Bewijsmotivering
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- een aangifte van [persoon 1] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 17 oktober 2014 was ik, verbalisant, belast met de surveillancedienst 68.27 in het bewakingsgebied Borger-Odoorn. Ik, verbalisant, deed samen dienst met collega [persoon 2]. Ik, verbalisant, deed dienst in uniform en bestuurde ons opvallend dienstvoertuig. Om 04.15 uur reden wij op de Buinerweg te Exloo komende uit de richting Buinen, gaande in de richting van Exloo. Ik zag dat vanuit de richting Valthe, rijdend op de Valtherweg een witte bestelbus linksaf de Hoofdstraat richting Exloo op draaide. Ik zag dat voornoemde bestelbus met redelijke snelheid afsloeg en op korte afstand werd gevolgd door een donkergekleurde personenauto. Ik reed in de richting van de N34, maar zag de voertuigen niet meer. Buiten Exloo zag ik beide voertuigen de N34 op rijden richting Borger. De snelheid op de N34 liep op in de richting van 140 km/h. De witte bestelbus werd nog steeds op korte afstand gevolgd door de donkergekleurde personenauto. Ik zag dat de personenauto een Renault Laguna met het [kenteken 1] betrof. Ik liep in op de Renault, maar de afstand tot de witte bestelbus werd steeds groter. Ik heb de Renault Laguna ingehaald teneinde de witte bestelbus te achterhalen. Ik zag dat uiteindelijk de afstand verminderde en het kenteken van de witte bestelbus betrof [kenteken 2]. [persoon 2] zei dat hij het kenteken van de Laguna had nagetrokken. Deze kwam voor bij meerdere verdachte situaties. Ik heb de witte bestelbus ingehaald en via het transparant het sein ‘volgen’ gegeven, zodat ik bij de afrit Gasselte de bestuurder aan kon spreken op diens rijgedrag. Ik zag dat de witte bestelbus vaart minderde en geen aanstalten maakte om rechtsaf de afrit op te rijden. Ik ben half op de rijbaan, half op de afrit gaan rijden en heb vaart geminderd, om de bestuurder duidelijk te maken om rechts de afrit op te rijden. Ik zag dat de witte bestelbus zijn richtingaanwijzer naar rechts uitdeed en de afrit op reed. Ik zag dat de witte bestelbus kort voor de splitsing van de afrit met de rijbaan, een beweging naar links maakte om rechtdoor op de N34 zijn weg te vervolgen.
Ik heb ons voertuig door de berm gestuurd om weer op de N34 voor de witte bestelbus terecht te komen. Terwijl ik dit deed werden wij en de witte bestelbus ingehaald door de Renault Laguna. Wij reden in de richting van Gieten. De witte bestelbus ging op de linkerbaan rijden om ons in te halen. Ik heb de snelheid verhoogd om de bestelbus voor te blijven. De Renault Laguna keerde vervolgens voor ons op de rijbaan en vervolgde zijn weg in tegengestelde richting. De witte bestelbus reed nog steeds schuin achter ons. De Renault Laguna kwam ons op onze rijbaan tegemoet rijden. Ik dacht dat de Renault ons zou gaan rammen. Ik heb vervolgens met kracht geremd en heb ons voertuig in de berm gestuurd teneinde te proberen de Renault Laguna te ontwijken. Ik zag de koplampen van de Renault Laguna in de richting van de berm meedraaien. Ik dacht dat de Renault Laguna met snelheid mijn zijde van ons dienstvoertuig zou gaan rammen. Ik heb vervolgens met enkele stuurbewegingen de Renault Laguna kunnen ontwijken waarna ik via de berm onze weg op de N34 in de richting van Gieten kon vervolgen.
Ik zag dat de witte bestelbus nog voor ons op de N34 in de richting van Gieten reed. Ik zag dat de witte bestelbus op de rotonde in Gieten de afslag richting Zuidlaren nam. Ik ben de witte bestelbus gevolgd. Ik zag dat een voertuig ons met hoge snelheid achteropkwam. Ik zag dat het voertuig een beweging naar links maakte om ons in te halen. Ik keek naar mijn linkerzijde en zag dat het de Renault Laguna betrof. Ik zag dat de Renault Laguna op het moment dat het voertuig naast ons reed, een beweging naar rechts maakte. Ik moest met kracht remmen teneinde niet door de Renault Laguna van de rijbaan geduwd te worden, om een aanrijding te voorkomen.
