ECLI:NL:RBNNE:2015:6229

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
18.930038-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van diesel en geweld tegen politieambtenaren

In de nacht van 15 op 16 september 2013 heeft de verdachte, samen met een medeverdachte, 1500 liter diesel gestolen door middel van braak. Na de diefstal werden zij door twee politieambtenaren gesignaleerd, waarna de verdachten op de vlucht sloegen. De verdachte ramde opzettelijk met zijn auto de politieauto, waarin de verbalisanten zaten, en probeerde hen van de weg te rijden. Daarnaast heeft de verdachte op 3 juni 2014, samen met anderen, een woning binnengedrongen en de bewoner, [slachtoffer 5], mishandeld door hem een kopstoot en vuistslagen te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal, gevolgd door geweld tegen politieambtenaren, en aan medeplegen van een poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de medeverdachten in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte betrokken was bij de feiten zoals ten laste gelegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden had geëist, toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals het feit dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet met politie en justitie in aanraking is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/930038-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
5 november 2015i
n de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 oktober 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Wormmeester, advocaat te Emmen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 december 2013, te [pleegplaats 1] , in
de gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid diesel (ongeveer 1500 liter), althans
(auto)brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of dat/die diesel, althans (auto)brandstof, onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 3] (hoofdagent van politie) en/of [slachtoffer 4] (brigadier van
politie), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, na een achtervolging door een politieauto die
optische en geluidssignalen voerde, te [pleegplaats 2] , op de openbare weg, de
kruising van de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] en/of de [straatnaam 3] , met
een door hen/hem bestuurde auto, althans met een auto waarin hij, verdachte,
zich bevond
- nadat zij/hij eerst van politie-ambtenaren in een opvallende politieauto
middels een transparant (in helder rood licht) een stopteken (met tekst
"Stop Politie") had(den) gekregen
- ( met hoge snelheid) op/tegen die politieauto, waarin die [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] zaten, zijn/is in/aangereden en/of hebben/heeft getracht
die politieauto van de weg te drukken/rijden;
2.
(parketnummer 18/930026-15)
verdachte op of omstreeks 3 juni 2014,
te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in een woning, gelegen aan [adres] , aldaar, en in
gebruik bij [slachtoffer 5] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte
en/of verdachtes mededader(s)
wederrechtelijk is binnengedrongen;
3.
(parketnummer 18/930026-15)
verdachte op of omstreeks 3 juni 2014,
te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
genaamd [slachtoffer 5] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 5] een (zogenaamde) kopstoot en/of meermalen, in
elk geval eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer)
krachtig in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of
met (een) geschoeide voet(en) (zeer) (krachtig) in het gezicht/tegen het hoofd
heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 3 juni 2014,
te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 5] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5] een (zogenaamde) kopstoot
en/of meermalen, in elk geval eenmaal, al dan niet met (een) tot vuist
gebalde hand(en), (zeer) krachtig in het gezicht/tegen het hoofd te stompen
en/of te slaan en/of meermalen, in elk geval eenmaal, met (een) geschoeide
voet(en) (zeer) (krachtig) in het gezicht/tegen het hoofd te schoppen en/of te
trappen;
4.
(parketnummer 18/930026-15)
verdachte op of omstreeks 3 juni 2014,
te [pleegplaats 3] , (althans) in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
(mobiele) telefoon (van het merk Sony, type Experia Z), in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s).

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, omdat niet is komen vast te staan wie de telefoon heeft weggenomen en verdachte geen opzet op diefstal had.
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn betrokkenheid bij alle feiten stellig heeft ontkend. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde hebben [getuige 1] en [getuige 2] ongeloofwaardige verklaringen afgelegd. [getuige 1] is de echtgenote van [medeverdachte 1] . Zij werd zelf als verdachte van heling gehoord en heeft er belang bij om de naam van verdachte te noemen. Alle specifieke feiten en omstandigheden komen vervolgens bij [getuige 1] vandaan. Vreemd is ook dat [getuige 2] in eerste instantie de kleur niet weet van de quad die verdachte uit haar schuur zou hebben weggenomen.
