ECLI:NL:RBNNE:2015:5492

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
18.730066-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verstrekken van GHB en amfetamine en schuld aan verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben en meermalen verstrekken van GHB en amfetamine, alsook van schuld aan een verkeersongeval waarbij zwaar lichamelijk letsel aan een ander is toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 januari 2014 en 3 maart 2015 in de gemeente Dongeradeel, in Nederland, opzettelijk GHB en amfetamine heeft bereid, bewerkt, verkocht en verstrekt. Daarnaast heeft de verdachte op 13 juli 2013, terwijl hij onder invloed van verdovende middelen verkeerde, een verkeersongeval veroorzaakt op de Rijksweg A32, waarbij twee inzittenden van een ander voertuig zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden en een rijontzegging van twaalf maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot veroordeling en oplegging van straf toegewezen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730066-15
ter berechting gevoegd parketnummer 18/730058-15
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/133428-15
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 17/233964-12, 18/730435-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 oktober 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 3 maart 2015, te [pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2] en/of te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Dongeradeel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur/4-hydroxyboterzuur (GHB), en/of (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde gammahydroxyboterzuur/4-hydroxyboterzuur en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 13 juli 2013, te of bij [pleegplaats 4] , (in elk geval) in de gemeente Heerenveen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten
een personenauto, daarmee rijdende over de Rijksweg A32 gaande in de richting van [pleegplaats 4] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer of aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof (amfetamine en/of
GHB en/of cannabinoïden), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan, al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof, de rijvaardigheid kon verminderen en/of dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
met dat, door verdachte bestuurde, motorrijtuig, rijdende met een te hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, een voor hem op de rijbaan van die weg rijdende auto ter linkerzijde is gaan inhalen en na die inhaalmanoeuvre het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (scherp) naar rechts heeft gestuurd en daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met een aldaar voor hem op die weg rijdend motorrijtuig (een bedrijfsauto) dat reed met een (aanmerkelijk) lagere snelheid dan hij, verdachte, waardoor in elk geval mede waardoor hij, verdachte, met dat door hem
bestuurde motorrijtuig is opgebotst of aangereden tegen die voor hem rijdende bedrijfsauto,
ten gevolge waarvan in elk geval mede ten gevolge waarvan die voor hem, verdachte, rijdende bedrijfsauto in een slip is geraakt en/of (vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal over de kop is geslagen,
waardoor een inzittende van dit motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een oogkasfractuur en/of een ribfractuur en/of een wond aan de lip en/of een wond aan de enkel en/of diverse schaafwonden, in elk geval zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
waardoor de bestuurder van dit motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 2] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten kneuzingen en/of ontvellingen aan het hoofd, in elk geval zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 13 juli 2013, te of bij [pleegplaats 4] , in elk geval in de gemeente Heerenveen, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten 2,3 mg/l amfetamine en/of 20 mg/l GHB en/of 0.0022 mg/l THC (cannabinoïden)en/of 0,026 mg/l THC-COOH (cannabinoïden), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
B.
hij op of omstreeks 13 juli 2013, te of bij [pleegplaats 4] , (in elk geval) in de gemeente Heerenveen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten
een personenauto, daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A32, gaande in de richting van [pleegplaats 4] , met dat, door verdachte bestuurde, motorrijtuig, rijdende met een te hoge snelheid, in elk geval met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse, een voor hem op de rijbaan van die weg rijdende auto ter linkerzijde is gaan inhalen en na die inhaalmanoeuvre het door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (scherp) naar rechts heeft gestuurd en daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met een aldaar voor hem op die weg rijdend motorrijtuig (een bedrijfsauto) dat reed met een aanmerkelijk lagere snelheid dan hij, verdachte, waardoor in elk geval mede waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig is opgebotst of aangereden tegen die voor hem rijdende bedrijfsauto, ten gevolge waarvan in elk geval mede ten gevolge waarvan die voor hem, verdachte, rijdende bedrijfsauto in een slip is geraakt en/of (vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal over de kop is geslagen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, in elk geval kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, in elk geval kon worden gehinderd;
parketnummer 18/133428-15:
hij op of omstreeks 22 oktober 2014 te [pleegplaats 4] opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 68 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde gamma-hydroxyboterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2. primair en het onder parketnummer 18/133428-15
ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf van veertien maanden;
- oplegging van de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twaalf maanden;
- tenuitvoerlegging van de op 15 mei 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van een maand en de op 2 december 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden.