Ik zag dat er inmiddels meerdere blauwe zwaailampen zich achter ons dienstvoertuig bevonden. Ik zag dat de witte bestelbus op korte afstand werd gevolg door de Renault Laguna. Ik ben beide voertuigen gevolgd in de richting van Groningen. Ik zag dat beide voertuigen vanaf de N34 op de A28 richting Groningen invoegden. Ik zag dat de Renault Laguna stuurbewegingen maakte naar links en naar rechts teneinde ons de doorgang op de rijbaan te versperren. Ik zag dat de afstand tussen ons voertuig en de witte bestelbus steeds groter werd. Ik heb een stuurbeweging naar links gemaakt om de Renault Laguna aan de linkerzijde in te halen. Ik zag dat de Renault Laguna, ten tijde dat ons dienstvoertuig zich naast de Renault Laguna bevond, een stuurbeweging naar links maakte en ons in de richting van de middenberm wilde drukken. Ik zag dat voornoemde middenberm bestond uit betonblokken. Ik zag dat er meerdere voertuigen achter ons dienstvoertuig bevonden. Ik schatte in dat wanneer ik een noodstop zou maken, om niet door de Renault Laguna in de betonnen midden geleider te worden geduwd, de voertuigen achter mij waarschijnlijk niet hun voertuig op tijd tot stilstand konden brengen waardoor een kop staart aanrijding zou gaan plaatsvinden. Ik ben vervolgens rechtdoor gereden, heb de snelheid verhoogd en de Laguna ingehaald. Ik zag dat de rechterbuitenspiegel van ons dienstvoertuig geraakt werd door de Renault Laguna en naar binnen klapte. Ik zag dat de bestuurder een petje droeg. Ik kon onze weg vervolgen richting de witte bestelbus. Ik zag dat de Renault Laguna steeds dichter op ons voertuig kwam rijden. Ik dacht dat de Renault Laguna ons voertuig van achteren zou gaan rammen. Ik zag dat hij ons weer wilde gaan inhalen. Ik heb gezien de voorgaande situaties vaart geminderd en heb beide voertuigen op gepaste afstand gevolgd.
- een aangifte van [persoon 2] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 17 oktober 2014, omstreeks 04.15 uur, bevonden wij verbalisanten [persoon 2] en [persoon 1] ons op de Buinerweg te Exloo. Wij reden in een opvallend politievoertuig, gekleed in herkenbaar politie-uniform. Wij waren ingemeld met het roepnummer 68.27, wij waren belast met de noodhulp in het gebied Exloo. Verbalisant [persoon 1] bestuurde het voertuig en ik, verbalisant [persoon 2] was bijrijder. Op een gegeven moment zag ik dat de witte bus eerst voldeed aan de aanwijzing, maar toen wij het puntstuk voorbij gereden waren, zag ik dat de witte bus de N34 weer op reed. Wij reden via de berm de N34 weer op, wij kwamen hierdoor naast de witte bus te rijden. De Renault Laguna was de witte bus en ons inmiddels gepasseerd. Ik zag dat de Renault Laguna verderop op de N34 naar rechts stuurde, de berm in. Ik zag vervolgens dat de Renault Laguna keerde op de autoweg en in tegenovergestelde richting op ons af kwam rijden. Ik zag dat de witte bus links van ons reed, op de linker baan van de N34. Ik zag de Renault Laguna naderen vanuit de voorzijde. Ik zag dat de Renault Laguna recht op ons af reed. Ik zag dat de Renault Laguna met hoge snelheid ons voertuig naderde. Bij mij bestond de overtuiging dat de bestuurder van de Renault Laguna opzettelijk een frontale botsing wilde veroorzaken om ons te doen stoppen. Ik zag dat de Renault ons tot op een paar meter genaderd was. Verbalisant [persoon 1] remde hard en stuurde ons voertuig de berm in, aan de rechterzijde van de N34. Ik zag dat de Renault Laguna met hoge snelheid rakelings langs ons voertuig reed, tussen de bus en ons voertuig door.
We vervolgden onze weg en bleven de witte bus volgen. Vanuit achter ons zag ik koplampen naderen, terwijl wij de witte bus volgden. Ter hoogte van Zuidlaren zag ik dat de Renault Laguna naast ons voertuig kwam rijden, met zijn voorwiel, ter hoogte van het achterwiel van ons voertuig. Bij mij bestond de overtuiging dat de bestuurder van de Renault Laguna ons voertuig opzettelijk wilde rammen met zijn voertuig. [persoon 1] stuurde ons voertuig naar rechts en remde, waardoor de Renault Laguna ons inhaalde.
