ECLI:NL:RBNNE:2015:6287

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
18.920263-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake valsheid in geschrift met betrekking tot PGB-fraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in Frankrijk en wonende in Nederland, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 september 2011 tot 1 december 2012 meermalen valse verantwoordingsformulieren voor persoonsgebonden budgetten (PGB) te hebben opgemaakt. Deze formulieren waren bestemd om onterecht geld te ontvangen van zorgverleners, terwijl de betrokken personen in werkelijkheid geen zorg hadden ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het overlijden van zijn vrouw, doorging met het indienen van deze formulieren om zo PGB-gelden te blijven ontvangen. Dit leidde tot een onterecht ontvangen bedrag van bijna 72.000 euro.

Tijdens de zitting op 24 november 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waaronder de aangifte van Achmea Zorgkantoor en de verantwoordingsformulieren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, de spijt van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten. De rechtbank heeft geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, maar een onvoorwaardelijke werkstraf, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.920263-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 08 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Frankrijk),
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2011 tot 1 december 2012, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een verantwoordingsformulier, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte valselijk
A) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012, op naam van [persoon 1] en/of gedateerd op 13 september 2012, vermeld dat over de verantwoordingsperiode van 1 juli 2012 tot en met 30 juli 2012 een (totaal)bedrag van 3744 euro aan een of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 1] , en/of op dat formulier namens [persoon 1] een handtekening heeft gezet en/of
B) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012, op naam van [persoon 1] en/of gedateerd op 13 september 2012, vermeld dat over de verantwoordingsperiode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 een (totaal)bedrag van 23.490 euro aan een of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 1] , en/of op dat formulier namens [persoon 1] een handtekening heeft gezet en/of
C) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011, op naam van [persoon 2] en/of gedateerd op 19 januari 2012, vermeld dat over de verantwoordingsperiode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 een (totaal)bedrag van 22.707 euro aan een of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 2] , en/of op dat formulier namens [persoon 2] een handtekening heeft gezet en/of D) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011, op naam van [persoon 2] en/of gedateerd op 14 september 2011, vermeld dat over de verantwoordings-periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 een (totaal)bedrag van 22.040 euro aan of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 2] , en/of op dat formulier namens [persoon 2] een handtekening heeft gezet,
althans, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (geheel) valselijk op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ (bestemd voor zorgkantoor Achmea), althans geschrift, vermeld dat er een hoeveelheid geld aan een of meerdere zorgverlener(s) ten behoeve van [persoon 2] zou zijn betaald over de periode waarop dat formulier/geschrift zag, terwijl in werkelijkheid die [persoon 2] toen al was overleden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van 150 uren taakstraf subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 november 2015;
2. een schriftelijke aangifte [1] d.d. 26 februari 2014, inhoudende de verklaring van [persoon 3] , namens Achmea Zorgkantoor te [pleegplaats 3] , met bijlagen;
3. een viertal verantwoordingsformulieren PGB-AWBZ 2012 [2] , gericht aan de budgethouder [persoon 1] .

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2011 tot 1 december 2012, te [pleegplaats 1] of [pleegplaats 2] , meermalen, telkens een verantwoordingsformulier,
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk
A) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012, op naam van [persoon 1] en gedateerd op 13 september 2012, vermeld dat over de verantwoordingsperiode van 1 juli 2012 tot en met 30 juli 2012 een (totaal)bedrag van 3744 euro aan een of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 1] , en op dat formulier namens [persoon 1] een handtekening heeft gezet en
B) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2012, op naam van [persoon 1] en gedateerd op 13 september 2012, vermeld dat over de verantwoordingsperiode van 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 een (totaal)bedrag van 23.490 euro aan een of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 1] , en op dat formulier namens [persoon 1] een handtekening heeft gezet en
C) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011, op naam van [persoon 2] en gedateerd op 19 januari 2012, vermeld dat over de verantwoordingsperiode van 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 een (totaal)bedrag van 22.707 euro aan een of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 2] , en op dat formulier namens [persoon 2] een handtekening heeft gezet en
D) op een verantwoordingsformulier PGB-AWBZ 2011, op naam van [persoon 2] en gedateerd op 14 september 2011, vermeld dat over de verantwoordings-periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2011 een (totaal)bedrag van 22.040 euro aan of meerdere zorgverlener(s) was betaald door of ten behoeve van [persoon 2] , en op dat formulier namens [persoon 2] een handtekening heeft gezet,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapport van de reclassering d.d. 27 oktober 2015, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is na het overlijden van zijn vrouw doorgegaan met het indienen van verant-woordingsformulieren bij het zorgkantoor om op die wijze pgb-gelden die bestemd waren voor de verzorging van zijn vrouw, te kunnen blijven ontvangen. Verdachte voerde daarbij zorgverleners op die in werkelijkheid geen zorg hadden verleend.
Verdachte heeft door dat handelen bijna 72.000 euro onterecht ontvangen. Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van zorgvoorzieningen.
Aangaande de op te leggen straf komt de rechtbank tot het oordeel dat de eis van de officier van justitie dient te worden gevolgd.
Verdachte heeft oprecht spijt betuigd van zijn foutief handelen. Verdachte heeft volledige medewerking verleend aan het onderzoek en heeft zijn verantwoordelijkheid daarin genomen. Daarnaast zijn de feiten tot en met 2012 gepleegd en dient het tijdsverloop ook tot uitdrukking te komen in de op te leggen straf.
Gelet op deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, hoewel het benadelingsbedrag dat in beginsel wel zou rechtvaardigen.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf dient te worden opgelegd van een omvang als door de officier van justitie is gevorderd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 27 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
 Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
150 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
75 dagenzal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mrs. C.P. van Gastel en H. de Wit, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 08 december 2015.

Voetnoten

1.pag. 16 ev van het dossierPL0300-2014019887 (het dossier)
2.pag. 119 - 125 van het dossier