ECLI:NL:RBNNE:2015:709

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
20 februari 2015
Zaaknummer
3327871 CV EXPL 14-11474
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van een contractuele boete in een koopovereenkomst met ontbindende voorwaarden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 18 februari 2015, hebben eisers, bestaande uit twee partijen, een vordering ingesteld tegen gedaagden, eveneens bestaande uit twee partijen, met betrekking tot een contractuele boete van € 16.500. Deze boete was opgenomen in een koopovereenkomst voor een woning die eisers op 17 oktober 2013 aan gedaagden hadden verkocht voor € 165.000. De koopovereenkomst bevatte ontbindende voorwaarden die gedaagden moesten inroepen indien zij niet in staat waren om een hypothecaire lening te verkrijgen of hun eigen woning te verkopen. Gedaagden hebben deze voorwaarden niet tijdig ingeroepen, wat leidde tot de vordering van eisers om de boete te betalen.

Tijdens de procedure hebben gedaagden betoogd dat zij in de veronderstelling verkeerden dat zij de ontbindende voorwaarden nog konden inroepen, en dat zij financieel in een moeilijke situatie verkeerden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden de ontbindende voorwaarden niet tijdig hebben ingeroepen en dat zij derhalve de contractuele boete verschuldigd zijn. Echter, de rechter heeft ook overwogen dat de onverkorte toepassing van de boete tot een buitensporig resultaat zou leiden, gezien het feit dat eisers geen schade hebben geleden door de tekortkoming van gedaagden.

De kantonrechter heeft uiteindelijk besloten de boete te matigen tot € 3.500,00, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, waaronder de financiële situatie van gedaagden en het feit dat de woning uiteindelijk voor dezelfde prijs is verkocht. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechter heeft de overige vorderingen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3327871 CV EXPL 14-11474
Vonnis d.d. 18 februari 2015
inzake

1.[eisende partij sub 1],

wonende aan [plaats],
2. [eisende partij sub 2],
wonende aan [plaats],
eisers,
hierna te noemen [eisers],
gemachtigde mr. M.J. Siertsema, jurist D.A.S. Rechtsbijstand (postbus 23000, 1100 DM Amsterdam),
tegen

1.[gedaagde partij sub 1],

2.[gedaagde partij sub 2],
wonende aan [plaats],
gedaagden,
hierna te noemen[gedaagden],
gemachtigde mr. J. Borsch, advocaat te Leek (postbus 191, 9350 AD Leek).
PROCESVERLOOP
Bij inleidende dagvaarding hebben [eisers] gevorderd om[gedaagden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan hen ter zake van verschuldigde contractuele boete te betalen de somma van € 16.500, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 940,00, een en ander kosten rechtens.
Bij conclusie van antwoord hebben[gedaagden] de vorderingen van [eisers] betwist.
Ingevolge het tussenvonnis van 23 oktober 2014 heeft op 14 januari 2015 een comparitie van partijen plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen en (in het geval van [eisers] kantoorgenoot van) hun gemachtigden. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
Vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1
[eisers] waren eigenaren van de woning staande en gelegen aan [adres]. Zij hebben deze woning op 17 oktober 2013 middels koopakte verkocht aan[gedaagden] voor een bedrag van € 165.000.
1.2
In de koopovereenkomst is onder artikel 16 een ontbindende voorwaarde opgenomen. Deze hield in dat[gedaagden] de ontbinding van de koopovereenkomst konden inroepen als zij er op 19 november 2013 niet in waren geslaagd om een passende hypothecaire lening te verkrijgen. Deze voorwaarde moest bij aangetekende brief uiterlijk worden ingeroepen op de eerste werkdag na 19 november 2013.
1.3
In artikel 21 van de koopovereenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de verkoop van de woning van[gedaagden] aan [adres]. Deze hield in dat[gedaagden] de ontbinding van de koopovereenkomst konden inroepen als zij er op 10 januari 2014 niet in waren geslaagd om hun eigen woning te verkopen voor een acceptabele prijs. Deze voorwaarde moest bij aangetekende brief uiterlijk worden ingeroepen op de eerste werkdag na 10 januari 2014.
1.4
In artikel 10 van de koopovereenkomst is een boetebeding opgenomen. Daarin is bepaald dat[gedaagden] bij tekortkoming en na ingebrekestelling aan[eisers] een boete verschuldigd zijn van € 16.500.
1.5
Op 14 januari 2014 is er telefonisch contact geweest tussen de makelaar van [eisers] en[gedaagden] Bij die gelegenheid hebben[gedaagden] onder meer te kennen gegeven in de veronderstelling te verkeren dat de termijn waarbinnen de ontbinding van de koopovereenkomst kon worden ingeroepen nog niet verstreken was. Tevens hebben zij gewag gemaakt van het feit dat hun woning nog niet was verkocht.
1.6
Bij brief van 21 februari 2014 hebben [eisers][gedaagden] in gebreke doen stellen. Laatstgenoemden hebben daaraan geen gevolg gegeven. Bij brief van 22 april 2014 hebben [eisers] de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
1.7
[eisers] hebben de woning in mei 2014 aan een andere koper verkocht voor € 165.000.

