ECLI:NL:RBNNE:2015:6138

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2015
Publicatiedatum
6 januari 2016
Zaaknummer
18.190693-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, zoals strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten vonden plaats op 11 mei 2013 in [pleegplaats], waar de verdachte samen met anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het geweld en dat hij zich niet heeft gedistantieerd van de situatie, maar zich juist heeft ingelaten in het gevecht. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de overtuiging dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het tenlastegelegde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat betrekking had op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1], omdat niet kon worden vastgesteld dat het letsel door de verdachte was veroorzaakt. De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] had geduwd en geschopt terwijl deze op de grond lag, en dat hij [slachtoffer 2] had vastgepakt en geschopt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 1] ter hoogte van € 4.575,93, inclusief wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat het geweld dat de verdachte had gepleegd, niet alleen ernstig letsel had veroorzaakt, maar ook als zinloos geweld in het uitgaansleven moest worden gekwalificeerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/190693-13
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 03 november 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren.

De tenlastelegging

De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 11 mei 2013 te [pleegplaats] met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het duwen/trekken aan en/of het geven van een (harde) schop en/of een
trap tegen het hoofd, althans het lichaam van [slachtoffer 1] (terwijl [slachtoffer 1]
op de grond ligt)
en/of
- het bij/om de nek vastpakken van en/of tegen de grond werken en/of
duwen/trekken aan en/of het geven van een of meer trappen en/of
schoppen op/tegen het hoofd, althans het lichaam van [slachtoffer 2] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
terwijl het door hem, verdachte, gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel (te weten gebroken jukbeen en/of uitgevallen gelaatszenuw en/of contourverandering rechter gelaatshelft) voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
Art 141 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Hertogs acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder aftrek van voorarrest. Zij verzoekt de rechtbank voorts om de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van 4.575,93 euro onder de bepaling dat verdachte en de medeverdachte daarvoor hoofdelijk aansprakelijk zijn en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [1] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 10 mei 2013 ben ik met vrienden op stap geweest in [pleegplaats] . We zijn naar [locatie 1] gegaan. Daarna zijn we bij [locatie 2] een broodje gaan halen. Toen we naar buiten liepen zag ik wel twee jongens voor [locatie 1] staan. Deze jongens liepen met ons mee naar [locatie 2] , dit viel mij op. Ik kende ze niet. [getuige 3] kende een van de jongens wel. Ik heb me er verder niet mee bemoeid. Toen ik buiten kwam (na het broodje) zag ik dat er wel aardig wat mensen buiten stonden, deze mensen waren ook wel erg aanwezig. Op het moment dat ik mijn broodje op had hoorde ik iemand roepen 'kankerlijer'. Daarna hoorde ik iets over iemand zijn moeder. Ik had echt niet in de gaten dat er echt ruzie was. Ik zag toen dat een kameraad van mij met iemand aan het duwen was. Ik heb geprobeerd om hem weg te trekken en hierna herinner ik mij niks meer. Ik werd wakker in het ziekenhuis. Ik was in elkaar geslagen. Ik had een dik rechteroog en veel pijn aan mijn hoofd. In het ziekenhuis vertelden ze mij dat ik mijn jukbeen op 3 plaatsen gebroken had en dat er ook een breuk in mijn kaak zat. Ik moest naar [plaats 1] , daar ben ik geopereerd op 11 mei 2013.
- een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [2] , inhoudende kort en zakelijk weergegeven:
Ze begonnen tegenover [getuige 2] over kanker en specifiek over mijn moeder. Ik zei daar wat van op een normale manier. Ik was in gesprek met een getinte jongen met een sikje. Mijn broer [getuige 2] werd beetgepakt door een persoon en ik zag twee personen er om heen staan. Ik ben erheen gelopen en heb de jongen die mijn broer vast had beetgepakt en achterover naar de grond getrokken. Ik viel en op de grond hebben we liggen worstelen. Toen ik op de grond lag werd ik geslagen en geschopt. Ik heb niet gezien door wie, ik had mijn handen ter bescherming om mijn hoofd. Ik probeerde op te staan, de jongen bleef schoppen tegen mijn lichaam. Ik deed mijn armen uit elkaar ten teken dat ik niets meer zou doen. Mijn broer trok toen die jongen van mij af.
- een proces-verbaal inhoudende de verklaring van de getuige [getuige] [3] , kort en zakelijk weergegeven:
Die [persoon 3] die begon met duwen. Hij duwde denk ik [slachtoffer 2] , of [getuige 2] . Toen werd er geslagen. Ik zag dat [slachtoffer 2] twee mensen tegenover zich had staan. Ik zag dat hij een klap kreeg en dat hij daarna versuft was. Eerst gaf de ene persoon [slachtoffer 2] een klap en daarna de ander. Ik heb een van de jongens bij [slachtoffer 2] weg gehaald. [persoon 3] gaf [slachtoffer 2] vervolgens een tweetal trappen op zijn hoofd. [slachtoffer 2] lag op de grond met zijn armen wijd. De jongen lag op dat moment bovenop hem met de arm om zijn nek. Dat was het moment dat [persoon 3] de trappen uitdeelde.
Hij trapte met de punt van zijn schoen met het rechterbeen, twee keer. [slachtoffer 2] werd bovenop zijn hoofd geraakt, een beetje achter. Op het moment dat ze door hadden dat het niet goed ging met [slachtoffer 1] en de ambulance werd gebeld, zijn er een paar in de auto gestapt. Ik heb niet gezien wat er met [slachtoffer 1] is gebeurd. Ik zag hem wel op de grond liggen, helemaal dizzy. Er kwam bloed uit zijn mond.
- een proces-verbaal inhoudende de verklaring van de getuige [getuige 2] [4] , kort en zakelijk weergegeven:
