ECLI:NL:RBNNE:2015:6383

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
18.830246-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en diefstal in het uitgaansleven

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 december 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van een poging tot zware mishandeling en diefstal. De verdachte was samen met een ander betrokken bij een gewelddadige aanval op een man in het uitgaansleven van [pleegplaats]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de poging tot zware mishandeling, en aan diefstal van een fiets. De feiten vonden plaats op 30 augustus 2015, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer met geweld aanvielen, wat resulteerde in een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans op de dood was. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van negen maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/830246-15, 18/136980-15 (gevoegd ter terechtzitting), 18/820149-15 (vordering tenuitvoerlegging), 18/075429-15 (vordering tenuitvoerlegging)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
18 december 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in de [verblijfadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 december 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Akkerman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
18/830246-15
hij op of omstreeks 30 augustus 2015,
te [pleegplaats 1] , (althans) in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] ,
-met kracht een klap in diens nek en/of op diens (achter)hoofd heeft/hebben
gegegeven en/of
-meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met gebalde vuisten tegen diens
bovenlichaam heeft/hebben geslagen en/of
-vanuit een sprong (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht heeft
/hebben geslagen en/of
-tegen diens benen heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan, althans mede
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen/beland en/of
(vervolgens)
-meermalen, althans eenmaal met kracht tegen diens hoofd, in elk geval tegen
diens (boven) lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt en/of meermalen, althans
eenmaal met kracht (en met gebalde vuist[en]) op/tegen diens hoofd en/of op
tegen diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2015,
te [pleegplaats 1] , althans in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] ,
-met kracht een klap in diens nek en/of op diens (achter)hoofd heeft/hebben
gegegeven en/of
-meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met gebalde vuisten tegen diens
bovenlichaam heeft/hebben geslagen en/of
-vanuit een sprong (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht heeft
/hebben geslagen en/of
-tegen diens benen heeft/hebben getrapt, tengevolge waarvan, althans mede
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen/beland en/of
(vervolgens)
-meermalen, althans eenmaal met kracht tegen diens hoofd, in elk geval tegen
diens (boven) lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt en/of meermalen, althans
eenmaal met kracht (en met gebalde vuist[en]) op/tegen diens hoofd en/of op
tegen diens lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 augustus 2015,
te [pleegplaats 1] ,
openlijk,
te weten op of aan de openbare weg, [straatnaam 1] ,
in elk geval op of aan een openbare weg,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,
welk geweld (ondermeer) bestond uit het
-met kracht geven van een klap in de nek van die [slachtoffer 1] en/of op het
(achter)hoofd slaan van die [slachtoffer 1] en/of
-meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met gebalde vuisten slaan tegen het
bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en/of
-vanuit een sprong (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht slaan van
die [slachtoffer 1] en/of
-trappen tegen de benen van die [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan, althans mede
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen/beland en/of
(vervolgens)
-meermalen, althans eenmaal, met kracht trappen en/of schoppen tegen het
hoofd, in elk geval tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1]
en/of het meermalen althans eenmaal met gebalde vuisten slaan en/of stompen
tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] .
