ECLI:NL:RBNNE:2015:840

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
18.730037-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkoop en aflevering van een grote hoeveelheid hennep met medeplichtigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander heeft geprobeerd een grote partij hennep te verkopen en af te leveren. De verdachte is op 9 januari 2013 betrapt op het vervoeren van 44,340 kilogram hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 december 2012 tot en met 9 januari 2013, contact heeft onderhouden met verschillende personen om een hennepdeal te realiseren. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in het leggen van contacten en het maken van afspraken met potentiële afnemers. Tijdens de zitting op 5 februari 2015 heeft de verdachte verklaard dat hij betrokken was bij de hennephandel, maar dat hij slechts een bemiddelende rol had. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 282 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de hennepdeal en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 162 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730037-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 februari 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Gart, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 9 januari
2013, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, en elk geval
(elders) in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een (grote) hoeveelheid of hoeveelheden, in elk geval een
hoeveelheid of hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken,
met dat opzet (telefonisch en/of in persoon) contact heeft gezocht en/of
contact heeft onderhouden met een of meer perso(o)n(en)
en/of
(vervolgens) met een of meer van die perso(o)n(en) (een) afspra(a)k(en) heeft
gemaakt inzake de verkoop en/of afname en/of levering van een (grote)
hoeveelheid of hoeveelheden hennep,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en/of
verdachte toen en in elk geval op of omstreeks 9 januari 2013, aldaar,
opzettelijk heeft vervoerd (ongeveer) 44,340 kilogram hennep, (althans) een
hoeveelheid of hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep,
en/of
in elk geval tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 104,340 kilogram hennep,
althans een hoeveelheid of hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 282 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, waarbij verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen, ook als dit inhoudt een kortdurende inkijk bij Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke kliniek.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is verdachte samen met [persoon 1] gekomen tot de handel in hennep. Dat was het vooropgezette plan van beiden. Verdachte heeft contact gehad met een [tussenpersoon], die hem in contact heeft gebracht met mogelijke afnemers, namelijk [persoon 2] en [persoon 3]. Er is met hen telefonisch contact geweest, waarbij is gesproken over een afspraak om te komen tot verkoop en levering van hennep. Deze afspraken hebben plaatsgehad onder meer in de Mac Donalds te [plaats 1] en in een café in [plaats 2]. Deze ontmoetingen worden bevestigd door [persoon 4] en [persoon 5] die elk bij een afspraak aanwezig zijn geweest. Zij verklaren dat zij wisten dat het ging om de verkoop van hennep. Voorts hebben zij verklaard dat verdachte ook voor hen een partij hennep voor de verkoop heeft aangeboden. De contacten over en weer hebben geleid tot een ontmoeting aan [adres 1] te [plaats 2] waar [persoon 1] zijn hennep had opgeslagen. [persoon 1] is omgekomen bij een schietpartij in het schuurtje aan [adres 1] op het moment dat de overdracht zou plaatsvinden. Deze gebeurtenis wordt verdachte niet verweten. Verdachte heeft erkend dat hij hierna zakken met hennep in zijn bus heeft geladen en deze heeft vervoerd naar [adres 2] te [plaats 2] om de zakken over de schutting van de buurman van [persoon 1] te gooien. Het ging daarbij om een hoeveelheid van ongeveer 44 kilo hennep. De officier van justitie is van mening dat op grond van voornoemde omstandigheden, welke naar voren zijn gekomen uit de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot in vereniging met anderen verkopen en afleveren van een grote hoeveelheid hennep, het vervoeren van 44 kilo hennep, alsmede het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat geen sprake is geweest van medeplegen van een poging tot verkopen en afleveren van hennep. Verdachte heeft slechts een bemiddelende rol gehad in het geheel. Hij wist voor 9 januari 2013 niet eens om hoeveel hennep het ging. Verdachte zou slechts een klein gedeelte van de totale opbrengst uitbetaald krijgen, bij wijze van gunst voor zijn diensten. Ook blijkt niet dat verdachte een grote hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad. Alleen het vervoeren van de 16 zakken hennep kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank
Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 december 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3474) komt naar voren dat bij het vaststellen van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, rekening kan worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. Deze bijdrage kan zijn geleverd voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
In onderhavige zaak heeft verdachte contact opgenomen met [persoon 1], nadat [tussenpersoon] hem had laten weten geïnteresseerd te zijn in hennep. Verdachte wist dat [persoon 1] aan hennep kon komen. Vervolgens heeft verdachte samen met [persoon 1] de verkoop van een grote hoeveelheid hennep in gang gezet. Verdachte sprak op 2 januari 2013 af in de Mac Donalds te [plaats 1] met onder meer [tussenpersoon] en hij liet hem de henneptoppen zien, die hij van [persoon 1] had meegekregen. Daarna maakte verdachte een tweede maal een afspraak en wel op 7 januari 2013 om tot nadere afspraken te komen omtrent verkoop en levering. Dit keer waren hierbij aanwezig [persoon 2] en [persoon 3]. Ze hadden afgesproken in een café te [plaats 2], waarna verdachte hen meenam naar de woning van [persoon 1]. In de schuur liet [persoon 1] aan [persoon 2] en [persoon 3] zijn hennepmonsters zien. Uiteindelijk zou op 9 januari 2013 de hennepdeal plaatsvinden bij een woning aan [adres 1] te [plaats 2], een plek die was geregeld door [persoon 1]. Verdachte zou hierbij aanwezig zijn. Verdachte en [persoon 1] hadden afgesproken dat [persoon 1] de hennep zou gaan inladen en dat verdachte het geld zou tellen. Naderhand zou verdachte 100 euro per kilo uitbetaald krijgen van [persoon 1].