We naderden de oprit naar de A28 in de richting van Groningen. Ik zag dat de Renault Laguna vervolgens meerdere pogingen deed om ons af te remmen door zelf te remmen. Nadat wij de A28 waren op gereden, zag ik dat de Renault Laguna afremde en aan de rechterzijde naast ons voertuig kwam rijden. Het linker achterwiel van de Renault Laguna bevond zich ter hoogte van het rechter voorwiel van ons voertuig. Ik zag dat de Renault Laguna naar links stuurde. Ik zag dat aan de linkerzijde van ons politievoertuig een wegscheiding was van betonblokken. Bij mij bestond de overtuiging dat de bestuurder van de Renault Laguna ons voertuig opzettelijk klem wilde rijden tussen de betonblokken en zijn voertuig. Wij reden op dat moment met hoge snelheid, minimaal honderdtwintig kilometer per uur. Verbalisant [persoon 1] gaf een stoot gas, waardoor wij ten opzichte van de Renault Laguna deze inhaalden aan de linker zijde. Hierbij zag ik dat de Renault Laguna zo dicht bij ons voertuig kwam dat deze de rechter buitenspiegel raakte. Ik zag dat de rechter buitenspiegel dubbel klapte, waarna wij voorbij de Renault Laguna reden. Tijdens het inhalen aan de linkerzijde zag ik dat ons voertuig rakelings langs de betonnen wegafscheiding reed.
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [persoon 2] d.d. 20 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: (p. 30)
Tijdens de achtervolging, heb ik de verdachte welke de bestuurder van de Renault Laguna was tijdens de achtervolging, meerdere malen, voor een langere duur, zijn rechterhand naast zijn rechter oor zien houden. Bij mij wekte dit sterk de indruk dat de verdachte aan het bellen was tijdens de autorit.
- een verklaring van [verdachte] ter terechtzitting d.d. 3 februari 2015, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik was de bijrijder van de bestelbus. Het klopt dat ik een Iphone voorhanden had. Het was mijn telefoon, de Iphone. Ik ben degene die telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 2] tijdens het rijden. Het was hectisch. Ik zat alleen met de [medeverdachte 1] in de bestelbus.
- een verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
De politie ging ons inhalen en tussen de bus en mij inrijden. Ik kreeg geen stopteken. De zwaailichten van de politie gingen aan. Ik heb gas gegeven, het ging allemaal sneller. Ik reed wel 160 kilometer per uur, de bus en de politie voor mij. Ik ben bij de afrit er voorbij gegaan. Ik ben omgekeerd. Ik zag de twee auto’s aankomen en een knipperde met groot licht. Ik dacht dat het de politie was en ben op de andere weghelft gaan rijden. Ik reed 100 à 120 km per uur denk ik. Ik denk dat er dan wel een ongeluk was gebeurd als ik tegen die auto was aangebotst. Dan waren er wellicht doden gevallen. Ik ben weer omgekeerd en erachteraan gegaan.
- een verklaring van [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Toen we op de terugweg naar Groningen reden, haalde de politie mij in en gaf vijf minuten later de bus een stopteken. Toen ben ik er voorbij gegaan en toen kreeg ik een telefoontje dat ik om moest draaien. Dat heb ik toen gedaan. En toen ik omgedraaid was en terug reed zag ik die twee auto’s op de weg rijden en op afstand kon ik niet zien welke auto waar reed. Ik heb toen de keuze gemaakt om op de verkeerde weghelft te rijden. Toen bleek dat daar de politieauto reed. Daar ben ik tussendoor gekomen en toen kreeg ik weer een telefoontje dat ik weer om moest draaien. Toen ben ik weer om gedraaid en richting Groningen gereden. Dit duurde ongeveer 5 minuten dat ik weer bij ze was. En toen kreeg ik telefoon dat ik de politie moest rammen. Dat wilde ik eigenlijk helemaal niet. Ik was bang, wist niet wat ik moest doen. Op de snelweg heb ik ze ingehaald en toen ben ik er zeg maar voor gaan rijden, dat ze er niet langs konden. Ze zaten met hun voorkant bij mijn achterkant, dat had ik niet in de gaten, dus raakte ik ze met de spiegels. De politie auto zat er al zover naast, vandaar. Toen is de politie voor mij gaan rijden en wilde ik ze weer inhalen maar toen blokkeerden ze mij en toen heb ik teruggeschakeld en heb ze via de vluchtstrook ingehaald. Toen ben ik voor ze gaan rijden en ben gaan slingeren dat ze er niet voorbij konden komen.
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] d.d. 20 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Tijdens het onderzoek Gillet zijn telefoongesprekken afgeluisterd die zijn gevoerd via het mobiele [telefoonnummer 1]. Dit nummer is in gebruik bij [medeverdachte 2]. De uitgewerkte gesprekken met sessienummer 906 tot en met 919 zijn ten behoeve van het onderzoek FRUA ter beschikking gesteld.
