In deze zaak vorderde de vennootschap onder firma [de v.o.f.] schadevergoeding van [gedaagde], die op 14 maart 2014 op staande voet was ontslagen wegens verduistering van kassagelden. [gedaagde] had van 20 oktober 1998 tot 14 maart 2014 als verkoopster gewerkt en erkende de verduistering. De vennootschap stelde dat [gedaagde] gedurende meerdere jaren geld had verduisterd en vorderde een schadevergoeding van € 44.870,65, die later werd verlaagd naar € 27.619,20. [gedaagde] betwistte de hoogte van de vordering en stelde dat zij pas vanaf oktober 2013 geld had verduisterd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] zich vanaf 2008 schuldig had gemaakt aan verduistering en dat de vennootschap schade had geleden. De kantonrechter schatte de schade op € 20.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 april 2014. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.768,77 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.