het door de bewoners van de [wijk 2] en de gemeente Groningen in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Dit is des te kwalijker nu het hier gaat om gemeenschapsgeld dat was bestemd voor de verbetering van een achterstandswijk.
Ter terechtzitting heeft verdachte geen inzicht getoond in de onjuistheid van zijn handelwijze en heeft hij volhard in zijn ongeloofwaardige verklaringen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, hier te lande niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Ondanks het feit dat in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 tot 9 maanden geïndiceerd is voor een fraudedelict waarbij het benadelingsbedrag ligt tussen de € 70.000,- en € 125.000,-, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Daarbij neemt de rechtbank met name in aanmerking dat verdachte een first offender is. Voorts acht de rechtbank van belang - zonder afbreuk te willen doen aan het verwerpelijke van verdachtes handelen - dat de schade wellicht beperkt was gebleven indien de gemeente en de woningbouwcorporaties hun toezichthoudende rol beter hadden uitgeoefend.
Oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf brengt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking en maakt anderzijds de strafoplegging dienstbaar aan het voorkomen van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de volgende straf. De rechtbank acht oplegging van een taakstraf van 240 uren passend en geboden. Daarnaast komt de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, gepast voor, met het oog op het voorkomen van herhaling. Daarbij zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht oplegging daarvan niet zinvol, nu verdachte geen enkele opening van zaken heeft gegeven omtrent zijn persoonlijke omstandigheden en elke vorm van (gokverslavings-) problematiek ontkent.
Nu geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd, kan worden volstaan met een proeftijd van twee jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarde:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door F. de Jong, voorzitter, F.J. Agema en Th. A. Wiersma, rechters, bijgestaan door mr. T.J. de Wind, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2015.