Beoordeling van het bewijs

Feit 1
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij kort gezegd aangevoerd dat een aantal getuigenverklaringen onbetrouwbaar is en dat sprake was van een te kleine kring van afnemers om van verstrekken te kunnen spreken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Door [getuige 1] is verklaard dat hij in januari en februari van 2015 speed en GHB heeft ontvangen van verdachte. [getuige 2] heeft eveneens verklaard dat verdachte hem speed en GHB verstrekte en wel in de maanden november en december 2014. Beide getuigen hebben aangegeven dat zij niet voor de drugs hoefden te betalen. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen reden om aan genoemde verklaringen te twijfelen. Daarbij betrekt zij mede de omstandigheid dat de betreffende personen niet alleen verdachte maar ook zichzelf met hun verklaring hebben belast. De rechtbank acht op grond van de getuigenverklaringen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tussen 1 november 2014 en 3 maart 2015 meermalen GHB en amfetamine heeft verstrekt.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 september 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik word soms [bijnaam verdachte] genoemd.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2015043170, gesloten op 7 april 2015, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015043580-54, d.d. 10 maart 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1] :
Ik heb van de speed die [bijnaam verdachte] meenam wel gesnoven. Dit heeft plaatsgevonden van januari tot 16 februari 2015. Dit was in de woning van [persoon 1] in [pleegplaats 3] . De GHB die ik van [bijnaam verdachte] gebruikte had de uitwerking die ik ervan verwachtte. Ik heb voor de verdovende middelen die ik van [bijnaam verdachte] gebruikte nooit betaald.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2015043580-45, d.d. 27 februari 2015 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2] :
Ik heb wel GHB en speed van [bijnaam verdachte] gekregen. Ik bracht hem dan ergens naar toe en in ruil kreeg ik GHB en speed. Dit vond plaats in de laatste twee maanden van vorig jaar.
Feit 2
De rechtbank past bij de beoordeling van het primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 september 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed op 13 juli 2013 in mijn auto over de Rijksweg A32 te [pleegplaats 4] . Ik heb daar een aanrijding gehad.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02DH-2013076169-1, gesloten op 10 september 2013, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02FW-2013076169-5, d.d. 14 juli 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3] :
Op 13 juli 2013 reed ik over de Rijksweg A32. Voor het verkeersplein [pleegplaats 4] werd ik ingehaald door een VW Golf. Daarna zag ik dat die Golf slingerde op de linkerrijstrook. Even later zag ik dat die Golf met de rechtervoorzijde tegen de linkerachterflank van een op de rechterrijstrook rijdende VW bus botste. Ik zag dat die VW bus twee tot drie keer in de lengte over de kop sloeg.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH-2013076169-10 d.d. 27 juli 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 13 juli 2013 reed ik als bestuurder van mijn VW bus over de A32. Ik reed met een snelheid van 90 tot 95 km per uur. Bij mij in de auto zaten [persoon 2] en [persoon 3] . Ik reed op de rechterrijstrook. Ik zag in de linkerbuitenspiegel een rode personenauto ons van achteren naderen. Ik zag dat die auto snel reed. De auto botste toen tegen de linkerhoek achter van mijn VW bus. Het gevolg van die aanrijding was dat mijn auto begon te rollen. Hij sloeg twee of drie keren over de kop. Ik raakte even buiten bewustzijn.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH-2013076169-3, d.d. 25 augustus 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 13 juli 2013 bleek dat [verdachte] als bestuurder van een Volkswagen Golf betrokken was bij een verkeersongeval op de A32 te [pleegplaats 4] . Met toestemming van verdachte heeft [arts 1] de verdachte bloed afgenomen. Ik heb het bloedmonster voorzien van het nummer TAAJ1169NL.
2.4.
een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2013.07.17.043, d.d. 6 augustus 2013 opgemaakt door I.J. Bosman, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een extract van het bloed (TAAJ1169NL) is geanalyseerd.
In het bloed van [verdachte] is een hoge concentratie amfetamine gemeten.
In het bloed van [verdachte] is een concentratie van GHB gemeten waarbij doorgaans lichte duizeligheid en sufheid kunnen optreden.
Op grond van de concentraties van amfetamine en GHB kan worden geconcludeerd dat de rijvaardigheid waarschijnlijk negatief beïnvloed was.
2.5.
een ambtsedig proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, nummer 13.07.13.21.20.2265, d.d. 25 augustus 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten:
Op de Rijksweg A32 heeft op 13 juli 2013 een verkeersongeval plaatsgevonden. Het ongeval is vrijwel zeker te wijten geweest aan een gedraging van de bestuurder van de Volkswagen Golf. Hij botste met het door hem bestuurde voertuig tegen de achterzijde van de Volkswagen Transporter. Gelet op de door de botsing ontstane schade aan de voertuigen moet de bestuurder van de Golf met een hogere snelheid hebben gereden dan de bestuurder van de Transporter.
