ECLI:NL:RBNNE:2015:55

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 januari 2015
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
C-17-131966 HA ZA 14-29
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht van nietigheid van schenking en gezag van gewijsde

In deze zaak vorderen eisers, [A] en [C], een verklaring voor recht dat de schenking van de koopsom van de onverdeelde helft van de woning door hun erflaters aan [E] nietig is. De rechtbank heeft eerder, in een vonnis van 26 juni 2013, de verkoop en levering van de woning door [E] als gevolmachtigde van de erflaters aan zichzelf nietig verklaard. De eisers stellen dat de schenking, die in een akte van 9 april 2006 is vastgelegd, elke rechtsgrond ontbeert. De rechtbank oordeelt dat de schenking niet nietig of vernietigbaar is, omdat in de eerdere procedure reeds is geoordeeld over de rechtsvraag of de schenking nietig was. De rechtbank wijst de vordering van [A] en [C] af op basis van het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis. De rechtbank concludeert dat de eisers als de in het ongelijk gestelde partij moeten worden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: C/17/131966 HA ZA 14-29
vonnis d.d. 7 januari 2015
inzake

1.[A]

wonende te [woonplaats],
1.a.
[B] q.q.,
wonende te [woonplaats],
2.
[C],
wonende te [woonplaats],
2.a.
[D] q.q.,
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. E.W. Franken,
tegen
[E],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C. van der Slikke te Groningen.
Partijen zullen hierna [A] en [C] (eisers sub 1a en 2a zijn daarbij de testamentair bewindvoerders) enerzijds en [E] anderzijds genoemd worden.

1.Procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juni 2014
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 7 november 2014
- het faxbericht van mr. Franken van 19 november 2014 houdende op- en aanmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie.
- de brief van 15 december 2014 van mr. Sikkema, houdende een reactie op het faxbericht van mr. Franken van 19 november 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In deze procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1.
Eiser sub 1a (hierna: [B]) en [E] zijn de twee zoons van wijlen het echtpaar (hierna: erflaters) [F] en [G]. [A] en [C] zijn kleinzoons van erflaters en de zoons van [B] en [D].
2.2.
Bij - mutatis mutandis - gelijkluidende testamenten van 29 januari 2003 hebben erflaters hun zoon [B] onterfd met aanwijzing van hun kleinzoons [A] en [C] tot erfgenaam bij plaatsvervulling. Naast [A] en [C] is [E] erfgenaam van erflaters.
2.3.
Op 22 december 2004 hebben erflaters ieder voor zich aan [E] een algemene volmacht verstrekt.
2.4.
Bij - mutatis mutandis - gelijkluidende aanvullende testamenten van 19 januari 2005 hebben erflaters [E] benoemd tot executeur testamentair.
2.5.
[E] heeft op 16 maart 2006 onder gebruikmaking van de algemene volmacht van 22 december 2014 de onverdeelde helft in de woning van erflaters aan de [adres] (hierna: de woning) aan zichzelf verkocht en doen leveren. In deze akte is vermeld dat de koopsom is voldaan.
2.6.
In een onderhandse, door erflaters en [E] ondertekende akte van 9 april 2006 is onder meer het volgende vermeld:
SCHENKING
[…]
1. de heer
[F][…]
2. mevrouw
[G][…]
hierna samen te noemen: "schenker",
3. de heer
[E][…]
hierna te noemen: "begiftigde",
verklaren:
door schenker is aan begiftigde op zestien maart tweeduizend zes geschonken een bedrag groot
zeven en negentig duizend vijf honderd euro (€ 97.500,00),
zulks middel directe kwijtschelding van de tegenprestatie welke de begiftigde verschuldigd is voor het op zestien maart tweeduizend zes aan hem geleverde onverdeelde helft in het perceel [kadastrale gegevens][…].
[…]
de begiftigde heeft voormelde schenking onder de daarbij gemaakte bedingen aanvaard.
2.7.
[G] is overleden op [datum].
[F] is overleden op [datum].
2.8.
In een tussen [A] en [C] jegens [E] aanhangig gemaakte procedure bij deze rechtbank, hebben zij - kort gezegd en voor zover hier van belang - nietigverklaring, althans vernietiging van de verkoop en levering door erflaters aan [E] van de onverdeelde helft in de eigendom van de woning gevorderd, alsmede van de door erflaters aan [E] gedane schenking van de koopsom ter zake. In het eindvonnis van 26 juni 2013 heeft deze rechtbank de verkoop en de levering van de onverdeelde helft van de woning op 16 maart 2006 door [E] als gevolmachtigde van erflaters aan zichzelf nietig verklaard. Het anders of meer gevorderd is afgewezen. Wat betreft de gevorderde (maar afgewezen) nietigverklaring/vernietiging van de door erflaters aan [E] gedane schenking van de koopsom is het volgende overwogen:
[…]
De schenking van de koopsom van de onverdeelde helft van de woning
9. De schenkingsakte d.d. 9 april 2006 betreffende de schenking van de koopsom van de onverdeelde helft van de woning door erflaters aan [E] is - wat daar verder ook van zij - naast [E] ondertekend door erflaters zelf, zodat bezwaarlijk kan worden gesteld, zoals [A] en [C] doen, dat [E] ten aanzien van de schenking die hieruit voortvloeit is opgetreden als gevolmachtigde van erflaters enerzijds en als hun wederpartij anderzijds en dat in verband daarmee sprake is van een verboden "Selbsteintritt" (omdat voorbij zou zijn gegaan aan het in artikel 3:68 BW bepaalde).
9.1.
Voor zover [A] en [C] hebben beoogd te stellen dat de schenkingsovereenkomst nietig is omdat erflaters destijds onvoldoende in staat waren hun wil te bepalen, is dit door [E] gemotiveerd weersproken, terwijl [A] en [C] hun beweringen in deze naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt. Hun bewijsaanbod zal dan ook worden gepasseerd.
9.2.
De vordering om de schenking van de koopsom van de onverdeelde helft van de woning door erflaters aan [E] nietig te verklaren althans te vernietigen zal dan ook als onvoldoende gemotiveerd worden afgewezen.
[…]
Tegen het vonnis van 26 juni 2013 is geen rechtsmiddel aangewend en dit is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan.