- een uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 2] (NN man) en [telefoonnummer 1] ([medeverdachte 2]) d.d. 17 oktober 2014, 04.30.20 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] wordt gebeld door NN man
J: jo is skowtoe (fon) man
NN man: skowtoe (fon)
J: ja
NN man: ja .. ja skowtoe (fon)
NN man op achtergrond: waar
NN man: achter ons hey begin je afstand te nemen en hou ze op afstand broes (fon) schiet op gas
J: ze zitten vol gas achter jullie
NN man: jaa zorg jij nou maar dat je afstand neemt
J: ja is cool ja ik ga afstand:
NN man: hey schiet op jo schiet op
- een uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 2] (NN man) en [telefoonnummer 1] ([medeverdachte 2]) d.d. 17 oktober 2014, 04.31.04 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] wordt gebeld door NN man
J: jo
NN man: oooh hey luister
J: ja
NN man: ja kom die auto knallen voor ons nu
J: vol gas voor jullie aan
NN man: ja kom voor ons knallen nu
J: okee ik kom eraan
Op achtergrond wordt gesproken: gas ga gas doorrijden doorrijden doorrijden nu nu nu nu nu nu nu
NN Man: [medeverdachte 2] kom ze knallen
Achtergrond: wordt iets gezegd klinkt als ai
- een uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 2] (NN man) en [telefoonnummer 1] ([medeverdachte 2]) d.d. 17 oktober 2014, 04.33.06 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] wordt gebeld door NN man
J: jo
NN man: he knal die skowtoe (fon) nu [medeverdachte 2] ik maak alles met je goed rij hem nu aan snel draai auto en knallen
J: wat moet ik doen moet ik knallen
NN man: ja nu met die auto gewoon tegen die auto aan snel
J: wat moet ik doen als ze verder gaan
NN man: ja knal op die auto met de auto schiet op
J: oke is cool ik hoop dat het me lukt man
- een uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 2] (NN man) en [telefoonnummer 1] ([medeverdachte 2]) d.d. 17 oktober 2014, 04.37.60 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] wordt gebeld door NN man:
J: jo
NN man: he waar ben je dan ben je achter ons ja he
J: ja ik ben achter jullie
NN man: oke doe je ding ja doe je ding
J: ja ik ga mijn best doe ja
NN man: ja ga daarnaast rijden wij moeten iets langzamer
NN man op achtergrond: hij moet ach ach achterwiel aanraken dan spint ie
NN man: achterwiel aanraken dan spint ie doe wat je moet doen
J: ja ik ga mijn ding doen ja
NN man: ja wij rijden langzaam kom gewoon ervoor en kan ze gewoon dat ze niet verder kunnen oke
J: ik laat ze anders wel achterin mij klappen
NN man: oke is goed jo
- een uitwerking van een opgenomen telefoongesprek tussen [telefoonnummer 2] (NN man) en [telefoonnummer 1] [medeverdachte 2]) d.d. 17 oktober 2014, 04.39.28 uur, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 2] wordt gebeld door NN man:
J: jo versterking is er al man
NN man: wat ja doe wat dan jonge knal ze rij ze blokkeer ze man
J: ja ik wil niet gepakt worden kerel
NN man: maakt niet uit broer ik regel dat met jou hou ze nou maar tegen ‘aben’ (fon) laten we wegrennen laten deze bus achter met die wierie (fon) desnoods
J: ja beter doe dat ik knal hem ook door
NN man: ja nee luister zorg blokkeer hun ga voor hun en blokkeer ze dat ze er niet langs kunnen nu
J: ja
NN man: je hoeft ze niet tegen te houden maar ga gewoon ervoor en schud heen en weer zodat ze er niet langs kunnen schiet op schiet op
J: jo is goed is goed niet meer bellen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het telefoonnummer eindigend op …[telefoonnummer 2] bij hem in gebruik was.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
In de nacht van 17 oktober 2014 rijdt op de N34 in de richting van Zuidlaren een Renault Laguna met als bestuurder [medeverdachte 2], achter een witte bestelbus met daarin [medeverdachte 1], de bestuurder, en [verdachte], de bijrijder. Beide voertuigen rijden met verhoogde snelheid, tot 140 kilometer per uur, kort achter elkaar. Verbalisanten [persoon 1] en [persoon 2] rijden in een opvallende politieauto en zijn die nacht belast met surveillance en noodhulpdienst. Ze zien beide voertuigen rijden en willen de bestuurder van de bestelbus aanspreken op zijn rijgedrag. Ze halen de Renault Laguna in en even later halen zij de witte bestelbus in, die zij een volgteken geven. Ze rijden de afrit op. De bestelbus volgt in eerste instantie, maar bij het scheiden van de afrit van de autoweg volgt de bestelbus niet en rijdt verder op de N34. [persoon 1] stuurt de politieauto door de berm de N34 op om weer voor de bestelbus te gaan rijden. De bestelbus en de politieauto worden op dat moment ingehaald door de Renault Laguna. De witte bestelbus probeert de politieauto in te halen, waarna de politieauto zijn snelheid verhoogt. De bestelbus en de politieauto rijden naast elkaar. Vanuit de bestelbus geeft [verdachte] telefonisch aan [medeverdachte 2] de opdracht om de Renault Laguna te draaien en op de politie te knallen. [medeverdachte 2] heeft volgens [persoon 1] gedurende de achtervolging voor langere tijd zijn rechterhand bij zijn oor, hetgeen de indruk wekte dat hij telefoneerde. [medeverdachte 2] keert de Renault Laguna verderop op de weg en rijdt in tegenovergestelde richting op de twee voertuigen af. De Renault Laguna gaat op de linker, voor hem verkeerde, weghelft rijden. [medeverdachte 2] komt daarbij in tegenovergestelde richting recht op de politieauto af. Volgens zijn verklaring met een snelheid van tussen de 80 en 120 km per uur. [persoon 1] remt krachtig, wijkt uit en stuurt de politieauto naar de berm, waardoor een frontale aanrijding wordt voorkomen. [medeverdachte 2] draait de Renault Laguna en rijdt vervolgens met hoge snelheid achter de politieauto en de bestelbus aan. Voorbij de rotonde bij Gieten, rijdt hij weer achter de politieauto. Tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] is wederom telefonisch contact. [verdachte] en [medeverdachte 1] zeggen dat [medeverdachte 2] de politieauto moet raken aan de achterkant, want dan spint de auto. [medeverdachte 2] rijdt met Renault Laguna naast de politieauto en maakt de genoemde stuurbeweging naar rechts. [persoon 1] ziet de Renault Laguna een stuurbeweging in zijn richting maken en remt krachtig af, waardoor hij een aanrijding kan voorkomen. Nadat de drie voertuigen zijn ingevoegd op de A28 in de richting van Groningen, rijdt de bestelbus voorop. De Renault Laguna rijdt daarachter. De politieauto van [persoon 1] en [persoon 2] rijdt achter de Renault Laguna. Achter de politieauto rijden andere politieauto’s ter versterking. [persoon 1] probeert om aan de linkerzijde de Renault Laguna in te halen. Op het moment dat de politieauto naast de Renault Laguna rijdt, maakt [medeverdachte 2] met de Renault Laguna een stuurbeweging naar links en probeert de politieauto in de middenberm te duwen. De middenberm bestaat uit betonblokken. [persoon 1] voorkomt dat hij tegen de betonblokken botst door gas te geven en de Renault Laguna in te halen. Daarbij raakt de rechterspiegel van de politieauto de Renault Laguna. De politieauto rijdt daarbij rakelings langs de betonnen wegafscheiding in de middenberm.
De rechtbank is bij bovengenoemde feitelijke gang van zaken uitgegaan van de verklaring van de verbalisanten. De rechtbank heeft geen aanwijzingen gevonden in het dossier waaruit blijkt dat dient te worden getwijfeld aan de juistheid van deze verklaringen. De hierboven weergegeven opgenomen telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] ondersteunen de lezing van de verbalisanten.
Door de verdediging is betoogt dat de verschillende incidenten los van elkaar moeten worden gezien en daardoor per gedraging dient te worden beoordeeld of een poging doodslag bewijsbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen dienen te worden beschouwd als een samenhangend geheel en aldus sprake is van één doorlopend incident. Door de verdachten is het besluit genomen om te willen ontkomen aan een eventuele aanhouding. Dit wilsbesluit heeft geresulteerd in verschillende handelingen die in onderling verband en in samenhang bezien dienen te worden beoordeeld.
Door de verdediging is betoogd dat geen sprake is van boos opzet op de dood van de politieagenten. De bedoeling van [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] was om aan een aanhouding door de politie te ontkomen, maar niet om de politieagenten te doden. Daarnaast betoogt de verdediging dat evenmin sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de politieagenten door het handelen van [medeverdachte 2]. In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig voor het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans op de dood. Uit het dossier blijkt aldus de verdediging, onvoldoende over de technische gegevens van de politieauto en over de snelheid waarmee beide voertuigen hebben gereden en daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van verbalisanten.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat sprake is van boos opzet. De rechtbank acht voor de beoordeling van voorwaardelijk opzet bij de poging doodslag op verbalisanten [persoon 1] en [persoon 2] in het bijzonder van belang, de snelheid waarmee de auto’s reden, de omstandigheden op en rond de weg en hetgeen de verdachten en verbalisanten hierover hebben verklaard.
Het doel van verdachten was om te ontkomen aan de politie, waarbij zij geen gevolg hebben willen geven aan de aanwijzingen van de politie. Zij hebben geen gehoor gegeven aan volg- en stoptekens, terwijl de verbalisanten reden in een opvallend dienstvoertuig met optische- en geluidssignalen. Het was voor verdachten al vanaf het begin duidelijk dat zij te maken hadden met de politie. [medeverdachte 2] moest op aanwijzing van [verdachte] tegen de politieauto knallen, bij de achterkant aanraken, afsnijden en blokkeren.
[medeverdachte 2] keerde zijn auto op de autoweg N34 en reed vervolgens met zijn auto in tegengestelde richting tussen de 80 en 120 kilometer per uur op de bestelbus en de politieauto af. [medeverdachte 1] probeerde op het moment dat [medeverdachte 2] zijn auto keerde, met zijn bestelbus de politieauto in te halen. [persoon 1] verhoogde hierop zijn snelheid om de bestelbus voor te blijven. Op het moment dat de politieauto en de bestelbus naast elkaar rijden, rijdt [medeverdachte 2] recht op de verbalisanten [persoon 1] en [persoon 2] af. Hij rijdt op de verkeerde weghelft. Indien [persoon 1] niet was uitgeweken en krachtig had geremd kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat een frontale botsing tussen beide auto’s had plaatsgevonden. Verbalisant [persoon 2] verklaart dat hij dacht dat [medeverdachte 2] opzettelijk een frontale botsing wilde veroorzaken, om hen te doen laten stoppen. [medeverdachte 2] verklaart dat de politieauto aan de kant ging, waardoor hij tussen de aldaar, tevens op de voor hem verkeerde rijbaan, rijdende bestelbus en de politieauto door kon. Hij is zelf niet uitgeweken. De rechtbank gaat er vanuit dat beide auto’s in elk geval 80 kilometer per uur hebben gereden. De rechtbank gaat hierbij uit van twee auto’s met airbags, op een tweebaansweg. Bij een frontale botsing tussen twee auto’s die beide rijden met een snelheid van 80 kilometer per uur, is een botsimpact naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregel dermate groot, dat de kans aanmerkelijk is dat inzittenden komen te overlijden. Dat is niet anders indien het een geoefend bestuurder blijkt te betreffen of een auto met, niet nader gespecificeerde, veiligheidsvoorzieningen.
[medeverdachte 2] heeft na deze bijna frontale botsing zijn auto gekeerd en is wederom achter de bestelbus en de politieauto aan gereden. Hij rijdt vol gas om bij hen in de buurt te komen. Volgens verbalisanten komt hij met hoge snelheid achter hen gereden, maakt een stuurbeweging naar links en rijdt naast de politieauto. [verdachte] en [medeverdachte 1] zeggen via de telefoon tegen [medeverdachte 2], dat hij de achterkant moet raken zodat hij gaat spinnen. [medeverdachte 2] maakt een stuurbeweging naar rechts, terwijl hij een telefoon in zijn hand bij zijn rechteroor houdt. Verbalisant [persoon 1] kan wederom door krachtig te remmen en naar rechts te sturen een aanrijding voorkomen. Bij beide verbalisanten bestaat de overtuiging dat de Renault Laguna de politieauto wil raken en van de weg wil duwen. Aangezien de verbalisanten [persoon 1] en [persoon 2] de achtervolging niet staakten ging [medeverdachte 2] op aanwijzing van [verdachte] verder met zijn gedragingen. Op de rijksweg A28 in de richting van Groningen maakt [medeverdachte 2] wederom een welbewuste stuurbeweging naar links, terwijl de politieauto aan de linkerzijde naast hem rijdt. [medeverdachte 2] reed op een vierbaans snelweg, waarbij aan de rechterkant van hem geen obstakels waren. [persoon 1] kon met de politieauto geen kant op. Achter hem reden andere politieauto’s, door krachtig remmen zou een kop staart botsing ontstaan. Uitwijken naar links was niet mogelijk, door de betonnen middenwegafscheiding. Er was niet veel ruimte tussen de politieauto en de betonnen middenwegafscheiding. Volgens verbalisant [persoon 2] gingen zij er rakelings bij langs, terwijl aan de rechterkant de spiegel van de politieauto, de Renault Laguna raakte. [medeverdachte 2] wilde een botsing met de politieauto tegen de betonnen middenwegafscheiding veroorzaken. De politieauto reed op dat moment volgens verbalisant [persoon 2], minimaal 120 kilometer per uur. Indien de politieauto tegen de betonnen middenwegafscheiding was gebotst met 120 kilometer per uur, is naar algemene ervaringsregels naar het oordeel van de rechtbank de kans aanmerkelijk dat verbalisanten komen te overlijden. Dat is niet anders indien het een geoefend bestuurder blijkt te betreffen of een auto met, niet nader gespecificeerde, veiligheidsvoorzieningen.