Mocht de rechtbank wel bewezen achten dat verdachte bij feit 1 betrokken is geweest, dan is niet bewezen dat de aanrijding met de politieauto door verdachte en zijn medeverdachte is ontstaan. Blijkens de verklaring van [slachtoffer 4] vond de aanrijding plaats nadat [slachtoffer 3] naar links stuurde. Ook [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij en zijn mededader zijn geramd.
Met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van aangever en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] niet consistent zijn. Aangever heeft verklaard dat de gespierde man die als eerste binnen kwam, verdachte was, terwijl deze gespierde man niet werd herkend door [slachtoffer 6] die verdachte notabene kent. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] herkennen [medeverdachte 4] wel, de broer van verdachte die als twee druppels water op verdachte lijkt. Verdachte had op dat moment bovendien een zeer opvallend kenmerk. Zoals ook op de foto's, die zich in het dossier bevinden, is te zien droeg verdachte twee zogenoemde Kenia-oorringen, die zeker op 3 juni 2014 te zien moeten zijn geweest. [slachtoffer 5] heeft verklaard dat de gespierde man helder, lichtblauwe ogen had, terwijl verdachte lichtgroene ogen heeft. Als verdachte erbij was geweest, had zijn broer dat bovendien zeker verklaard.
De medeverdachten die hebben verklaard dat verdachte erbij was, hebben er alle belang bij dat hun rol kleiner wordt. Zij hebben bovendien alle tijd en ruimte gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde met de officier van justitie en de raadsvrouw niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 18 december 2013, opgenomen op pagina 29 e.v. van dossier nummer 2013092441 d.d. 20 februari 2014 van Politie Eenheid Noord-Nederland (hierna ook: dossier I), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben met mijn broer eigenaar van [bedrijf] aan [straatnaam 4] te [pleegplaats 1] . Op maandag 16 december 2013 omstreeks 02:00 uur werd ik gebeld door de politie omdat er iemand was aangehouden naar aanleiding van diefstal van brandstof bij onze onbemande pomp. De schade is bekeken en het bleek dat er ongeveer 1500 liter diesel weg was genomen. Bij één van de peilpunten boven op de tanks was een slot verbroken. Vermoedelijk heeft men via deze weg de brandstof weggenomen.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 16 december 2013, opgenomen op pagina 21 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 16 december 2013, omstreeks 01.22 uur, reed ik, brigadier van politie, samen met [slachtoffer 3] , hoofdagent van politie, in een als zodanig herkenbare dienstvoertuig. Wij waren in uniform gekleed en als zodanig herkenbaar als ambtenaar van politie. [slachtoffer 3] bestuurde het voertuig. Een dienstvoertuig werd verzocht te gaan naar [straatnaam 4] te [pleegplaats 1] . Daar hoorde de melder geluiden alsof er werd getankt. De melder had gezien dat het een auto was van het type Golf station, kleur groen, met daarachter een onverlicht karretje met een kuubkist erop, groot plastic vat met gaas erom.