3.De vordering

3.1.
De vordering van eisers strekt ertoe, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gelet op:
a. a) de rechterlijke vernietiging bij vonnis van 26 juni 2013 van de koopovereenkomst/levering met betrekking tot de woning aan de [adres], alsmede
b) de notariële verklaring dat de koopsom is voldaan, alsmede
c) dat op generlei wijze aannemelijk en geloofwaardig is gemaakt, dat de erflaters/grootouders van [A] en [C] los van de - vernietigde - koop en levering een schenking ten gunste van [E] hebben willen en kunnen doen ten bedrage van EUR 97.500,00, verklaart voor recht dat de schenking als bedoeld in de schenkingsakte van 9 april 2006 elke rechtsgrond ontbeert en dientengevolge nietig is, met veroordeling van [E] in de kosten van het geding.
3.2.
[E] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
Verzoek aanpassing proces-verbaal van comparitie
4.1.1.
Bij faxbericht van 19 november 2014 heeft mr. Franken (namens [A] en [C]) verzocht om aanpassing van het proces-verbaal.
4.1.2.
Allereerst heeft mr. Franken een opmerking gemaakt naar aanleiding van de in het proces-verbaal van comparitie opgenomen verklaring van mr. Sikkema dat [E] de legitieme portie graag wil uitkeringen aan zijn brief maar dat daarvoor vijf personen akkoord moeten geven en dat zij dat niet willen. Mr. Franken heeft opgemerkt dat hem bekend is dat de legitimaris deze uitkering in april 2014 heeft ontvangen. Weliswaar heeft mr. Sikkema bij brief van 15 december 2014 erkend dat inmiddels is gebleken dat de uitkering is gedaan - en dat haar cliënt daar niet van op de hoogte was gesteld - maar de rechtbank ziet hierin onvoldoende aanleiding om tot aanpassing van het proces-verbaal over te gaan. Niet gebleken is immers dat sprake is van een kennelijke verschrijving of vergissing.
Mr. Sikkema heeft immers - zoals mr. Franken ook niet betwist - daadwerkelijk ter gelegenheid van de comparitie verklaard, zoals in het proces-verbaal is opgenomen.
4.1.3.
Mr. Franken heeft voorts bij faxbericht van 19 november 2014 een verduidelijking gegeven op zijn in het proces-verbaal in alinea 7 neergelegde verklaring. Ook in zoverre is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een kennelijke verschrijving of vergissing, zodat een aanpassing van het proces-verbaal achterwege zal worden gelaten. De opmerking van mr. Franken dat zijn verklaring, dat in het vonnis van de rechtbank - het vonnis van 26 juni 2013 - is geoordeeld dat geen sprake is van selbsteintritt, uitsluitend betrekking heeft op het schenkingsdeel, is naar het oordeel van de rechtbank - ook in de huidige formulering van het proces-verbaal in de context van het door partijen gevoerde debat - evident.
4.1.4.
Mr. Franken heeft voorts aanpassing van het proces-verbaal verzocht ten aanzien van zijn eigen verklaring, alinea 4, 6e regel van onderen. In plaats van het jaar 2002, dient te worden gelezen "na 2005". Voorts dient zijn verklaring, 8e alinea volgens mr. Franken aldus te worden aangevuld, dat de zin "Het staat daarom niet vast wat de wens van de erflaters is geweest" dient te worden aangevuld met de woorden "ten tijde van de kooptransactie in maart 2006". Mr. Sikkema heeft in zoverre geen bezwaar gemaakt tegen aanpassing van het proces-verbaal. Het proces-verbaal dient dan ook in die zin te worden gelezen.
4.1.5.
Opgemerkt wordt nog dat, zelfs als de door mr. Franken voorgestelde en niet overgenomen aanpassingen zouden worden verricht, zulks niet tot een ander dan onderstaand oordeel zou hebben geleid.
4.2.
De vordering van [A] en [C] strekt tot het geven van een verklaring van recht dat de schenking, bedoeld in de schenkingsakte van 9 april 2006, elke rechtsgrond ontbeert en dientengevolge nietig is.
4.3.
Het meest verstrekkende verweer van [E] betreft het beroep op het gezag van gewijsde van het vonnis van deze rechtbank van 26 juni 2013.
4.4.
Artikel 236 lid 1 Rv bepaalt dat beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht hebben. De ratio van dit artikel is dat het ongewenst is dat een eenmaal beslecht geschilpunt in een volgende procedure opnieuw ter discussie wordt gesteld. Wanneer een partij zich niet in een beslissing kan vinden dient zij hoger beroep aan te tekenen. Wanneer zij dat niet doet, krijgt de beslissing gezag van gewijsde. Met "beslissing" wordt niet alleen het dictum van het eerdere vonnis bedoeld maar ook de dragende overwegingen daarvan.
4.5.
Onder rechtsbetrekking in geschil is te verstaan de rechtsvraag waarover de rechter in verband met de vordering of het verzoek heeft te oordelen. De rechtsvraag waarover de rechter had te oordelen in verband met de vordering in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 26 juni 2013, betrof de vraag of de onderhavige schenking, bedoeld in de schenkingsakte van 9 april 2006 al dan niet nietig/vernietigbaar was. Ook in de onderhavige procedure betreft de rechtsvraag waarover de rechtbank thans te oordelen heeft of de hiervoor bedoelde schenking al dan niet nietig is. Het verweer van [E] dat in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 26 juni 2013 enkel de rechtsvraag was of ter zake van de schenking al dan niet sprake was van "selbsteintritt" zal worden verworpen. Door [A] en [C] is in die procedure immers nietigverklaring/vernietiging van de schenking gevorderd en niet (slechts) een verklaring van recht dat sprake is van "selbsteintritt" (met daaraan eventueel verbonden een nietigverklaring/vernietiging). Door [A] en [C] is - gelet op rechtsoverweging 9.1. van het vonnis van 26 juni 2013 - ook niet alleen "selbsteintritt" aan hun vordering ten grondslag gelegd, maar ook (afgezien van de aan [E] door de erflaters verstrekte volmacht) de omstandigheid dat erflaters destijds bij de ondertekening van de schenkingsakte van 9 april 2006 onvoldoende in staat waren om hun wil te bepalen.
4.6.
Nu in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 26 juni 2013 reeds tussen de onderhavige partijen ([A], [C] en [E]) de rechtsbetrekking met betrekking tot de schenking aldus is vastgesteld, dat de schenking, bedoeld in de schenkingsakte van 9 april 2006 niet nietig/vernietigbaar is, stuit de vordering in de onderhavige procedure af op het gezag van gewijsde van het vonnis van 26 juni 2013.
Voor zover [A] en [C] in de onderhavige procedure andere gronden aan hun vordering ten grondslag hebben willen leggen dan in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 26 juni 2013, doet dit aan het gezag van gewijsde niet af omdat deze gebaseerd zijn op hetzelfde feitencomplex.
4.7.
[A] en [C] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [E] worden vastgesteld op:
- griffierecht EUR 274,00
- salaris voor de advocaat EUR
904,00(2 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.178,00.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [A] en [C] in de kosten van het geding, aan de zijde van [E] vastgesteld op EUR 1.178,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M. Sanna, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 januari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
82.