ECLI:NL:RBNNE:2015:6231

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2015
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
18.720098-15 ontn
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 november 2015 een vonnis uitgesproken tegen de veroordeelde, die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een verbod uit de Opiumwet. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 386.964,48 aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een vordering van de officier van justitie, die op 29 september 2015 schriftelijk had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou schatten en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat.

De behandeling van de zaak vond plaats op 22 oktober 2015. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de gepleegde strafbare feiten, en heeft de opbrengst van de hennepkwekerij berekend op basis van 14 oogsten.

De rechtbank heeft de bruto opbrengst van de hennep per oogst vastgesteld op minimaal € 32.590,08, wat resulteert in een totale bruto opbrengst van € 456.261,12 voor 14 oogsten. Na aftrek van de gemaakte kosten, waaronder afschrijvingskosten, kosten voor hennepstekken en variabele kosten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 386.964,48 bedroeg. De rechtbank heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de beslissing genomen om het bedrag vast te stellen en de veroordeelde te verplichten tot betaling aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/720098-15
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 november 2015 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonadres] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 29 september 2015 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 386.964,48 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/720098-15 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 22 oktober 2015.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier nummer PL0200-2014089062 d.d. 20 november 2014 van Politie Eenheid Noord-Nederland, inhoudende de relatering van verbalisanten
[verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2014, opgenomen op pagina
55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant [verbalisant 1] .
3. Een schriftelijk stuk, te weten een huurovereenkomst, ondertekend op 8 maart 2007,
opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier.
4. Een schriftelijk stuk, te weten het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. d.d. 20 november 2014, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 5 november 2015 in de zaak met parketnummer 18/720098-15 veroordeeld ter zake in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat, de door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna BOOM) berekende opbrengst en kosten per hennepplant. De rechtbank gaat, gelet op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, uit van 14 oogsten.
Uit voormeld rapport d.d. 20 november 2014 blijkt dat de opbrengst aan hennep per plant minimaal 23 gram bedraagt, waardoor de totale bruto opbrengst aan hennep per oogst 9,936 kilogram (432 planten x 23 gram) bedraagt. Omdat de daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep niet kon worden vastgesteld, bedraagt de opbrengst volgens BOOM minimaal
€ 3.280 per kilogram. De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan minimaal 9,936 kilogram x € 3.280 = € 32.590,08.
Deze opbrengst moet worden verminderd met de door veroordeelde gemaakte standaard kosten, te weten afschrijvingskosten, hennepstekken en variabele kosten. Bij 432 planten bedragen de afschrijvingskosten van de investeringen € 300 per oogst. De inkoopprijs van de stekken bedraagt € 2,85 per stek, terwijl de variabele kosten (kweekmedium, water en voedingsstof) € 3,33 per plant bedragen.
Daarnaast heeft veroordeelde de elektriciteit op legale wijze betrokken en periodiek voldaan. Blijkens het rapport van het BOOM bedragen deze kosten € 1.980 per oogst. Ook deze kosten moeten op het wederrechtelijk voordeel in mindering worden gebracht.
Dit levert de volgende berekening op:
bruto opbrengst 14 oogsten x € 32.590,08 € 456.261,12
kosten
- afschrijvingskosten 14 x € 300 - 4.200,00
- hennepstekken 14 x 432 x € 2,85 - 17.236,80
- variabele kosten 14 x 432 x € 3,33 - 20.139,84
- elektriciteitskosten 14 x € 1.980 - 27.720,00
----------------
voordeel € 386.964,48
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 386.964,48 voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 386.964,48.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 386.964,48 (zegge: driehonderdzesentachtig duizend negenhonderdvierenzestig euro en achtenveertig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma en
mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 november 2015.
Mr. Lootsma is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.