Op een gegeven moment werd er naar ons geschreeuwd. Het waren jongens uit [plaats 2] . Ik heb op facebook gekeken en daar stond ene [persoon 3] (fonetisch) op. Ik heb daar gekeken omdat [getuige 3] die naam wist en toen hebben we direct gekeken wie dat was. Ze waren met 6 of 7.
Mijn broertje kwam er bij staan, [slachtoffer 2] . Op dat moment werd ik vast gegrepen bij mijn keel. Mijn broertje greep de jongen met twee handen bij zijn strot en gooide de jongen op de grond en [slachtoffer 2] viel bovenop de jongen. Ondertussen werd er aan mij getrokken en werd er geschopt. [persoon 3] hoorde ik schreeuwen we gaan los, we gaan los.
[slachtoffer 1] kwam op een gegeven moment naar buiten. Ik hoorde dat hij tegen de jongens zei dat ze op moesten houden. Toen brak de hel al los. Ik heb de eerste klap niet gezien die [slachtoffer 1] heeft gekregen. Ik zag hem op een gegeven moment op de grond liggen en ik zag dat hij geschopt werd. Hij lag met zijn hoofd op de grond en leek niet meer bij te zijn. Ik weet niet door wie hij werd geschopt. Ik was op dat moment aan het proberen om de andere jongens van mij af te krijgen. [slachtoffer 2] lag toen nog op de grond met een van de groep uit [plaats 2] boven op zich. [slachtoffer 2] werd getrapt op zijn hoofd. Ik zag dit gebeuren. Ik zag dat [persoon 3] degene was die [slachtoffer 2] tegen zijn hoofd schopte. [slachtoffer 2] kon niks doen omdat er iemand boven hem lag en die had hem vast. [persoon 3] schopte met zijn rechtervoet.
- de verklaring van de verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 03 juli 2015, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik was op de avond van 10 mei 2013 op een feestje in [plaats 2] . In het midden van de nacht was het feestje afgelopen en zijn we met zijn allen [plaats 2] ingegaan. Op een gegeven moment wilden een aantal mensen van ons een broodje gaan halen in [pleegplaats] . We zijn toen met mijn auto naar [pleegplaats] gereden. [persoon 4] en [persoon 3] , [persoon 5] , [persoon 6] en [persoon 7] zaten bij mij in de auto. We zijn naar de [locatie 2] gegaan. Bij [locatie 2] is een vechtpartij ontstaan waarbij ikzelf ook betrokken ben geraakt. Er is door ons allemaal gemept. Op een gegeven moment heb ik één van die andere jongens ten val zien komen. Ik heb die jongen niet geschopt. Ik heb hem mogelijk wel geslagen en het zou kunnen dat hij daardoor op de grond is terecht gekomen.
Ik heb [persoon 3] zien slaan en zien schoppen.
- de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2015, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn verklaring zoals ik die heb afgelegd bij de rechter-commissaris. We waren er allemaal bij betrokken.
De rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte een actieve rol heeft gehad en dus een significante bijdrage heeft geleverd aan het tot stand komen van het geweld richting aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Verdachte had zich op het moment dat de ruzie ontstond kunnen distantiëren van het geweld. Verdachte heeft dit niet gedaan maar heeft zich samen met anderen in het gevecht begeven. Reeds hieruit blijkt dat verdachte op een nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met anderen en daarmee staat tevens vast dat sprake is van medeplegen. Verdachte is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf, maar die door (een van) zijn medeverdachten (is) zijn verricht, aansprakelijk.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2] . Niet is komen vast te staan door wiens handelen het letsel bij [slachtoffer 1] is ontstaan. Eén getuige ( [getuige 3] ) [5] geeft een signalement van degene die [slachtoffer 1] zou hebben geschopt: blond haar, kort, een jonge jongen, rond 20 à 21 jaar. Verdachte voldoet niet aan dit signalement. Gelet hierop kan niet kan worden bewezen dat het door verdachte uitgeoefende geweld zwaar, althans enig, lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] heeft veroorzaakt, en zal verdachte van dit onderdeel van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 mei 2013 te [pleegplaats] met anderen, op de openbare weg, de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het duwen van/trekken aan en het geven van een harde schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] (terwijl [slachtoffer 1] op de grond ligt)
en
- het tegen de grond werken en duwen van/trekken aan en het geven van een of meer schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] .
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht;
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan
openlijk geweld. Het slachtoffer van het openlijk geweld heeft door het op hem toegepaste geweld fors en mogelijk blijvend letsel aan zijn gezicht (onder meer een gebroken jukbeen, een uitgevallen gelaatszenuw en een contourverandering rechter gelaatshelft) opgelopen. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden betiteld dan als zinloos geweld in het uitgaansleven. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden is. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd nu zij verdachte van de tenlastegelegde strafverzwarende omstandigheid zoals bedoeld onder artikel 141 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, zal vrijspreken.

Benadeelde partij [slachtoffer 1]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak van de rechtbank luidt:

Verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.575,93 (zegge: vierduizendvijfhonderdenvijfenzeventig euro en drieënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2013, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 4.575,93 (zegge: vierduizendvijfhonderdenvijfenzeventig euro en drieënnegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 55 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 915,93 aan materiële schade en € 3.660,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, en mrs. C.P. van Gastel en J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 03 november 2015.

Voetnoten

1.Pag. 152 e.v. van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van de politie Drenthe, district Zuidwest, basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, met registratienummer PL033V-2013042208;
2.Pag. 211 e.v.;
3.174 e.v.;
4.Pag. 179 e.v.;
5.Pag. 168;