Wij besloten in de richting van het voertuig te rijden. Ik stelde het transparant aan de voorzijde in werking. Hierdoor werd aan de bestuurder van het andere voertuig in een helder rood licht getoond: "STOP POLITIE". Wij zagen een groene Volkswagen Golf station met daarachter gekoppeld een aanhangwagen zoals door de melder was omschreven. Aan de passagierszijde stapte iemand uit de auto. De persoon stond bij de aanhanger. De Golf reed vervolgens weg en de aanhanger bleef midden op de weg staan. Wij zetten de achtervolging in. Wij stelden de optische- en geluidssignalen in werking. Ik zag dat de Golf de kruising [straatnaam 1] / [straatnaam 2] / [straatnaam 3] in [pleegplaats 2] naderde. Ik zag de Golf met hoge snelheid op mij afkomen. Ik merkte dat [slachtoffer 3] het dienstvoertuig krachtig naar links probeerde te sturen om een aanrijding te voorkomen. Hierdoor raakte de bestuurder van de Golf niet het portier waar ik achter zat, maar de rechtervoorzijde van het dienstvoertuig. Vermoedelijk wilde de bestuurder van de Golf ons van de weg rijden.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 17 december 2013, opgenomen op pagina 25 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] :
De bestuurder van de auto is een stopteken gegeven middels het transparant op het dak van onze dienstvoertuig. Het betrof een groene Volkswagen Golf. Mijn collega, [slachtoffer 4] , heeft de optische geluid- en de blauwe lichtsignalen aangezet. Ter hoogte van de kruising [straatnaam 1] met de [straatnaam 2] remde de Golf hard. De Golf maakte een abrupte stuurbeweging naar links. De linkerzijde van de Golf knalde tegen ons dienstvoertuig aan. Ter hoogte van de woning van [medeverdachte 1] aan de [straatnaam 2] in [pleegplaats 2] wilde de Golf rechtsaf.
De bestuurder strompelde uit de auto. Ik heb de bestuurder meerdere keren aangeroepen dat hij moest blijven staan en dat ik van de politie was. Ik heb twee keer een waarschuwings-schot afgegeven. Een vrouw, de partner van [medeverdachte 1] , stond achter mijn collega te schreeuwen.
Een proces-verbaal d.d.19 december 2013, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik heb de aanhanger afgekoppeld, zodat we zonder buit zouden worden gepakt. Ik beken de diefstal van diesel.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 juli 2014, opgenomen op pagina 41 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
[verdachte] was omstreeks 18.00 à 19.00 uur bij onze woning in [pleegplaats 2] . [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn vertrokken in een groene VW Golf station. Deze avond hoorde ik gierende banden en zag ik zwaailampen. Ik zag [verdachte] wegrennen en zag een agent achter hem aanrennen en schieten. Ik was bang dat ze ook op [medeverdachte 1] schoten, maar ik zag dat hij aan de bestuurderskant werd aangehouden.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 4 december 2014, opgenomen op pagina 51 e.v. van dossier I, inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
[medeverdachte 1] zei dat [verdachte] de bestuurder was geweest en dat [verdachte] niet was gestopt voor de politie.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1] in de nacht van 15 op 16 december 2013 ongeveer 1500 liter diesel heeft gestolen, dat zij op de vlucht zijn geslagen voor de politie en dat verdachte tijdens de achtervolging met de door hem bestuurde auto tegen het dienstvoertuig van verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] is aangereden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen. Dat [getuige 1] er belang bij heeft om de naam van verdachte te noemen, is ook niet aannemelijk geworden. In tegendeel, zij heeft bij de politie verklaard dat haar echtgenoot, [medeverdachte 1] , boos is omdat zij de naam van verdachte wilde noemen. [getuige 2] heeft in eerste instantie de naam van verdachte niet willen noemen omdat [medeverdachte 1] dat ook niet deed.
