ECLI:NL:RBNNE:2015:6231
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- M.J.B. Holsink
- J.G.W. Lootsma
- P.H.M. Smeets
- Rechtspraak.nl
Veroordeling ter zake van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 november 2015 een vonnis uitgesproken tegen de veroordeelde, die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 386.964,48 aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een vordering van de officier van justitie, die op 29 september 2015 schriftelijk had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou schatten en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat.
De behandeling van de zaak vond plaats op 22 oktober 2015. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de gepleegde strafbare feiten, en heeft de opbrengst van de hennepkwekerij berekend op basis van 14 oogsten.
De rechtbank heeft de bruto opbrengst van de hennep per oogst vastgesteld op minimaal € 32.590,08, wat resulteert in een totale bruto opbrengst van € 456.261,12 voor 14 oogsten. Na aftrek van de gemaakte kosten, waaronder afschrijvingskosten, kosten voor hennepstekken en variabele kosten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 386.964,48 bedroeg. De rechtbank heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de beslissing genomen om het bedrag vast te stellen en de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat.