Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Gang van zaken
2.Motivering
3.Beslissing
€ 71.981,--en legt aan verdachte de verplichting op dat bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het door verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 8 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die betrokken was bij fraude met PGB-gelden. De officier van justitie had een ontnemingsvordering ingediend, waarin werd verzocht om het bedrag vast te stellen dat de verdachte wederrechtelijk had verkregen. Dit bedrag werd geschat op € 73.534,--, gebaseerd op artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft het dossier bestudeerd, inclusief een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tijdens de zitting op 24 november 2015 zijn zowel de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Brouwer, als de officier van justitie mr. R. Wildeman gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor valsheid in geschrift met betrekking tot de ontvangen PGB-gelden in de periode van 1 september 2011 tot 1 december 2012. Op basis van deze veroordeling kon de rechtbank de verdachte verplichten tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat.
De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk voordeel dat de verdachte had genoten, € 73.534,-- bedroeg, zoals vermeld in het rapport van 14 januari 2014. De raadsman heeft geen inhoudelijke bezwaren geuit tegen deze berekening, waardoor de rechtbank de vordering kon toewijzen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 71.981,--, dat de verdachte aan de Staat moet betalen. Deze beslissing is genomen op basis van de bewijsmiddelen, waaronder het eerder genoemde vonnis en het rapport van de verbalisant.