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde omstandigheden blijkt dat verdachtes handelen van dien aard is geweest dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking met [persoon 1] voor de verkoop en aflevering van de hennep. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte hierin een substantiële rol. Hij heeft de contacten met de kopers gelegd en onderhouden en is met hen tot afspraken gekomen. Hij nam ze mee naar de woning van [persoon 1] om de hennep te keuren en hij zou bij de uiteindelijke verkoop en aflevering aanwezig zijn. Verdachte en [persoon 1] hadden ook hierbij de taken verdeeld, waarbij de een de hennep zou inladen en de ander het geld zou tellen. Voorts zou verdachte meedelen in de opbrengst. De rechtbank is van oordeel dat verdachte aldus een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de ten laste gelegde hennepdeal. De onder 1. ten laste gelegde poging tot verkoop en aflevering van een grote hoeveelheid hennep in vereniging met een ander acht de rechtbank derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het vervoer van de 44,340 kilogram hennep is de rechtbank -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Voor wat betreft het ten laste gelegde bezit van ruim 104 kilogram hennep overweegt de rechtbank in de eerste plaats dat dit onderdeel -gezien de redactie van de tenlastelegging- subsidiair ten laste is gelegd, zodat de rechtbank aan een beoordeling niet toe hoeft te komen. Het is dan ook ten overvloede dat de rechtbank opmerkt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat [persoon 1] in het bezit was van de partij hennep en dat verdachte hierover niet kon beschikken en naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 5 februari 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[persoon 6], een bekende van mij, vroeg of ik nog handel wist. Hij doelde daarmee op hennep. Ik heb toen [persoon 1] gevraagd of hij nog wat had. Ik had gehoord dat hij hennep had. [persoon 1] liet weten dat hij wel wat had en dat heb ik doorgegeven. Het klopt dat dit in december 2012 was. Ik wist dat [persoon 6] samenwerkte met [tussenpersoon]. De voorzitter houdt mij voor dat ik op 2 januari 2013 had afgesproken in de Mac Donalds in [plaats 1]. Dit klopt, dit was met [persoon 4] en [tussenpersoon] en nog iemand die hij had meegebracht. Ik had een henneptop meegekregen van [persoon 1]. De voorzitter noemt dat de volgende afspraak op 7 januari 2013 was en dat hierbij [persoon 2] en [persoon 3] aanwezig waren. Dat klopt; [tussenpersoon] kon niet komen. We zijn naar [persoon 1] zijn huis gegaan. Hij had thuis een monster. Ik ben buiten blijven staan en [persoon 1] was met [persoon 2] en [persoon 3] in de schuur. Ik wist dat het om wiet ging. Het was allemaal buitenwiet. De voorzitter noemt dat dan de volgende afspraak op 9 januari 2013 was. Dat klopt, ik ben naar [persoon 1] gereden naar [adres 1] te [plaats 2]. Hij wilde dat ik erbij zou zijn. [persoon 2] en [persoon 3] waren eerder gekomen dan afgesproken. Voor de schuur hoorde ik schoten en toen ben ik gevlucht. Daarna ben ik teruggegaan. [persoon 1] zei toen dat de bende weg moest. Ik meende dat hij hiermee de hennep bedoelde. Ik heb zakken met hennep van [persoon 1] naar de buurman van [persoon 1] gereden aan [adres 2] en daar over de schutting gegooid. De voorzitter noemt zestien zakken. Dat zou kunnen. De voorzitter noemt dat uit de stukken blijkt dat ik 237 keer telefonisch contact heb gehad met [bijnaam 1], [tussenpersoon]. Op de avond van 8 januari 2013 heeft hij me veel berichten gestuurd. We hadden intensief contact. De voorzitter noemt dat ik 137 keer telefonisch contact heb gehad met [persoon 2], [bijnaam 2], en [persoon 3], [bijnaam 3]. Dat kan, als je een paar keer heen en weer sms't, gaat het hard. Ik wist dat het bij [persoon 1] ging om een grote hoeveelheid hennep. [persoon 1] zou me 100 euro per kilo uitbetalen. Verder had [persoon 1] gezegd dat wanneer de deal gesloten werd, ik het geld zou tellen met de jongens en [persoon 1] zou de wiet inladen.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2013003508-PV-003-06, gesloten op 21 mei 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02TGO13001-V-11-04, d.d. 26 januari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 2], pagina 175 e.v:
H: Over wie hebben we het?