18/136980-15
hij op of omstreeks 10 juli 2015 in de gemeente Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus) met een of meer fietstassen met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder parketnummer 18/830246-15 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen en dat verdachte dus moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte en zijn medeverdachte grof en excessief geweld gebruiken tegen het slachtoffer. De medeverdachte heeft schoppende bewegingen gemaakt richting het slachtoffer, maar niet te zien is dat die het hoofd van het slachtoffer raken. Nu ook het slachtoffer zelf niet heeft aangegeven tegen zijn hoofd te zijn geschopt, kan een aanmerkelijke kans op de dood niet worden vastgesteld. Het door verdachte en zijn medeverdachte gebruikte geweld roept wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven. Hoewel verdachte en zijn medeverdachte elkaar niet zeggen te kennen, is er, mede gelet op de gelijktijdigheid van het gebruikte geweld, wel sprake van nauwe en bewuste (stilzwijgende) samenwerking. Verdachte is daarom schuldig aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd dat het onder parketnummer 18/136980-15 ten laste gelegde kan worden bewezen op basis van de aangifte, de verklaring van de stadswacht die verdachte op de fiets heeft zien fietsen kort nadat deze was gestolen, en de constateringen van de verbalisanten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/830246-15 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er een duidelijke reden is waarom verdachte en zijn medeverdachte onafhankelijk van elkaar die nacht met aangever in conflict zijn gekomen. Eerder die nacht hebben zij al problemen met aangever gehad en die zoekt in [straatnaam 2] opnieuw de confrontatie. Verdachte heeft aangever enkel meermalen geslagen. Het was de medeverdachte die aangever schopte, waarbij opgemerkt dient te worden dat de eerste schop niet raak was en dat van de overige twee schoppen, die niet met volle kracht waren, niet vastgesteld kan worden dat die op het hoofd van aangever gericht waren. Er is daarom geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. Als er al sprake was van schoppen in de richting van het hoofd, dan komt dat voor rekening van de medeverdachte. Het opzet van verdachte was daarop niet gericht. Het gebeurde in een tijdbestek van enkele seconden en in die situatie kun je je daarvan niet distantiëren. Van medeplegen met betrekking tot het schoppen kan dus geen sprake zijn. Enkel openlijke geweldpleging kan worden bewezen.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder 18/136980-15 ten laste gelegde vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de lezing van verdachte niet door de bewijsmiddelen wordt weerlegd.
Beoordeling van het bewijs
18/830246-15
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2015, opgenomen op p. 23 e.v. van dossier nummer 2015254287 d.d. 31 augustus 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zondag 30 augustus 2015 omstreeks 6:15 uur liep ik in [straatnaam 2] . Bij een kroeg aangekomen zag ik dat er wat mensen voor de ingang stonden. Zij zeiden dat de kroeg gesloten was en maakten mij duidelijk dat ik niet welkom was. Er ontstond een discussie. Hierop zag ik dat er 2 à 3 man op mij af kwam. Ik voelde dat ik wat klappen van hen kreeg. Ik ben een stuk naar achteren gelopen om ruimte te creëren. Hierna kwamen er direct weer 2 à 3 man op mij af die mij nog een keer begonnen te slaan. Ik weet nog dat ik op de grond ben komen te liggen en dat ik mij verdedigd heb. Hierna werd het rustig. Daarna had ik pijn op mijn sleutelbeen en mijn voorhoofd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015, opgenomen op p. 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Op 30 augustus 2015 bekeek ik, verbalisant, de camerabeelden van de camera's in het uitgaansgebied in [pleegplaats 1] . Kort voordat ik de beelden bekeek, heb ik [verdachte] in zijn cel gezien. Ik zag dat hij een wit hemd droeg en dat in zijn fouillering een wit T-shirt zat. Ik hoorde ook dat [medeverdachte] een grijze hoodie in zijn fouillering had. Op de camerabeelden zag ik dat het 30 augustus 2015 was.
6:15:47 uur: ik zie [straatnaam 2] te [pleegplaats 1] . Ik zie bovenin beeld nabij de steeg waar [horecagelegenheid] is gevestigd een drietal personen. Ik zie een blanke man dragende een wit T-shirt met zijn armen gespreid staan tegenover een donkere man met een wit overhemd met daaronder een wit hemd. Ik zie daarachter een donkere man lopen dragende een grijze hoodie. Ik krijg op de beelden de indruk dat de donkere man met het hemd en de blanke man in discussie zijn. Ik zie de blanke man vervolgens lopen richting [straatnaam 1] . Ik zie dat de beide donkere mannen de man op korte afstand volgen. Ik herken de donkere man met het hemd als [verdachte] . Ik herken de donkere man met de hoodie als [medeverdachte] . Kennelijk is de blanke man met het witte T-shirt aangever [slachtoffer 1] .
6:17:00 uur: ik zie [verdachte] ineens uit het niets met kracht een klap in de nek van aangever [slachtoffer 1] geven. Ik zie dat aangever hierdoor voorover valt maar zich staande weet te houden. Ik zie dat [verdachte] vervolgens door blijft slaan met twee gebalde vuisten op het lichaam van aangever. Ik zie dat [verdachte] minstens zes keer met kracht een vuistslag tegen het lichaam van aangever [slachtoffer 1] geeft.
