ECLI:NL:RBNNE:2015:6362

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
18.930280-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wegens mishandelingen, bedreiging en vernieling

Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen, bedreiging en vernieling. De zaak werd behandeld in Assen, waar de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.P. Eujen, verscheen voor de meervoudige kamer. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek. De rechtbank heeft de verdachte ten laste gelegd dat hij op 18 oktober 2015 een onbekend gebleven persoon heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te stompen of te slaan, en dat hij tijdens zijn overbrenging van het politiebureau Meppel naar het cellencomplex in Assen, een ambtenaar van politie heeft bedreigd met de dood. Daarnaast was de verdachte ook betrokken bij mishandelingen van meerdere slachtoffers op 11 juli 2015 in Meppel.

De rechtbank heeft de feiten beoordeeld aan de hand van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de mishandelingen en bedreigingen wettig en overtuigend schuldig was, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van één jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Nederland tot schadevergoeding van € 65,10 toegewezen, terwijl andere vorderingen van benadeelde partijen werden afgewezen. De rechtbank heeft ook de proeftijd van eerdere voorwaardelijke veroordelingen verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18/930280-15 en 18/920187-15 en
18/920043-15, 18/125352-12 en 19/830136-12 (vorderingen na vv)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 december 2015 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 04 december 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek.

Tenlasteleggingen

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat:
ten aanzien van
parketnummer 18/930280-15:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te [pleegplaats 1]
een (onbekend gebleven) persoon heeft mishandeld door die persoon tegen het
hoofd te stompen en/of te slaan, althans te treffen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 in de provincie Drenthe (tijdens
overbrenging van het politiebureau Meppel naar het cellencomplex te Assen),
[slachtoffer 1] (ambtenaar van politie) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik maak je dood als ik hier weer uit ben" en /of "Dan ben
je van mij" en/of "Ik sla je kankerkop in elkaar" en/of "Ik schop je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 oktober 2015 te [pleegplaats 2] ,
een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , werkzaam bij Politie Noord-Nederland,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door [slachtoffer 1] met kracht in de hals te knijpen en/of
bij de hals beet te pakken, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is gevallen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ten aanzien van
parketnummer 18/920187-15:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Meppel,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] tegen/in het hoofd/gezicht te slaan
en/of te stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2015 te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Meppel,
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] tegen/in het hoofd/gezicht
te slaan en/of te stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Meppel,
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door [slachtoffer 4] tegen/in het
hoofd/gezicht te slaan en/of te stompen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 juli 2015, te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Meppel,
opzettelijk en wederrechtelijk een fiets en/of een tafel, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 11 juli 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk
een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
Politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak voor het onder parketnummer 18/920187-15 sub 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder parketnummer 18/930280-15 sub 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18/920187-15 sub 1, 2 en 5 ten laste gelegde;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Nederland tot een bedrag van € 65,10, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ;
- afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830136-12;
- verlenging van de proeftijden met telkens één jaar betreffende de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummers 18/920043-15 en 18/125352-12.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt het volgende.
Ten aanzien van
parketnummer 18/930280-15.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan de raadsman van verdachte, de
sub 1 en 2ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het
sub 1ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
[verbalisant 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Op 18 oktober 2015 was ik op [locatie] te [pleegplaats 1] . Ik zag dat [verdachte] in bedwang werd gehouden door personen. Nadat ik [verdachte] gevorderd had het centrum te verlaten, zag ik dat [verdachte] zich los rukte van eerdergenoemde personen. Ik zag dat hij zijn rechter arm met gebalde vuist, in een krachtige zwaai richting het hoofd van de persoon links van hem bewoog. Ik zag dat dit de persoon was die [verdachte] even daarvoor in bedwang had gehouden. Ik zag en hoorde dat de gebalde vuist van [verdachte] , vol in het in gezicht van de persoon links van hem terecht kwam. Ik hoorde hierbij een luid ?Pats? geluid. Ik zag dat de persoon links van [verdachte] hierdoor achterover viel en op de grond ten val kwam.
