ECLI:NL:RBNNE:2015:6181

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
18.720098-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Professionele hennepteelt met 432 planten in Groningen

Op 5 november 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het professioneel telen van 432 hennepplanten. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep in de periode van 3 september 2014 tot en met 30 september 2014 in de gemeente Smallingerland. Tijdens de zitting op 22 oktober 2015 was de verdachte niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B. von Bartheld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een woning en een garage een professionele hennepkwekerij had ingericht, met gebruik van kunstlicht en andere geavanceerde technieken. De teelt vond plaats op steenwol/hydrocultuur en er waren diverse indicatoren van professionaliteit aanwezig, zoals een voedingsschema en een goed afgeschermde kweekruimte. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie, in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uur. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de maatschappelijke overlast die het gebruik van hennep met zich meebrengt, en het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De uitspraak is gedaan in het kader van de wetgeving die een verhoogde strafmaat voor beroepsmatige hennepteelt introduceert.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/720098-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
5 november 2015i
n de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 oktober 2015.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op een of meer tijdstippen gelegen)
in of omstreeks de periode van 3 september 2014 tot en met 30 september 2014,
te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Smallingerland,
(telkens) opzettelijk,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens)
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad
(in een woning en/of in een garage behorende bij die woning, gelegen aldaar
aan [adres] )
een hoeveelheid van (in totaal) 432 hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een grote hoeveelheid
hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier nummer PL0200-2014089062 d.d. 20 november 2014 van Politie Eenheid Noord-Nederland, inhoudende de relatering van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 30 september 2014 werd door ons in een woning aan [adres] te [pleegplaats] een (professionele) hennepkwekerij aangetroffen. Deze hennepkwekerij was opgedeeld in twee kweekruimtes. Kweekruimte A bevond zich in de garage die aan de oostzijde van de woning staat. Kweekruimte B bevond zich op de zolder van de woning. De hennepkwekerij bestond uit in totaal 432 hennepplanten (25 planten per m2).
Indicatoren professionaliteit
In verband met de inwerkingtreding van de wet van 18 maart 1999 tot wijziging van de
Opiumwet in verband met de invoering van een verhoogde strafmaat voor beroeps- en
bedrijfsmatige hennepteelt, behoort onderscheid te worden gemaakt tussen teelt en beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bij de vaststelling van hetgeen beroeps- en bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren (opgenomen in bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet) een rol:
- de schaalgrootte van de teelt; in ieder geval meer dan 5 planten;
- het soort materiaal waarop geteeld wordt;
- indicatoren met betrekking tot belichting, verwarming, bevloeiing, enz.;
- de rol van de verdachte: is er bijvoorbeeld sprake van het gedurende langere tijd investeren in het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen.
Indien wordt voldaan aan meer dan twee van de bovenstaande punten gaat de richtlijn
voor strafvordering, softdrugs, uit van een hogere beboeting.
Indicatoren m.b.t. hoge professionaliteit:
1. Schaalgrootte:
Totaal aantal aangetroffen planten: 432 stuks.
2. Voedingsschema's:
Zowel in kweekruimte A als B werd een uitgebreid -vermoedelijk door verdachte zelf gemaakt- voedingsschema aangetroffen, waarin per week de toe te dienen hoeveelheid voedingsmiddelen en de gewenste EC- en PH-waarden stonden aangegeven per kweekruimte. Uit het schema blijkt dat verdachte in ieder geval 5 verschillende
voedingsmiddelen gebruikte gedurende de kweekcyclus. Alle verschillende in de schema's genoemde voedingsmiddelen zijn ook in de kweekruimtes aangetroffen. De verschillende jerrycans waren voorzien van lettercodering. Corresponderende lettercoderingen werden ook op de voedingsschema's aangetroffen.
3. Belichting:
In beide kweekruimten werd gewerkt met kunstlicht (assimilatielampen 600 Watt) op tijdklokken. Daarnaast is vastgesteld dat in Kweekruimte A werd gewerkt met zogenaamde nachtverlichting van het merk 'Green Hornet'. Deze verlichting maakt het mogelijk om tijdens de 'nachtfase' van de kweekcyclus (d.w.z. wanneer de assimilatielampen uitgeschakeld zijn) toch werkzaamheden in de kwekerij te kunnen verrichten zonder het dag/nacht ritme van de hennepplanten te verstoren en derhalve de groei en bloei te optimaliseren.
4. Ruimte:
De ruimtes waarin gekweekt werd, betroffen goed afgeschermde ruimtes, op zolder en in
de garage. Er werd in beide kweekruimten gewerkt met licht- en warmte reflecterende folie.
5. Afscherming:
Beide kweekruimtes waren geïsoleerd m.b.t. daglicht en temperatuur.
6. Ventilatie:
In beide kweekruimten was sprake van afzuiging naar buiten. Opvallend was de inventieve wijze waarop in de aan- en afvoer van lucht was voorzien bij kweekruimte A. Deze waren namelijk weggewerkt achter dakpansgewijs geplaatste planken aan de zijgevel van de garage.
7. Verwarming:
De verwarming van in ieder geval kweekruimte A was thermostaat aangestuurd.
8. Bodem:
Hennepteelt vond plaats op steenwol/hydrocultuur.
9. Verwerking:
Op basis van de geconstateerde aanwezigheid van droognetten met hennepresten en een
'cannacutter' met hennepresten, heeft de verwerking vermoedelijk ter plaatse en in eigen beheer plaatsgevonden.
10. Hoeveelheid reservemateriaal/voorraad:
In de berging achter de woning zijn goederen aangetroffen, die gebruikt worden ten behoeve van de hennepteelt. Het ging hierbij om:
- 5 dozen met nieuwe en ongebruikte steenwol stekblokjes van het merk 'Grodan', gelijk aan de gebruikte stekblokjes in beide kweekruimten. In totaal betroffen het 1726 nieuwe stekblokjes;
- 2 koolstoffilters.
Conclusie m.b.t. professionaliteit.
Op basis van bovengenoemde indicatoren kan gesteld worden dat er sprake was van beroeps- of bedrijfsmatig, dan wel professioneel handelen met betrekking tot de teelt van hennep.
Een schriftelijk stuk, te weten een ruimlijst hennep, opgenomen op pagina 124 van voornoemd dossier, inhoudende:
Plaats van inbeslagname: [pleegplaats]
Datum: 30/09/2014
Ruimte A Ruimte B
Schuur Zolder
Hennepplanten 325 107
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2014, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik ontving het bericht van netbeheerder [bedrijf] dat er tussen 3 september 2014 en
24 september 2014 een blokmeting was uitgevoerd op perceel [adres] te [pleegplaats] en dat er een afwijkend belastingspatroon waarneembaar was, met een duidelijk 12-uurs patroon. Het is mij ambtshalve bekend dat een dergelijke cyclus overeenkomt met de elektrische installatie van een hennepkwekerij.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 30 september 2014, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik woon op [adres] te [pleegplaats] . Dit betreft een huurwoning. Ik vermoed dat ik hier een jaar of vijf woon.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 3 september 2014 tot en met 30 september 2014 te [pleegplaats] , in de gemeente Smallingerland, opzettelijk in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een woning en in een garage behorende bij die woning, gelegen aldaar aan [adres] , 432 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van 180 uur.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het professioneel telen van 432 hennepplanten in een korte periode. Verdachte heeft hierbij kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Daarbij komt dat deze softdrugs bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een hennepkwekerij tot 500 planten wordt daar een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand gehanteerd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen van na te noemen duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
-
een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
-
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma en
mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2015.
Mr. Lootsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.