6:17:05 uur: ik zie [medeverdachte] ineens een aanloop nemen richting aangever. Ik zie [medeverdachte] omhoog springen en vanuit zijn sprong met kracht een vuistslag tegen het gelaat van aangever geven. Ik zie dat aangever wegloopt met versnelde pas en ik zie [medeverdachte] met gebalde vuisten met gebogen knieën in een soort gevechtshouding zich bewegen richting aangever. Ik zie dat aangever weg probeert te rennen van zijn belagers. Ik zie dat [medeverdachte] dan ineens een trappende beweging maakt richting de benen van aangever. Ik zie dat aangever hierdoor op straat valt. Ik zie dat aangever zich op zijn rug draait en ik zie [medeverdachte] met een aanloop een trappende beweging maken richting het hoofd van aangever. Ik zie [verdachte] zich vervolgens voorover buigen terwijl aangever op de grond ligt. Ik zie [verdachte] minstens tien stompen op het lichaam van aangever geven. Ik zie dat [verdachte] dit met kracht en met gebalde vuisten doet. Ik zie dat aangever ineengekrompen op straat ligt, zijn armen strak tegen het lichaam houdend en zijn benen in elkaar gekrompen. Ik zie dat [medeverdachte] op zijn beurt met kracht minstens drie trappen tegen het lichaam van aangever geven. Ik zie dat [verdachte] en [medeverdachte] vervolgens gehaast weglopen.
De door verdachte op de terechtzitting van 11 december 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben diegene in het witte overhemd op de camerabeelden.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast met betrekking tot de feitelijke gang van zaken. De medeverdachte duwt aangever eerst weg bij de ingang van het café, waarna aangever van een derde persoon een klap krijgt. Vervolgens wordt aangever gevolgd door zowel verdachte als zijn medeverdachte. Zij lopen gelijktijdig, zij het enigszins van elkaar verwijderd, achter aangever aan. Op enig moment slaat verdachte aangever van achteren op zijn hoofd, gevolgd door enkele slagen op het lichaam. De medeverdachte ziet dit gebeuren, maar blijft op korte afstand volgen en distantieert zich niet. Vervolgens slaat de medeverdachte aangever eveneens, met een aanloop en in een soort sprong, van achteren hard op zijn hoofd. Als aangever vervolgens weg probeert te komen, trapt de medeverdachte hem hardhandig onderuit, waardoor aangever op de grond komt te liggen. Op dat moment schopt de medeverdachte hem enkele malen en stompt verdachte hem gelijktijdig meerdere malen op zijn lichaam. Dan eindigt het geweld en lopen verdachte en de medeverdachte weg.
De rechtbank kan niet vaststellen dat de schoppen die de medeverdachte uitdeelde op het hoofd van aangever waren gericht, zodat van een aanmerkelijke kans op de dood niet kan worden gesproken. Nu ook het overige gebruikte geweld die kans niet in het leven roept, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde, de poging tot doodslag.
Het door verdachte en zijn medeverdachte gebruikte geweld, bestaande uit het schoppen en het meerdere malen en met kracht met de vuisten op het hoofd en lichaam stompen, roept in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven. Niet enkel het schoppen kan deze kans in het leven roepen. Verdachte en zijn medeverdachte hebben door aldus te handelen die kans ook bewust aanvaard. Dat aangever zijn armen voor zijn hoofd hield op het moment dat hij op de grond kwam te liggen, doet daaraan niet af. Dat deze kans zich niet heeft verwezenlijkt is niet aan verdachte en zijn medeverdachte te danken. De rechtbank acht daarom het subsidiair ten laste gelegde, de poging tot zware mishandeling, bewezen.