[verbalisant 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Op 18 oktober 2015 was ik op [locatie] in [pleegplaats 1] . Ik zag dat [verbalisant 1] met [verdachte] sprak en dat [verdachte] daarna losgelaten werd door de twee jongens/mannen. Ik zag dat [verdachte] direct met zijn armen om zich heen begon te zwaaien. Ik zag dat hij met zijn vuist een van de twee jongens/mannen in zijn gezicht raakte en wegliep.
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Er was een woordenwisseling op [locatie] en toen hield de politie me aan.
De rechtbank betrekt als bewijsmiddel als feit van algemene bekendheid dat het met kracht slaan van een gebalde vuist slaan in het gezicht, bij de betrokken persoon pijn veroorzaakt.
De rechtbank past bij de beoordeling van het
sub 2ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
Aangever [slachtoffer 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : Op 18 oktober 2015 was ik tezamen met [verbalisant 3] belast met een arrestantenvervoersdienst van de politie. Wij kwamen aan bij het bureau in Meppel. Ik hoorde toen dat wij [verdachte] zouden overbrengen. Wij zijn richting Assen gegaan. Onderweg ter hoogte van afslag de Wijk begon verdachte weer verschrikkelijk te schelden en te tieren. Ik hoorde hem roepen: “Kankerlijers, vuile kankerkoppen ik maak je dood als ik hier weer uit ben”. Ik had de indruk door zijn
gedrag dat hij het op dat moment ook werkelijk wel waar wilde maken. Ik reed richting het cellencomplex van Assen. Onderweg heeft verdachte nog meerdere malen gescholden en bedreigingen geuit naar ons. De bedreiging die ik hoorde waren: “Ik maak je dood, als ik er straks uit ben dan ben je van mij, ik sla je kankerkop in elkaar”. Toen wij de remise van het cellencomplex binnenreden hoorde ik hem roepen: “ik schop je dood”.
[verbalisant 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [5] : Op 18 oktober 2015 was ik belast met arrestantenvervoerwerkzaamheden. Wij kregen opdracht te gaan naar het politiebureau Meppel om een arrestant over te brengen naar het cellencomplex in Assen. Wij reden richting Assen. Toen wij net op weg waren hoorde ik dat de verdachte [verdachte] heel erg begon te schreeuwen. Ik hoorde dat hij zei, Ik maak je dood, of woorden van gelijke strekking. Onderweg hoorde ik dat de verdachte af en toe begon te schreeuwen. Hij gebruikte ongeveer de zelfde beledigingen en bedreigingen als eerder benoemd.
[verbalisant 4] verklaart -zakelijk weergegeven- [6] : In het cellencomplex te Assen werd door arrestant [verdachte] geroepen: “Kankerlijers ik maak jullie dood”. Hij keek richting [slachtoffer 1] en zei: “ik zweer het op mijn moeder ik maak je dood”.
De rechtbank heeft, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, uit de wettig bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte het
sub 3ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank zal derhalve verdachte terzake van dit vrijspreken.
Ten aanzien van
parketnummer 18/920187-15.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en anders dan de raadsman van verdachte, de
sub 1, 2 en 5ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past bij de beoordeling van de
sub 1 en 2ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
Aangever [slachtoffer 3] verklaart -zakelijk weergegeven- [7] : Op 11 juli 2015, omstreeks 03:45 uur, was ik in het [café] gevestigd aan [locatie] te [pleegplaats 1] . Toen ik buiten stond sprak de uitsmijter mij aan. De jongen waar mee de uitsmijter in gesprek was probeerde terug het café in te gaan. Er ontstond een handgemeen. Ik kreeg meerdere klappen in mijn gezicht. Dit veroorzaakte veel pijn.
Foto’s verwondingen aangever [slachtoffer 3] . [8]
Aangever [slachtoffer 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [9] : Ik stond 11 juli 2015 in het [café] te [pleegplaats 1] . Op een gegeven moment was een jongen weer vervelend. Ik zag dat hij uithaalde met volle kracht met zijn vuist in de richting van mijn gezicht. Ik voelde deze vuist op mijn rechteroog terecht komen Dit deed pijn. Ik voelde ook dat ik op mijn linkerslaap was geslagen. Ook daar voelde ik pijn. Omdat ik de jongen niet onder controle kreeg en ik hem wilde vasthouden omdat hij mij geslagen had, kwam een andere jongen mij te hulp. Deze jongen kreeg vervolgens ook rake klappen in zijn gezicht. Ik had een bult op mijn rechteroogkas en ik voelde pijn aan mijn linkerslaap. Beiden waren gezwollen door de klappen die ik heb gehad. Ik hoorde van een vrouwelijke gast uit het café dat de jongen ‘ [voornaam] ’ heet.
