ECLI:NL:RBNNE:2015:6323

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2015
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
18.930424-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor het aanwezig hebben van GHB en amfetamine met vrijspraak voor witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van GHB en amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 november 2013 in Coevorden ongeveer 794,65 gram GHB en op 14 januari 2015 een hoeveelheid van 760,91 gram amfetamine aanwezig heeft gehad. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.M. Bierens, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data, waaronder 28 oktober 2014 en 20 november 2015. De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, vorderde een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf. De rechtbank heeft de verdachte echter vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen, omdat niet kon worden bewezen dat de geldbedragen afkomstig waren uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het opzettelijk aanwezig hebben van GHB en amfetamine, en legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. De rechtbank heeft de verdachte gelast om zich te houden aan de voorwaarden en heeft de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan de verdachte bevolen.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers 18/930424-13 en 18/930007-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 04 december 2014 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 28 oktober 2014, 03 februari 2015 en 20 november 2015.
Verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd,
in de zaak met
parketnummer 18/930424-13dat:
1.
hij op of omstreeks 23 november 2013 te [pleegplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, ongeveer 794,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB), zijnde Gamma Hydroxy
Boterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 23 november 2013, te gemeente Coevorden, althans in
Nederland, een of meer voorwerp(en), te weten een of meer bankbiljetten, te
weten 9 briefjes van 50 euro en/of 2 briefjes van 20 euro en/of 3 briefjes van
10 euro en/of 1 briefje van 5 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
en in de zaak met
parketnummer 18/930007-15dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2015, te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging
met een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 760,91 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, acht hetgeen aan verdachte onder parketnummer 18/930424-13 sub 1 en 2 en parketnummer 18/930007-15 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank zal opleggen:
  • 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de VNN en een behandelverplichting;
  • verbeurdverklaring van het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

bewijsoverwegingen

De verdachte dient van het onder
parketnummer 18/930424-13 sub 2tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 16 oktober 2010 (LJN BM4440, NJ 2010/655), niet bewezen dat er sprake is van witwassen, nu niet kan worden bewezen dat het voorhanden hebben van de tenlastegelegde geldbedragen
- afkomstig uit enig door verdachte zelf begaan misdrijf - heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van die geldbedragen.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder
parketnummers 18/930424-13 onder 1 en 18/930007-15bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en noch hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [1] ;
- de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [2] ;
- de verklaring van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] [3] ;
- de verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 7] [4] ;
- de verklaring van ing. P.H. Wallinga, deskundige van het NFI [5] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het verdachte het onder parketnummers 18/930424-13 sub 1 en 18/930007-15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
in de zaak met
parketnummer 18/930424-13dat:
1.
hij op 23 november 2013 te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 794,65 gram van een materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB), zijnde Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
in de zaak met
parketnummer 18/930007-15dat:
hij op 14 januari 2015, te [pleegplaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 760,91 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het onder parketnummers 18/930424-13 sub 1 en 18/930007-15 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
in de zaak met
parketnummer 18/930424-13dat:
onder 1.: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet, juncto artikel 47 van het Wetboek van strafrecht;
in de zaak met
parketnummer 18/930007-15dat:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de feiten en de verdachte strafbaar, omdat geen straf- en/of schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Verdachte heeft op 23 november 2013 te [pleegplaats] (tezamen in vereniging met een ander of anderen) een relatief grote hoeveelheid GHB aanwezig gehad. Daarnaast heeft hij op 14 januari 2015 te [pleegplaats] wederom een behoorlijke hoeveelheid harddrugs, dit maal amfetamine, aanwezig gehad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke harddrugs een gevaar voor de volksgezondheid vormen. Verdachte heeft er mede toe bijgedragen om het drugscircuit in stand te houden, met alle vormen van criminaliteit en overlast dat dat met zich meebrengt.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van verdachte. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 28 oktober 2015, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor Opiumwetdelicten is veroordeeld. Voorts komt uit de reclasseringsrapportage en het verhandelde ter terechtzitting naar voren dat verdachte nog afhankelijk is van speedgebruik.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat alleen het aanwezig hebben van harddrugs is bewezen. De rechtbank zal derhalve een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vanwege voormelde ernst van de bewezen verklaarde delicten is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een werkstraf en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf dienen te worden opgelegd. Het voorwaardelijke deel van gevangenisstraf dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en een ambulante behandelverplichting, worden verbonden.

Inbeslaggenomen geld

Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 18/930424-13 onder 2. tenlastegelegde witwassen, zal de rechtbank gelasten dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte zal worden teruggegeven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer
18/930423-13 sub 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummers 18/930424-13
sub 1 en 18/930007-15 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, heeft begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummers
18/930424-13 sub 1 en 18/930007-15 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 8 maanden, waarvan een gedeelte, groot 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de echter later anders mocht gelasten, op grond van niet naleving binnen de proeftijd van na te melden algemene of bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de reclassering van de verslavingszorg van de VNN, Parallelweg 36 te Emmen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de gemaakte afspraken en voorwaarden;
  • zich zal laten behandelen bij de (Forensische) verslavingszorg - diagnostiek en behandeling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Het (behandel)advies van de Forensische zorg is bindend. Verdachte wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering van de verslavingszorg van de VNN tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
- een
taakstraf, bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren zal verrichten, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.

De rechtbank gelast teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp:

- een geldbedrag.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mr. C.P. van Gastel en mr. H.H.A. Fransen , rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 december 2015.

Voetnoten

1.op pagina 9ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienummer: PL032V-2013086285 (PV1)
2.op pagina 73v van PV1
3.op pagina 112ev van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2015014412 (PV2)
4.op pagina 174v van PV2
5.op pagina 181v van PV2