Met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel er geen aanleiding is om er van uit te gaan dat verdachte de medeverdachte kent, en niet vastgesteld kan worden dat zij vooraf afspraken hebben gemaakt of een onderlinge rolverdeling hebben afgesproken, is het gezamenlijk en gelijktijdig optreden tegen aangever aan te merken als een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Immers, verdachte en zijn medeverdachte waren van elkaars aanwezigheid op de hoogte en zij zagen van begin af aan wat de ander deed. Van distantiëren op enig moment was geen sprake. Een deel van het gepleegde geweld voerden zij zelfs gelijktijdig uit. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
18/136980-15
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2015, opgenomen op p. 11 e.v. van dossier nummer 2015199581 d.d. 13 juli 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik parkeerde op 10 juli 2015 omstreeks 10:45 uur mijn elektrische fiets, merk Batavus, type Genova, met fietstassen, bij het gebouw van de repro van het politiebureau aan de [straatnaam 3] te [pleegplaats 1] . Ik ben tot ongeveer 11:15 uur binnen geweest. Toen ik buiten kwam zag ik dat mijn fiets was weggenomen. Hierbij werden de goederen vermeld op de bijlage weggenomen, onder andere een rode zonnebril van Esprit, een zwarte schoudertas, een witte Samsung, een rode portemonnee, ongeveer 25/30 euro, een bankpas van ING, een witte toegangspas van Partour en een ID-kaart.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juli 2015, opgenomen op p. 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] :
Ik ben werkzaam als toezichthouder bij stadstoezicht gemeente Leeuwarden. Omstreeks 11:00 uur werd ik in kennis gesteld dat een donkere manspersoon met gemillimeterd haar, een zwarte jas en een blauwe spijkerbroek een grijze elektrische damesfiets met fietstassen had gestolen. Omstreeks 12:00 uur bevond ik mij op het parkeerterrein van [locatie] . Ik zag een persoon langsfietsen op een grijze elektrische damesfiets, voorzien van fietstassen, en de man voldeed aan het signalement.
Ik zag dat de man [juweliersbedrijf] in liep ter hoogte van de [straatnaam 4] te [pleegplaats 2] . Hierop heb ik de man staande gehouden en heeft de politie de man aangehouden.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2015, opgenomen op p. 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Bij de insluiting van de [verdachte] hebben wij, verbalisanten, de insluitings- en fouilleringslijst van de aanhouding van vrijdag 10 juli 2015 om 8:15 uur vergeleken met de goederen die verdachte nu bij zich droeg. De verdachte was namelijk vanochtend aangehouden en na verhoor heengezonden en had vervolgens vermoedelijk de betreffende fiets weggenomen bij het politiebureau. Wij zagen dat verdachte een bankpas van ING op naam van [slachtoffer 2] en 14,10 euro in zijn bezit had. Tevens had hij nu twee mobiele telefoons in zijn bezit van Samsung, een zwarte en een witte. Wij hoorden dat de bankpas van aangeefster was. Ook hoorden wij dat de witte Samsung van aangeefster was. Zij wist de code van de telefoon en herkende de achtergrondfoto.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2015, opgenomen op p. 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Op vrijdag 10 juli 2015 omstreeks 11:25 uur reed ik, [verbalisant] , onopvallend over de [straatnaam 5] te [pleegplaats 2] . Bij de T-splitsing van de [straatnaam 3] en de [straatnaam 5] zag ik het volgende. Bij de bushalte aan de [straatnaam 5] aan de kant van de [straatnaam 3] zag ik een grijze fiets met twee fietstassen staan. In de richting van de [straatnaam 3] zag ik een getinte man, ongeveer 1.70 meter, kaal, met donkere kleding, bij een vuilnisbak staan. Ik zag dat de man met beide handen in de vuilnisbak zat. Omstreeks 13:00 uur reed ik over de [straatnaam 5] . In de ochtend was de fiets van aangeefster [slachtoffer 2] gestolen. Het zou gaan om een grijze fiets met fietstassen. Uit nieuwsgierigheid stopte ik bij de bushalte en liep ik naar de vuilnisbak waar ik vanmorgen de getinte man zag. Ik zag in die vuilnisbak een rode portemonnee en meerdere pasfoto's liggen. In de rode portemonnee zag ik een ID-kaart op naam van [slachtoffer 2] zitten. Om 13:30 uur liep ik naar het cellencomplex aan de [straatnaam 3] . Ik herkende daar de verdachte van de diefstal van de fiets als de getinte man die ik diezelfde ochtend met zijn handen in de vuilnisbak had gezien.