M: Over [bijnaam 4], [verdachte] volgens mij. Als u het goed vindt noem ik hem [bijnaam 4].
Die andere jongen die met me was, noem ik X.
J: Hoe heet hij dan?
M: [voornaam].
M: het ging om honderd en wat kilo maar [bijnaam 4] zei een dag van tevoren of twee dagen van te voren, dat weet ik niet precies, neem maar wat extra geld mee, want ik krijg nog meer spul.
M: We gingen daar naartoe om wiet te kopen, dat klopt. Vijftig euro per kilo. Ik zou vijftig per kilo krijgen en die jongen zou vijftig per kilo krijgen. Meneer X ja. Dat is dan wel te regelen als het iets meer zou zijn en eeh dat we op zes zevenduizend euro zouden komen.
H: Per persoon.
M: ja
H: Jullie zijn de 7e en 8e januari ook al in [plaats 2] geweest.
M: Klopt
H: En toen was [bijnaam 4] er ook bij
M: Klopt, en nog meerdere mensen.
H: Maandag de 7e hebben jullie [bijnaam 4] getroffen
M: Klopt, in [plaats 2] ergens. Het ging over de wiet en over de prijs.
Hij wist het niet. Sommige dingen wist ie niet zeker. Sommige dingen moest ie bespreken. Sommige dingen moest ie met iemand anders bespreken. Daar ging het om. Het ging over de wiet. We zijn naar een huis gegaan. Ik en X zijn achter [bijnaam 4] aangereden. Hij zei: volg mij maar.
Daar heb ik de man met de rode Golf getroffen, het latere slachtoffer. Daar was nog een andere jongen en nog een andere jongen. Er wordt een zak opengetrokken. Helemaal omgekieperd. Rustig aan. Beetje allemaal. Geen probleem. Hier iedereen kent mij. Hij pakte een paar topjes. Ik zei, kan ik een topje meenemen. Hij zei, ja hoor. Neem maar zoveel je wilt. Ik pakte een paar topjes om dat te laten zien aan degene voor wie ik de aankoop deed. We zeiden tegen mekaar, we houden contact. De prijs is tot het laatste moment een beetje vaag gebleven. Hij zei dat hij honderd en wat kilo had. Honderdtien honderdtwintig kilo. Het was buitenwiet.
H: Wie voerde de boventoon in die besprekingen?
M: [bijnaam 4]. De man met de rode Golf hield zich wat afzijdig, maar je kon wel een beetje zien en opmerken dat hij de eigenaar van de spullen was. Tenminste zo deed hij zich voor.
H: Je ging met een behoorlijk bedrag die kant op. Om welk bedrag ging het?
M: Driehonderdduizend euro. Die dag zou de precieze prijs worden afgesproken. Toen we weggingen de dag daarvoor zou hij nog kijken of hij de prijs nog een beetje kon drukken.
H: De negende januari zelf kun je voor ons beschrijven hoe het een en ander gaat om het maken van afspraken en tijdstippen waarop jullie elkaar zouden treffen, hoe is dat verlopen die dag?
M: Telefonisch. Per sms of bellen. Dat weet ik niet meer. Met [bijnaam 4]. Er zijn verschillende plekken afgesproken. Kijk dat u over de dag dus voor de dag dat het incident plaatsvond hebben wij een adres volgens mij doorgekregen.
H: Er wordt dus op enig moment vanuit welke plaats dan ook aangevangen met de rijrichting [plaats 2]. En dat gebeurt aan de hand van een kennelijk van te voren afgesproken tijdstip?
M: Ja.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2013003508 V-012-03, d.d. 27 maart 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [tussenpersoon], pagina 979 e.v.:
V: Waar ken je [verdachte] van.
A: Via [voornaam 2]. Of hij heeft mij gebeld of ik heb hem gebeld. We hebben elkaar twee keer over de telefoon gesproken en daarna hebben we elkaar gezien bij de Mc Donalds. De rest was via sms. Als ik met hem contact heb dan gaat dat over wiet.
V: Wanneer heb je [verdachte] voor het laatst gezien?
A: Bij onze ontmoeting bij de Mc Donalds in [plaats 1] op 2 januari 2013.
