ECLI:NL:RBNNE:2015:5738

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
11 december 2015
Zaaknummer
C19/112560/KG RK 15-305
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid in civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is op 3 december 2015 een wrakingsverzoek behandeld van verzoeker [A], vertegenwoordigd door advocaat mr. M.G.J. Smit. Verzoeker heeft de rechter, mr. A.S. Venema-Dietvorst, gewraakt omdat hij meent dat de vraagstelling van de rechter partijdig was. Tijdens de zitting op 20 november 2015 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek ingediend, maar mr. Venema heeft laten weten niet te berusten in dit verzoek. De wrakingskamer heeft op 27 november 2015 het verzoek behandeld.

Verzoeker heeft zijn standpunt toegelicht en gesteld dat de rechter al een oordeel had gevormd voordat zij kennisnam van de producties, wat volgens hem wijst op vooringenomenheid. Mr. Venema heeft in haar schriftelijke toelichting betwist dat haar vraagstelling partijdig was en heeft uitgelegd dat zij verzoeker vragen stelde naar aanleiding van zijn vordering uit onrechtmatige daad.

De wrakingskamer heeft de relevante juridische normen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking wordt afgewezen, en de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Meervoudige kamer
Locatie Assen
zaaknummer / rekestnummer: C/19/112560 / KG RK 15-305
Beschikking van 3 december 2015
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. M.G.J. Smit te Rotterdam,

1.De procedure

1.1.
Ter gelegenheid van de zitting van 20 november 2015 heeft verzoeker mr. A.S. Venema-Dietvorst, rechter in deze rechtbank, locatie Assen, gewraakt in een aanhangig geschil waarin verzoeker als partij is betrokken. Van het verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt. Mr. Venema heeft per e-mail laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.2.
Hierop is een wrakingskamer geformeerd. Op 27 november 2015 is het verzoek ter zitting behandeld door de wrakingskamer.
1.3.
Ter zitting heeft verzoeker het wrakingsverzoek toegelicht. Mr. Venema heeft haar standpunt schriftelijk toegelicht en is niet ter zitting verschenen. De heer [B] , die betrokken is in bovenvermelde procedure, is in de gelegenheid gesteld ter zitting aanwezig te zijn. De heer [B] heeft daarvan geen gebruik gemaakt. zoals ook blijkt uit de brief van zijn advocaat, mr. S.G. Rissik, d.d. 26 november 2015.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Uit het proces-verbaal d.d. 20 november 2015 blijkt de volgende wrakingsgrond:
"De rechter wordt gewraakt op subjectieve gronden. [A] vindt de manier van vraagstelling van de rechter partijdig."
2.2.
Ter zitting heeft verzoeker naar voren gebracht, dat de in het proces-verbaal genoemde grond geen reden is geweest voor de wraking. Hij stelt thans dat hij de rechter vooringenomen vindt. De producties zijn pas een dag voor de zitting opgevraagd en naar de rechtbank gefaxt. Het oordeel van de rechter was al gevormd, voordat ze kennis heeft genomen van de producties. Zij heeft tijdens de zitting aangegeven, dat de vordering niet toewijsbaar zou zijn. Daar baseert verzoeker zijn vrees voor vooringenomenheid op. Mr. Smit heeft daarnaast nog opgemerkt, dat de wederpartij na afloop van de comparitie veel langer in de zittingzaal heeft gezeten met de rechter.

3.Het standpunt van mr. Venema (samengevat)

3.1.
Mr. Venema heeft in haar brief toegelicht hoe de gang van zaken ter zitting is geweest. Zij heeft verzoeker vragen gesteld naar aanleiding van zijn vordering uit onrechtmatige daad en hem uitgelegd waaraan een dergelijke vordering moet voldoen om toegewezen te kunnen worden. Zij betwist dat haar manier van vraagstelling partijdig zou zijn geweest, dat zij blijk heeft gegeven van vooringenomenheid of dat haar handelwijze de objectieve schijn van partijdigheid heeft opgewekt.

4.De beoordeling

4.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
4.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3.
De wrakingskamer constateert, dat de in het proces-verbaal door de advocaat van verzoeker genoemde wrakingsgrond - de manier van vraagstelling - kennelijk niet de reden is geweest voor de wraking. Ter zitting is - na een schorsing tijdens de zitting - als reden genoemd dat de rechter haar oordeel al gevormd had voordat zij kennis had genomen van de producties en ter zitting al heeft aangegeven, dat de vordering niet toewijsbaar zou zijn. De wrakingskamer is van oordeel, dat hiermee niet is voldaan aan het vereiste van art. 37 lid 3 Rv, inhoudende dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Laatstgenoemde reden is daarnaast onvoldoende onderbouwd.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het bovendien gebruikelijk en passend bij de regiefunctie van de rechter is, om ter comparitie een voorlopig oordeel te geven. De rechter heeft in haar schriftelijke standpunt ook aangegeven, dat zij verzoeker heeft uitgelegd wat er nodig is om een vordering uit smaad toegewezen te krijgen en hem voorgehouden dat er nog zaken lijken te ontbreken in het dossier. Dit soort zaken is naar het oordeel van de wrakingskamer juist onderwerp van gesprek op een comparitie.
Op de laatste opmerking van verzoeker, dat de wederpartij langer in de zittingzaal bleef zitten, heeft de rechter niet kunnen reageren, zodat de wrakingskamer, wat er ook van deze opmerking zij, hier niet verder op in zal gaan.
4.4.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Venema jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.5.
Het verzoek tot wraking wordt afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
1. wijst het verzoek af,
2. bepaalt dat de hoofdzaak (met zaaknummer 109557 HA ZA 15-63) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking, bevond,
3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. A. Venema en mr. S.G. Rissik.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. van Weringh, mr. J.S. Bartstra en
mr. O.J. Bosker in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015, en ondertekend door
mr. Van Weringh en de griffier.