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] acht de rechtbank bewezen dat verdachte bewust tegen de politieauto is aangereden.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 2 en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Daarbij is ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts gebruikt met betrekking tot het feit of de feiten waarop het blijkens zijn inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 5 juni 2014, opgenomen op pagina 70 e.v. van dossier nummer PL0300-2014081347 d.d. 20 november 2014 van Politie Eenheid Noord-Nederland (hierna ook: dossier II), inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik woon aan [adres] te [pleegplaats 3] . Op 3 juni 2014 omstreeks 20.30 uur waren [slachtoffer 6] en ik thuis. Beneden zagen wij plotseling twee auto's aan komen rijden. Er stapten 7 of 8 mannen uit de auto's. Plotseling hoorden wij mijn voordeurbel. Ik zag dat [slachtoffer 6] de voordeur opende. Direct hierna zag ik dat een manspersoon naar binnen stapte en [slachtoffer 6] aan de kant duwde. Dit was een erg gespierde man. Direct hierna zag ik dat er nog ongeveer zes mannen naar binnen stormden. Ik herkende deze groep als de mannen die even ervoor waren komen aangereden. Van deze groep kende ik alleen [medeverdachte 4] . De eerste man liep direct op mij af. Ik zag en voelde dat hij mij een kopstoot gaf. Deze kwam heel hard op mijn neus terecht. Ik voelde hierdoor een enorme pijn. Direct hierna voelde en zag ik, dat deze man mij hierna nog twee harde klappen op mijn neus gaf. Dit waren vuistslagen. Ook deze klappen deden erge pijn. De andere mannen kwamen om mij heen staan en dreven mij in een hoek. Hierna zag en voelde ik, dat ik van drie van deze mannen klappen kreeg. Dit waren de gespierde man van de kopstoot, [medeverdachte 4] en de andere man kende ik niet. [medeverdachte 4] begon weer op mij in te slaan. Hij gaf mij weer een paar klappen in mijn gezicht. Dit waren vuistslagen.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 11 augustus 2014, opgenomen op pagina 78 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 3 juni 2014 was ik 's avond op bezoek bij mijn vriend [slachtoffer 5] . Ik zag dat er twee auto's de parkeerplaats bij de flat op kwamen rijden. Ik hoorde even later onze bel gaan. Ik liep naar de deur om deze te open. Ik zag toen één man voor de deur staan. Ik deed de deur open. Ik voelde dat de man de deur met kracht verder open duwde en ik werd door hem aan de kant gedrukt. De man liep gelijk naar [slachtoffer 5] toe en gaf [slachtoffer 5] een kopstoot op zijn neus. Ondertussen liepen nog meer mannen naar binnen. Ik denk dat er in totaal vijf mannen in de woning waren. Ik zag dat drie mannen [slachtoffer 5] in de hoek van de woonkamer dreven. De mannen die [slachtoffer 5] de hoek indreven waren [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en de man die [slachtoffer 5] de kopstoot gaf. Deze man ken ik niet. De andere twee mannen stonden in de woning voor de bank. Dit waren [medeverdachte 3] en de andere man, zijn naam weet ik niet.
Ik zag dat [medeverdachte 4] , [slachtoffer 5] een paar klappen op zijn hoofd gaf. Ik zag dat [medeverdachte 4] , [slachtoffer 5] weer een klap op zijn hoofd gaf.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 1 september 2014, opgenomen op pagina 43 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] :
Wij zijn met twee auto's naar [slachtoffer 5] gegaan. [slachtoffer 5] en zijn vriendin waren in die woning aan [adres] aanwezig. Ik heb [slachtoffer 5] drie klappen gegeven met de vuisten. Ik raakte hem op de kin.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 augustus 2014, opgenomen op pagina 12 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik ben met [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , die man van [naam] en [medeverdachte 6] naar [locatie] gegaan. [medeverdachte 4] en [verdachte] wisten precies waar die jongen woonde. [medeverdachte 3] was er trouwens ook nog bij. Ik zag dat [medeverdachte 4] en [verdachte] al binnen waren. Ik zag een jongen met blond haar met een dikke bloedneus. Ik heb [medeverdachte 4] opzij gedrukt en ik heb [verdachte] weggedrukt bij die jongen.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 29 oktober 2014, opgenomen op pagina 55 e.v. van dossier II, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] :
[verdachte] en [medeverdachte 4] kenden die jongen en ze waren als eerste binnen. Ik ben daarna naar binnen gegaan en na mij [medeverdachte 2] . Volgens mij was [verdachte] als eerste binnen en die heeft de jongen een kopstoot gegeven. Ik heb dit niet gezien, maar gehoord. Toen ik ook binnen was zag ik dat [medeverdachte 4] hem met zijn linker vuist een tik tegen het gezicht gaf. Ik zag dat de jongen een bloedneus had. Ik was met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [verdachte] en [medeverdachte 6] in de woning. Buiten waren [medeverdachte 5] en de man van [naam] .