2.6.
een geneeskundige verklaring, op 10 februari 2015 opgemaakt en ondertekend door [arts 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1] , onderzocht op 13 juli 2013. Waargenomen letsel:
- barstwond lip
- diverse schaafwonden
- wond enkel met glasscherf erin
- breuk oogkas rechts
- breuk 10e rib
Geschatte genezingsduur: maanden.
2.7.
een schriftelijk stuk, te weten een brief, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De hersteloperatie aan mijn lip heeft plaatsgevonden in februari 2014 in het Martiniziekenhuis in Groningen. Groet, [slachtoffer 1] .
Feit onder parketnummer 18/133428-15
De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2014125095-21,
d.d. 5 januari 2015, inhoudende de verklaring van verbalisant.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen is verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. primair en het onder parketnummer 18/133428-15 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2014 tot en met 3 maart 2015. in Nederland. meermalen telkens opzettelijk heeft verstrekt hoeveelheden van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur/4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde gammahydroxyboterzuur/4-hydroxyboterzuur en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 13 juli 2013, te [pleegplaats 4] in de gemeente Heerenveen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, daarmee rijdende over de Rijksweg A32, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en
onoplettend, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een amfetamine en
GHB, waarvan hij redelijkerwijs moest weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon verminderen en dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht,
met dat, door verdachte bestuurde, motorrijtuig, een voor hem op de rijbaan van die weg rijdende auto is gaan inhalen en na die inhaalmanoeuvre het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig naar rechts heeft gestuurd en daarbij onvoldoende rekening heeft gehouden met een aldaar voor hem op die weg rijdend motorrijtuig, een bedrijfsauto, dat reed met een lagere snelheid dan hij, verdachte, waardoor hij, verdachte, met dat door hem bestuurde motorrijtuig is opgebotst tegen die voor hem rijdende bedrijfsauto, ten gevolge waarvan die voor hem rijdende bedrijfsauto in een slip is geraakt en vervolgens meermalen over de kop is geslagen, waardoor een inzittende van dit motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een oogkasfractuur, een ribfractuur, een wond aan de lip, een wond aan de enkel en diverse schaafwonden, terwijl verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 18/133428-15:
hij op 22 oktober 2014 te [pleegplaats 4] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 68 gram van een materiaal bevattende gamma-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde gamma-hydroxyboterzuur (GHB), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel van deze wet;
parketnummer 18/133428-15: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door Reclassering Nederland d.d. 4 juni 2015 opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en het meermalen verstrekken van harddrugs. GHB en amfetamine zijn gevaarlijke, sterk verslavende en ontregelende middelen die niet zelden leiden tot het afglijden in het maatschappelijk leven van gebruikers ervan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij deze middelen voorhanden had en aan anderen heeft verstrekt.
Verdachte draagt voorts schuld aan een verkeersongeval waarbij aan een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij onder invloed van verdovende middelen zijn auto is gaan besturen. Dat het ongeval dat heeft plaatsgevonden niet nog ernstiger gevolgen heeft gehad, is niet verdachtes verdienste.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten de oplegging van een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf betrekt de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten. Voor het gedurende een periode van meerdere maanden verstrekken van harddrugs bedraagt het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van acht maanden. Het oriëntatiepunt voor schuld aan een verkeersongeval terwijl men onder invloed verkeert, is een gevangenisstraf van drie maanden en een rijontzegging van twee jaren.
Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank mee dat eerder voor zowel drugs- als verkeersdelicten is veroordeeld. De rechtbank acht enigszins strafverminderend dat verdachte kennelijk geen winstoogmerk heeft gehad met het verstrekken van de drugs. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Verder zal de rechtbank verdachte voor het onder 2. primair bewezen verklaarde feit een onvoorwaardelijke rijontzegging opleggen. In afwijking van de oriëntatiepunten stelt de rechtbank de duur van deze ontzegging, mede gelet op het tijdsverloop sinds het feit, vast op twaalf maanden.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 mei 2013 gewezen door de politierechter in deze rechtbank, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 mei 2013.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 2 december 2013 gewezen door de meervoudige strafkamer in deze rechtbank, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 17 december 2013.
De officier van justitie heeft bij vorderingen d.d. 16 september 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van deze beide straffen.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de voornoemde proeftijden. Nu de veroordeelde de in beide vonnissen gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij die vonnissen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht,
de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1., 2. primair en het onder parketnummer 18/133428-15 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 2. primair voorts:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder
begrepen - voor de tijd van twaalf maanden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/233964-12:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 15 mei 2013, te weten:
Een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/730435-13 :
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Leeuwarden d.d. 2 december 2013, te weten:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2015.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Vlietstra
locatie Leeuwarden,
Huizenga