[verbalisant 5] verklaart -zakelijk weergegeven- [10] : Naar aanleiding van een melding van de portier van [café] aan [locatie] in Meppel, dat hij geslagen was door een onbekend persoon, begaf ik mij ter plaatse. Hier aangekomen bleek dat er twee personen waren die door de verdachte waren mishandeld. Dit betroffen [slachtoffer 2] van het [café] en omstander [slachtoffer 3] . Ik zag dat met name [slachtoffer 3] behoorlijke verwondingen aan zijn gezicht had. Ik zag dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] pijn hadden. Na enig vragen, ook aan de aanwezige omstanders, bleek dat de verdachte van de mishandeling de mij bekende [verdachte] was.
[verbalisant 6] verklaart -zakelijk weergegeven- [11] : Ter plaatse sprak ik met de portier [slachtoffer 2] , tevens aangever. Ik hoorde de portier zeggen dat een klant binnen wist wie de verdachte was. Ik vroeg de vrouw of zei kon vertellen wie de verdachte was. Ik hoorde de vrouw zeggen: ‘Hij heet [voornaam] ’ Hij heeft in [plaats] gewoond. Ik, verbalisant ben ambtshalve bekend met een ‘ [voornaam] uit [plaats] ’. Ik ben adoptieagent geweest van [verdachte] . Ik weet dat de roepnaam van [verdachte] de naam ‘ [voornaam] is. Ik vroeg aan de vrouw of de verdachte ‘ [verdachte] ’ heette, ik hoorde de vrouw zeggen: ‘Ja! dat is hem.’
[getuige] verklaart -zakelijk weergegeven- [12] : Op 11 juli 2015was ik in het [café] te [pleegplaats 1] . Een van de uitsmijters van het café sprak de jongen aan op zijn gedrag en wilde dat hij het café verliet. Ik zag dat genoemde jongen met beide tot vuist gebalde handen in de richting van de uitsmijter sloeg. Ik zag dat hij de uitsmijter ook een paar keer raakte aan zijn hoofd. Toen ik buiten kwam zag ik dat de jongen geboeid door de politie in een politieauto werd gezet.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank
sub 5bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en noch hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte namens de Politie Noord-Nederland [13] ;
- de verklaring van [verbalisant 7] [14] ;
- de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, het
sub 3 en 4ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/930280-15 sub 1 en 2 en het onder parketnummer 18/920187-15 sub 1, 2 en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
ten aanzien van
parketnummer 18/930280-15:
1.
hij op 18 oktober 2015 te [pleegplaats 1] een onbekend gebleven persoon heeft mishandeld door die persoon tegen het hoofd te stompen of te slaan;
2.
hij op 8 oktober 2015 in de provincie Drenthe tijdens overbrenging van het politiebureau Meppel naar het cellencomplex te Assen, [slachtoffer 1] (ambtenaar van politie) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood als ik hier weer uit ben" en "Dan ben je van mij" en "Ik sla je kankerkop in elkaar" en "Ik schop je dood";
ten aanzien van
parketnummer 18/920187-15:
1.
hij op 11 juli 2015, te [pleegplaats 1] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] tegen/in het hoofd/gezicht te slaan of te stompen;
2.
hij op 11 juli 2015 te [pleegplaats 1] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld door [slachtoffer 3] in het gezicht te slaan;
5.
hij op 11 juli 2015 te [pleegplaats 2] opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, toebehorende aan Politie Noord-Nederland, heeft vernield.