Een frontale botsing, met de hiervoor weergegeven botsimpact, het spinnen van een auto met minimaal 80 kilometer per uur waarna deze van de weg rijdt en een botsing met een betonnen middenwegafscheiding met minimaal 120 kilometer per uur, zijn door toedoen van verbalisant voorkomen. Dergelijke ongelukken met deze hoge snelheden hebben naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood van verbalisanten. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 2], gelet op de aard van de gedragingen, en de omstandigheden waaronder hij deze heeft verricht, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn gedragingen een dusdanig ongeval zou kunnen plaatsvinden, waardoor verbalisanten [persoon 1] en [persoon 2], het leven zouden kunnen laten.
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake is geweest van een situatie zoals is omschreven in het Porsche-arrestin rechtsoverweging 5.4: “in gevallen als het onderhavige, dat zich hierdoor kenmerkt dat de gebezigde bewijsmiddelen nopen tot de gevolgtrekking dat de verdachte door zijn handelwijze ook zelf aanmerkelijk levensgevaar heeft opgelopen, dient de rechter evenwel in het oordeel te betrekken dat – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel – naar ervaringsregels niet waarschijnlijk is dat de verdachte de kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal plaatsvinden, en hij als gevolg van zijn gedraging zelf het leven zal verliezen, eveneens op de koop toeneemt.”
De rechtbank is van oordeel dat onderhavige zaak een belangrijk verschil bevat met de geciteerde overweging uit het Porsche-arrest. In de onderhavige zaak gaat het niet om een verkeersmanoeuvre met op de koop toegenomen kans op een botsing, maar het gaat om een verdachte die welbewust in tegengestelde richting op een politieauto is afgereden, welbewust een stuurbeweging naar rechts en later naar links in de richting van de politieauto heeft gemaakt. Het gaat niet om een bestuurder die weliswaar met de kennelijke hoop op een goede afloop bewust een botsing (met dodelijke afloop) op de koop toeneemt, maar om een verdachte die een welbewuste verkeersmanoeuvre uitvoert, waardoor welhaast onvermijdelijk een botsing zou ontstaan. Hij wist dat door zijn bewuste gedragingen een botsing een onvermijdelijk en noodzakelijk gevolg zou zijn.
Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen, nu een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier geen concrete aanwijzingen naar voren komen over een vooraf afgesproken plan om bij een eventuele staande houding door de politie aan de politie te ontkomen, met alle gevolgen van dien. [medeverdachte 2] reed echter niet zomaar achter [verdachte] en [medeverdachte 1] aan naar [pleegplaats]. De plaats waar [verdachte] en [medeverdachte 1] hennep hebben gestolen uit een kwekerij. [medeverdachte 2] kreeg 50 euro om mee te rijden, zonder, naar eigen zeggen, te vragen wat er ging gebeuren. De bewuste en nauwe samenwerking is volgens de rechtbank naar mate de achtervolging gaande was ontstaan. [verdachte] heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd, maar heeft wel een essentiële bijdrage geleverd aan de handelingen die [medeverdachte 2] heeft uitgevoerd. [verdachte] heeft tijdens voornoemde autorit telkens contact opgenomen met [medeverdachte 2] via de telefoon. Hij gaf daarbij aanwijzingen en instructies, zoals “ja kom die auto knallen voor ons nu” en “he knal die skowtoe (fon) nu [medeverdachte 2] ik maak alles met je goed rij hem nu aan snel draai auto en knallen” en “achterwiel aanraken dan spint ie doe wat je moet doen” en “wat ja doe wat dan jonge knal ze rij ze blokkeer ze man”. [medeverdachte 2] heeft deze instructies, zoals blijkt uit de verklaringen van de verbalisanten steeds uitgevoerd. Hij heeft zijn auto gekeerd, is op ze afgereden, heeft geprobeerd ze aan de achterkant te raken en heeft geprobeerd ze aan te rijden. [medeverdachte 2] is meegegaan in de door [verdachte] gegeven instructies waardoor de bewuste en nauwe samenwerking tijdens de autorit is gegroeid. Zonder de instructies van [verdachte] had [medeverdachte 2] niet geweten wat hij moest doen, hij reed immers alleen maar achter de bestelbus aan.