2.De standpunten van partijen

2.1
[eisers] hebben gesteld dat[gedaagden] hebben verzuimd om de ontbindende voorwaarde(n) in te roepen als gevolg waarvan deze thans de contractuele boete verschuldigd zijn. Daarnaast menen zij aanspraak te kunnen maken op de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2
[gedaagden] hebben betoogd dat zij de ontbindende voorwaarde onder artikel 21 van de koopovereenkomst in het telefoongesprek met de makelaar van [eisers] op 14 januari 2014 hebben ingeroepen. Zij waren in de veronderstelling dat zij nog tot en met 17 januari 2014 een beroep konden doen op die voorwaarde, omdat zij dat binnen een termijn van drie maanden mochten doen en zij het contract op 17 oktober 2013 hebben ondertekend.
2.3
[gedaagden] hebben tevens aangevoerd dat zij er financieel slecht voor staan aangezien hun inkomen gering is en de hypotheeklast op hun huidige woning hoger is dan de waarde van die woning. Zij menen dat er reden is voor matiging van de boete, te meer nu [eisers] uiteindelijk geen schade hebben geleden, aangezien de woning uiteindelijk voor dezelfde prijs is verkocht.
2.4
Waar nodig zal de kantonrechter de standpunten van partijen nader bespreken bij de beoordeling.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de kantonrechter kan als vaststaand worden aangenomen dat[gedaagden] de ontbindende voorwaarde(n) niet tijdig hebben ingeroepen. Op zijn vroegst hebben zij op 14 januari 2014, zij het onvolkomen, cryptisch en mondeling, aan de makelaar van [eisers] laten weten dat zij hun eigen woning niet hadden kunnen verkopen en dat is, gelet op het feit dat de fatale termijn verstreek op 11 januari 2014, hoe dan ook te laat.
3.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en mede in het licht van het feit dat [eisers][gedaagden] op de voorgeschreven wijze in gebreke hebben gesteld, zijn[gedaagden] de contractuele boete aan [eisers] verschuldigd geworden, zodat thans de vraag moet worden beantwoord of er termen aanwezig zijn om de contractuele op de voet van artikel 6: 94 lid 1 BW te matigen.
3.3
Ingevolge onder meer het arrest Intrahof/Bart Smit kan matiging slechts aan de orde zijn indien onverkorte toepassing van het boetebeding tot een
buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaatleidt. Terughoudendheid is derhalve geboden. Niettemin meent de kantonrechter dat matiging in casu op zijn plaats is. Daarbij heeft de kantonrechter het volgende in aanmerking genomen.
3.4
Om te beginnen hebben[gedaagden] de koopovereenkomst zonder bijstand van een eigen makelaar als consument/particulier gesloten.
3.5
Bovendien hebben partijen gebruik gemaakt van een NVM-koopakte (zijnde een model) waarin standaardboetebedingen zijn opgenomen, terwijl gesteld nog gebleken is dat partijen voorafgaand aan de ondertekening van de koopovereenkomst over de rechtsgevolgen van de boetebedingen hebben gesproken, laat staan dat zij daarover hebben onderhandeld. Het moet er daarom voor worden gehouden dat[gedaagden] zich onvoldoende hebben gerealiseerd welke verplichtingen zij daarmee op zich hadden genomen.
3.6
Vaststaat voorts dat [eisers] geen schade hebben geleden als gevolg van de tekortkoming van[gedaagden] Zij hebben de woning immers betrekkelijk snel na de ontbinding van de koopovereenkomst aan een derde kunnen verkopen voor dezelfde prijs als die welke met[gedaagden] was overeengekomen. Aldus is er sprake van een grote discrepantie tussen de gevorderde boete en de (niet geleden) schade.
3.7
Onweersproken is verder gebleven dat betaling van de gehele boete voor[gedaagden] zodanig ingrijpende financiële gevolgen zullen hebben dat deze niet meer in redelijke verhouding staan tot de doelen die met het boetebeding zijn nagestreefd, te weten schadefixatie en de aansporing tot nakoming.
3.8
Ten slotte overweegt de kantonrechter in dit verband dat[gedaagden] geen ernstige mate van verwijtbaarheid treft, waar zij, ten onrechte overigens, meenden dat de fatale termijn eindigde op 17 januari 2014 en zij reeds enkele dagen na het verstrijken van de rechtens geldende termijn aan de bel hebben getrokken.
3.9
Voormelde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, brengen de kantonrechter ertoe de boete te matigen tot een bedrag van € 3.500,00. De vordering zal tot dat bedrag, vermeerderd met de als zodanig niet betwiste wettelijke rente worden toegewezen. Daarnaast zal de niet betwiste vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten op de voet van artikel 6:96 lid 2 onder c BW gerelateerd aan het toe te wijzen bedrag worden toegewezen, nu deze voldoet aan de criteria als bedoeld in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
3.1
Als grotendeel in het ongelijk gestelde partijen zullen[gedaagden] in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt[gedaagden], des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen de somma van € 3.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 6 mei 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede tot betaling het bedrag van € 475,00 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt[gedaagden], des dat de één betalende de ander zal zijn gekweten, in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eisers] gevallen, welke kosten worden begroot op € 94,74 aan explootkosten, € 462,00 aan vastrecht en € 600,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Fokkema, kantonrechter, en op 18 februari 2015 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: af