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte één van de mannen is geweest die de woning van aangever [slachtoffer 5] zijn binnengedrongen en aangever hebben mishandeld, waarbij het verdachte is geweest die als eerste naar binnen is gegaan en aangever een kopstoot tegen de neus en vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. Dit levert medeplegen van een poging tot zware mishandeling op. De rechtbank acht niet bewezen dat aangever [slachtoffer 5] met een geschoeide voet in het gezicht/tegen het hoofd is geschopt. Verdachte zal van dit deel van feit 3 worden vrijgesproken.
Dat de medeverdachten - die ook zichzelf hebben belast - hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd, zoals de raadsvrouw heeft gesteld, is niet aannemelijk geworden. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is geweest van een persoonsverwisseling met de broer van verdachte. De medeverdachten hebben immers verklaard dat beide broers bij het incident betrokken waren. Dat [medeverdachte 4] de naam van zijn broer niet heeft genoemd, maakt dit niet anders.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de nacht van 15 op 16 december 2013 te [pleegplaats 1] , in de gemeente Borger-Odoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid diesel (ongeveer 1500 liter), toebehorende aan
[slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die diesel onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak,
welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 3] (hoofdagent van politie) en [slachtoffer 4] (brigadier van politie), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, na een achtervolging door een politieauto die optische en geluidssignalen voerde, te [pleegplaats 2] op de openbare weg, de kruising van de [straatnaam 1] en/of de [straatnaam 2] en/of de [straatnaam 3] , met een door hem bestuurde auto,
- nadat zij eerst van politieambtenaren in een opvallende politieauto middels een transparant
(in helder rood licht) een stopteken (met tekst "Stop Politie") hadden gekregen
- met hoge snelheid tegen die politieauto, waarin die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zaten, is
aangereden en heeft getracht die politieauto van de weg te drukken/rijden;
2.
verdachte op 3 juni 2014 te [pleegplaats 3] , tezamen en in vereniging met anderen, in een woning gelegen aan [adres] aldaar en in gebruik bij [slachtoffer 5] , wederrechtelijk is binnengedrongen;
3.
verdachte op 3 juni 2014 te [pleegplaats 3] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 5] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 5] een kopstoot heeft gegeven en meermalen met een tot vuist gebalde hand krachtig in het gezicht/tegen het hoofd heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffout hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
2.
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen,
3. primair
medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, gepleit voor een werkstraf omdat verdachte bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn baan en waarschijnlijk ook zijn woning kwijt zal raken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte in de nacht van 15 op 16 september 2013 schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak van 1500 liter diesel. Nadat zij door twee politieambtenaren werden gesignaleerd, zijn verdachten op de vlucht geslagen en is verdachte met de door hem bestuurde auto opzettelijk tegen de politieauto, waarin verbalisanten [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zaten, aangereden en heeft hij geprobeerd hen opzettelijk van de weg te rijden. Diefstallen zijn ergerlijke feiten die schade en hinder veroorzaken voor de gedupeerden en verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen. Om uit handen van de politie te blijven heeft verdachte vervolgens geweld gebruikt tegen twee gezagsdragers, die zorgen voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid op straat.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast is verdachte samen met anderen een woning binnengedrongen en heeft hij de bewoner een kopstoot en vuistslagen gegeven. Hiermee heeft verdachte het slachtoffer en zijn vriendin angst aangejaagd en een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die zich juist in zijn eigen woning veilig moet voelen.
De rechtbank is van oordeel dat als reactie op dergelijke feiten alleen een gevangenisstraf van lange duur passend is.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het tijdsverloop. Tevens heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, de laatste vijf jaren niet met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 138, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en
mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 november 2015.
Mr. Lootsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.