Bewijsoverweging
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de fiets van aangeefster heeft gestolen. Daarbij overweegt de rechtbank dat verdachte die ochtend rijdend op de fiets is waargenomen door een stadswacht. Ook werd verdachte gezien bij de bushalte in de buurt van het politiebureau, de plek waar de fiets werd weggenomen, alwaar verdachte met zijn handen in een vuilnisbak zat. Daar stond toen ook de gestolen fiets. In de vuilnisbak werd later de portemonnee van aangeefster aangetroffen. Enige tijd later is deze man, verdachte, vervolgens aangehouden door de politie. Bij zijn aanhouding was verdachte in bezit van de bankpas en de telefoon van aangeefster, welke met haar fiets waren weggenomen. Al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd brengen de rechtbank tot het oordeel dat het verdachte is geweest die de fiets heeft gestolen. De lezing van verdachte wordt door de inhoud van deze bewijsmiddelen voldoende weerlegd.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/830246-15 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/136980-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
18/830246-15
hij op 30 augustus 2015, te [pleegplaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 1] ,
-met kracht een klap in diens nek en/of op diens achterhoofd heeft gegeven en
-meermalen met kracht met gebalde vuisten tegen diens bovenlichaam heeft geslagen en
-vanuit een sprong met kracht met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen en
-tegen diens benen heeft getrapt, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen/beland en vervolgens
-meermalen met kracht tegen diens bovenlichaam heeft getrapt/geschopt en meermalen
met kracht en met gebalde vuisten op/tegen diens hoofd en tegen diens lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
18/136980-15
hij op 10 juli 2015 in de gemeente Leeuwarden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Batavus) met fietstassen met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
18/830246-15
subsidiair: medeplegen van een poging tot zware mishandeling
18/136980-15
diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/830246-15 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/136980-15 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf die voor wat betreft het onvoorwaardelijk gedeelte in duur gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest, met daarbij eventueel een voorwaardelijk deel waar bijzondere voorwaarden aan kunnen worden verbonden. Er moet rekening worden gehouden met de context waarin een en ander plaatsvond. Het strafblad van verdachte moet geen reden zijn om in het nadeel van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten, nu zijn strafblad andersoortige feiten betreft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in het uitgaansleven van [pleegplaats 1] samen met een ander een man mishandeld door hem te slaan en te schoppen. Verdachte heeft daarbij grof geweld gebruikt en hij mag van geluk spreken dat het slachtoffer geen ernstig letsel heeft opgelopen als gevolg van zijn handelen. De rechtbank vindt dit een ernstig feit, waarvoor een gevangenisstraf een passende sanctie is. Daarbij heeft verdachte ook nog een fiets gestolen, waarmee hij geen respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen. Ook dat is een vervelend feit.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening met het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat hij al vaker onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Ook houdt de rechtbank rekening met het advies van de reclassering. Daaruit blijkt dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en dat het, om dat risico te verlagen, van belang is dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende behandeling en dat hij zich laat begeleiden door de reclassering om ook praktische problemen op te lossen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, mede om daaraan bijzondere voorwaarden te kunnen verbinden en om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder parketnummer 18/136980-15 bewezen verklaarde)
[slachtoffer 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 101,75 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering. Een aantal goederen waarvan de kosten worden gevorderd is niet genoemd in de aangifte en onderbouwende stukken bij de vordering ontbreken. Het zou een onevenredige belasting van het strafproces zijn om de zaak aan te houden om de benadeelde alsnog in de gelegenheid te stellen de vordering aan te vullen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij het standpunt van de officier van justitie aangesloten.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/820149-15

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 1 juni 2015, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 juni 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 17 november 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Door de raadsman is naar voren gebracht dat de vordering moet worden afgewezen, nu het thans bewezen verklaarde feit een andersoortig delict betreft.
De rechtbank overweegt dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 1 juni 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/075429-15

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 juli 2015, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 juli 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 19 november 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering. Door de raadsman is naar voren gebracht dat de vordering moet worden afgewezen, nu het thans bewezen verklaarde feit een andersoortig delict betreft.
De rechtbank overweegt dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 15 juli 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 47, 57, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/830246-15 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/830246-15 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/136980-15 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich zo spoedig mogelijk na zijn invrijheidstelling meldt bij de afdeling reclassering van de VNN aan de Canadalaan 1 te Groningen, telefoonnummer [telefoonnummer] , en zich hierna blijft melden zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
 dat de veroordeelde zich voor diagnostiek en eventueel daarop volgende behandeling onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek van de VNN, of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
 dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol zolang de reclassering dat noodzakelijk acht en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek, bloedonderzoek of urineonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van
27 januari 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen d.d. 1 juni 2015, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Groningen d.d. 15 juli 2015, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. K.R. Bosker en
mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2015.