De verweren van de verdediging worden derhalve verworpen.
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Wij zijn achter de bestelbus aan gereden. Wij hadden een stopteken en voerden optische signalen. De bestelbus wilde niet stoppen. We probeerden in te halen, maar werden afgesneden. Terwijl wij door Haren achter de bestelbus reden, roken wij een sterke henneplucht. Wij hadden toen het vermoeden dat deze henneplucht uit de bestelbus kwam. Op de [straat] zagen wij dat een dienstvoertuig van Groningen de achterzijde van de bestelbus raakte. Hij begon te slingeren en we hebben de bestelbus aan de voorzijde klemgereden. De bestuurder was [medeverdachte 1]. Hij zei na de cautie, tijdens het boeien ‘sorry, het spijt me. Ik wilde alleen wat wiet stelen’. De passagier was [verdachte].
- een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 17 oktober om 05.00 uur werd ik verzocht om naar de [straat] te Groningen te gaan. Aldaar zou een bestelbus met daarin hennep, na een achtervolging door de politie, gestrand zijn. Het betrof een witte Mercedes bestelbus. Tevens bleek een personenauto, groene Renault Laguna na een achtervolging tot stilstand te zijn gekomen. Beide voertuigen heb ik om 6.00 uur inbeslaggenomen. Ik heb samen met collega [verbalisant 5] de beide voertuigen doorzocht.
In de bus heb ik onder andere inbeslaggenomen:
- Heggenschaar, snoeischaar (laadruimte bestelbus)
- Broodmes (laadruimte bestelbus)
- Hennepplanten (laadruimte bestelbus)
- 2 dekbedovertrekken of daarop gelijkend (laadruimte bestelbus)
De hennepplanten werden door collega [verbalisant 5] herkend als zijnde vrouwelijke hennepplanten. Het betroffen takken van hennepplanten. De hennepplanten waren deels gewikkeld in dekbedovertrekken. De hennepplanten zijn in vuilniszakken gestopt en gewogen op een personenweegschaal, eigendom van [persoon 4]. Na het wegen van de vuilniszakken bleek het te gaan om een totaalgewicht van 80,9 kilo.
- een verklaring van getuige [persoon 3] d.d. 21 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven: (p. 75 en 78)
Het klopt dat in de schuur in mijn tuin gisteren de restanten van een hennepkwekerij zijn aangetroffen. Ik hoorde vrijdagavond van [persoon 5] dat de kwekerij was geript. Tegen acht of negen uur ’s avonds. We zijn samen wezen kijken. Daarna zijn we naar de slaapkamer van mijn zoon gegaan. Daar stond de opnameapparatuur van de camera’s en hebben we de beelden bekeken. Het duurde [persoon 5] te lang en hij heeft het meegenomen en iemand naar laten kijken. Zaterdag kwam hij terug en zei hij dat er drie mannen waren te zien.
- een verklaring van [verdachte] ter terechtzitting afgelegd d.d. 3 februari 2014, inhoudende kort en zakelijk weergegeven:
De beschuldiging zoals in de dagvaarding is opgenomen dat ik hennep heb gestolen, klopt.
- een verklaring van [medeverdachte 1] d.d. 17 oktober 2014, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Het enige dat ik wilde was die wiet stelen. De bedoeling was dat we heel stilletjes de wiet zouden weghalen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Op 17 oktober 2014 hebben [verdachte] en [medeverdachte 1] naar aanleiding van een tip hennep gestolen uit een schuur bij een woning in [pleegplaats]. De hennep hebben zij afgeknipt, gewikkeld in dekbedovertrekken en ingeladen in de bestelbus.
[verdachte] heeft ter terechtzitting erkent dat hij hennep heeft gestolen. Ook [medeverdachte 1] heeft in zijn verklaring bij de politie de diefstal van de hennep in vereniging erkent. Uit het dossier blijkt echter niet dat de toegang tot de schuur is verkregen door braak, verbreking of inklimming. Uit de verklaring van [persoon 3] blijkt dat de schuurdeur een maand ervoor reeds was opengebroken. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de toegang tot de schuur waar de hennep is gestolen is verkregen door braak, verbreking of inklimming.