V: Op 29 december 2012 stuur je het volgende sms-bericht naar [verdachte]: als we mekaar morgen zien kan je de foto van internet halen en meenemen duidelijke. Wat bedoel je hiermee?
A: Ik bedoel daarmee een monstertje.
V: Volgens [verdachte] bedoel je hiermee een henneptop.
A: Dat klopt.
V: Wie heb je nog meer naar [verdachte] gestuurd?
A: De man/jongen uit [plaats 3]. Ik heb deze mannen alleen met elkaar in contact gebracht.
V: Jij sms't naar [verdachte] op 5 januari 2013 het volgende: bubbel gewoon 8 pak ik ook van hun ok. paars 21?
Waar gaat dit over?
A: 21 is misschien de prijs. Het kan ook aantal zijn.
V: Volgens [verdachte] bedoel je met 21, 2100 euro.
A: Het zou een bedrag kunnen zijn.
V: Wat weet jij van [persoon 4]?
A: Eigenlijk niets.
V: Wat was de rol van hem tijdens jullie ontmoeting in [plaats 1]?
A: [persoon 4] had het ook over wiet. Het enige contact wat ik met [persoon 4] heb gehad was bij de Mc Donalds.
2.3
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 02TGO13001-FTOAH-017, d.d. 17 januari 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, pagina 142 e.v.:
De door [naam medewerker], medewerker politie Noord Nederland, over verpakte zakken met hennep die door hem waren aangetroffen op de locatie [adres 2] te [plaats 2], zijn door mij, [verbalisant], op 17 januari 2013 in het bureau van politie locatie A7 te Drachten bemonsterd en bewaarmerkt.
Uit de serie van 16 zakken op adres [adres 2] te [plaats 2]. Het totaalgewicht van de in de sealbags aangetroffen gedroogde henneptoppen betreft 44,340 kg.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 1 december 2012 tot en met 9 januari 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Ooststellingwerf, en elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
te verkopen en af te leveren, met dat opzet telefonisch en in persoon contact heeft gezocht en
contact heeft onderhouden met personen en vervolgens met die personen een afspraak heeft gemaakt inzake de verkoop en afname en levering van een grote hoeveelheid hennep, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
en
verdachte toen op 9 januari 2013, aldaar, opzettelijk heeft vervoerd 44,340 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het verkopen en afleveren:
Poging tot medeplegen van de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het vervoeren:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van reclassering Nederland d.d. 19 februari 2013, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 januari 2015, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander geprobeerd een grote partij hennep te verkopen en af te leveren. Hij heeft daartoe contacten gelegd en afspraken gemaakt met beoogde afnemers. Verdachte heeft hierbij kennelijk uit louter financieel gewin gehandeld. Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Dat dit laatste niet onderschat moet worden, heeft verdachte zelf aan den lijve ondervonden. De deal is vreselijk uit de hand gelopen en er is een dode bij gevallen, te weten zijn compagnon. Verdachte heeft vastgezeten op verdenking van de moord/doodslag op deze persoon, maar zal hier verder niet voor vervolgd worden.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte vooral zijn geringe rol in onderhavige zaak wil benadrukken, namelijk die van bemiddelaar tussen de verschillende partijen. Het ontbreekt hem aan voldoende zelf- en delictinzicht om te zien dat zonder hem deze transactie niet had plaatsgevonden. Voorts wordt opgemerkt door de rapporteur dat de preventieve werking die uitgaat van zijn angst om weer voor een soortgelijk vergrijp met justitie in aanraking te komen dermate groot is, dat de kans op recidive als laag gemiddeld wordt ingeschat. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van drie jaren en reclasseringstoezicht. Voorts heeft hij een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis geëist. De rechtbank zal evenals de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest aan verdachte opleggen. Bij de bepaling van de hoogte van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de werkstraf weegt de rechtbank mee dat verdachte is aangemerkt als verdachte in de zaak van de moord/doodslag op zijn compagnon en daarvoor zes weken in beperkingen heeft vastgezeten. Verdachte heeft hierdoor in zijn persoonlijk leven -nog afgezien van het verlies van zijn compagnon met wie hij bevriend was- de nodige nadelige gevolgen ondervonden. Nu de rechtbank uiteindelijk tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, acht zij een straf van een kortere duur dan gevorderd -zowel voor wat betreft de voorwaardelijke gevangenisstraf als de taakstraf- passend en geboden. Er is geen recent reclasseringsrapport opgemaakt en de rechtbank ziet niet langer de noodzaak voor het opleggen van een toezicht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 162 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2015.
Mr. Tuinstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Gosselaar
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730037-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 5 februari 2015
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, en
mr. L.S. Gosselaar, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. H.J. Mous.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. F.H. Gart, advocaat te Leeuwarden.
…..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 19 februari 2015 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.