De verdachte zal van het onder parketnummer 18/930280-15 sub 1 en 2 en het onder parketnummer 18/920187-15 sub 1, 2 en 5 meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen bewezen is verklaard en op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van
parketnummer 18/930280-15:
1. Mishandeling.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van
parketnummer 18/920187-15:
1. Mishandeling.
2. Mishandeling.
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een andere toebehoort vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport, d.d. 02 december 2015 opgemaakt door D. Breuker, forensisch psycholoog.
Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie:
Bij verdachte kan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens worden vastgesteld in de zin van een pervasieve ontwikkelingsstoornis Niet Anderszins Omschreven (PDD-NOS). Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven met vooral antisociale en narcistische kenmerken. Daarnaast is er sprake van alcoholmisbruik en van
cannabismisbruik, mogelijk van cannabisafhankelijkheid. De stoornis en beperkingen zijn aanwezig geweest tijdens het plegen van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van het plegen van de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel veroordeeld. De feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregel(en), er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan, en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen de adviezen die zijn uitgebracht door de Verslavingszorg Noord Nederland in het reclasseringsrapport d.d. 02 december 2015, welke rapportage ter terechtzitting nader door een reclasseringswerker is toegelicht, en de eerder genoemde rapportage van forensisch psycholoog Breuker.
Het rapport van forensisch psycholoog Breuker houdt, zakelijk weergegeven, onder meer in als conclusie: Ter verkleining van de kans op een recidive wordt geadviseerd om verdachte een klinische behandeling op te leggen in het kader van een onvoorwaardelijke ISD maatregel. Vanwege de herhaaldelijke recidive en het falen van het toezicht omdat verdachte niet in staat is zich te houden aan de voorwaarden, wordt een steviger kader als de ISD noodzakelijk gevonden. Binnen de ISD kan betrokkene worden toe geleid naar de kliniek. Op het moment dat hij zich niet houdt aan de behandelvoorwaarden en er een recidive dreigt kan hij weer naar binnen worden gehaald waardoor de ISD als vangnet kan fungeren. Hij kan dan opnieuw worden gemotiveerd voor behandeling.
Met het oog op beëindiging van de recidive van verdachte, mede om alle kansen te geven aan de oplossing van verdachtes problematiek, en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, zal de rechtbank de maatregel voor een termijn van één jaar opleggen.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830136-12
De rechtbank wijst de vordering tenuitvoerlegging, overeenkomstig de door de officier van justitie ter terechtzitting gedane vordering, af.
Vorderingen tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummers 18/920043-15 en 18/125352-12
De rechtbank is van oordeel dat, nu de veroordeelde de in voormelde vonnissen gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straffen. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans, onder afwijzing van de vorderingen tenuitvoerlegging, te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Benadeelde partij Politie Noord-Nederland

De benadeelde partij heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 18/920187-15 sub 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen, nu de benadeelde partij geen schadebedrag heeft gevorderd. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen vast te stellen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Benadeelde partij [slachtoffer 4]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 38m, 38n, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/930280-15 sub 3 en het onder parketnummer 18/920187-15 sub 3 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/930280-15 sub 1 en 2 en het onder parketnummer 18/920187-15 sub 1, 2 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte het onder parketnummer 18/930280-15 sub 1 en 2 en het onder parketnummer 18/920187-15 sub 1, 2 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt de verdachte op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van 1 jaar.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Politie Noord-Nederland toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 65,10.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Politie Noord-Nederland, te betalen een bedrag van € 65,10, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830136-12
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/125352-12
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Verlengt de in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 17 juni 2013 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/920043-15
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Verlengt de in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland d.d. 03 april 2015 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter,
mr. C.P. van Gastel en mr. H.H.A. Fransen, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2015.
Mr. Van Gastel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 13/14 van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2015304198 (het PV)
2.op pagina 16/17 van het PV
3.op pagina 43ev van het PV
4.op pagina 32ev van het PV
5.op pagina 37/38 van het PV
6.op pagina 39/40 van het PV
7.op pagina 9/10 van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0100-2015201629 ( PV1)
8.op pagina 11ev van PV1
9.op pagina 14ev van PV1
10.op pagina 36 van PV1
11.op pagina 38 van PV1
12.op pagina 44/45 van PV1
13.op pagina 24 van PV1
14.op pagina 41 van PV1